ECLI:NL:TADRARL:2017:127 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-174

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:127
Datum uitspraak: 01-05-2017
Datum publicatie: 26-07-2017
Zaaknummer(s): 17-174
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing: de voorzitter kan niet vaststellen dat verweerders klaagster niet naar behoren hebben bijgestaan. Niet is gebleken van het opzettelijk doen mislukken van de hogerberoepzaak door toedoen van verweerders of dat sprake is geweest van onjuiste of onvolledige informatieverstrekking aan het gerechtshof door verweerders. Klacht kennelijk ongegrond.  

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 1 mei 2017

in de zaak 17-174

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

verweerster

tezamen ook te noemen: verweerders

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 21 februari 2017 met kenmerk 16-0095/FH/SD, door de raad ontvangen op 22 februari 2017.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klaagster heeft verweerster, daarin bijgestaan door verweerder, verzocht om haar als (negende) opvolgend advocaat bij te staan in de hogerberoepprocedure om haar zoon weer thuisgeplaatst te krijgen en de ontheffing uit het ouderlijk gezag van klaagster ongedaan te maken. Deze zaak, die speelde in de jaren 2014-2015, is inmiddels gesloten.

1.2    Op 19 augustus 2014 heeft het gerechtshof in verband met het ingestelde hoger beroep aan verweerster verzocht om alle processtukken in eerste aanleg toe te sturen. Verweerders hebben de bij de vorige advocaat van klaagster opgevraagde en alle overige ontvangen relevante stukken op 1 oktober 2014 per V6-formulier bij het gerechtshof ingediend.

1.3    Op [….] heeft een mondelinge behandeling bij het gerechtshof plaatsgevonden betreffende de uithuisplaatsing van de zoon van klaagster tezamen met de behandeling van de ontheffing van klaagster uit het ouderlijk gezag over haar zoon. Klaagster is daarin bijgestaan door verweerder. Bij beschikking van [….] heeft het gerechtshof de verzoeken van klaagster afgewezen en de bestreden beschikking bekrachtigd.

1.4    Per e-mail van 28 november 2014 heeft verweerster aan klaagster, op haar verzoek, de stukken die op 1 oktober 2014 door haar bij het gerechtshof zijn ingediend, doorgestuurd.

1.5    In reactie daarop heeft klaagster per e-mail van 4 december 2014 aan verweerster laten weten dat zij bij de stukken niet het aanvullende beroepschrift heeft aangetroffen, terwijl dat volgens verweerder ook op 1 oktober 2014 naar het gerechtshof zou zijn toegestuurd. Daarnaast vraagt klaagster zich af waarom verweerster haar persoonlijke reactie op het raadsrapport vol met schrijffouten en emotie aan het gerechtshof heeft toegestuurd.

1.6    Per e-mail van 11 december 2014 heeft verweerster aan klaagster laten weten dat geen aanvullend beroepschrift is ingediend maar een zeer uitgebreid appelschrift, met haar medeweten, dat klaagster ondanks verzoeken daartoe geen telefonisch contact met verweerster heeft opgenomen en tot slot, dat de bijstand van verweerders werd gestopt nu de cassatieprocedure is overgenomen door een andere advocaat.

1.7    Bij brief van 28 maart 2016 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerders.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    haar rechtszaak opzettelijk te laten falen door, zonder medeweten van klaagster, onjuiste informatie aan het gerechtshof toe te sturen, waardoor verweerders zijn tekortgeschoten in hun dienstverlening jegens klaagster;

b)    op de door klaagster zowel telefonisch als per e-mail gestelde vragen en verzoeken om uitleg pas laat en onduidelijk te reageren.

3    VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerders bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en b)

4.1    De klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zullen worden beoordeeld aan de hand van de hierna te noemen maatstaf.

4.2    In deze zaak staat centraal of verweerders de hogerberoepprocedure in verband met de door klaagster gewenste thuisplaatsing van haar zoon hebben behandeld met voldoende zorg ten opzichte van de belangen van klaagster, als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Daarbij neemt de voorzitter het volgende in aanmerking.

4.3    De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

4.4    Op basis van de overgelegde stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerders klaagster niet naar behoren hebben bijgestaan. Niet is gebleken van het opzettelijk doen mislukken van de hogerberoepzaak door toedoen van verweerders. Daartoe heeft klaagster haar verwijt met onvoldoende concrete feiten onderbouwd. Evenmin is gebleken dat sprake is geweest van onjuiste of onvolledige informatieverstrekking aan het gerechtshof door verweerders. In dat kader hebben verweerders aangevoerd dat zij na daartoe door het gerechtshof gedaan verzoek per brief van 19 augustus 2014 als belangenbehartiger van klaagster alle processtukken uit de eerste aanleg dienden aan te leveren. Dat hebben zij ook als zodanig gedaan, met medeweten van klaagster, evenals de indiening van een uitgebreid beroepsschrift. Anders dan klaagster stelt, kan niet worden afgeleid uit de beschikking van het gerechtshof van [….] dat verweerders toerekenbaar zijn tekortgeschoten.  

4.5    Uit de vaststaande feiten volgt naar het oordeel van de voorzitter evenmin dat verweerders traag of onvoldoende duidelijk antwoord hebben gegeven op vragen van klaagsters, gezien de reacties zoals verweerders die (onweersproken) hebben omschreven in hun verweer, daarbij verwijzend naar diverse e-mails aan klaagster en pogingen om telefonisch contact met klaagster te krijgen.

4.6    Op grond van het vorenstaande is de voorzitter van oordeel dat verweerders voldoende zorgvuldig de belangen van klaagster hebben behartigd. Nu van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen dan ook geen sprake is, zal de voorzitter beide klachtonderdelen dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.A. Steenbergen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 1 mei 2017.

griffier                                voorzitter

Verzonden d.d. 3 mei 2017.