ECLI:NL:TADRARL:2017:126 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-176

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:126
Datum uitspraak: 15-05-2017
Datum publicatie: 25-07-2017
Zaaknummer(s): 17-176
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing: Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder de belangen van klaagster behartigd met de zorg die van hem als professioneel advocaat verwacht mocht worden. Verweerder heeft het voor klaagster belangrijke punt wél in de procedure en op deskundige wijze naar voren gebracht, waarbij het hem vrij stond om als verantwoordelijke voor de zaak (‘dominus litis’) daarbij zelf zijn woorden te kiezen. Klachtonderdelen kennelijk ongegrond. mededelingen van de griffier ter informatie:

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 15 mei 2017

in de zaak 17-176

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 27 februari 2017 met kenmerk 16-0205/AF/dr, door de raad ontvangen op 28 februari 2017.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerder heeft als derde opvolgend advocaat vanaf december 2015 aan klaagster rechtsbijstand verleend in de op dat moment reeds lopende procedure bij de rechtbank betreffende de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van klaagster met haar voormalige partner en met de afwikkeling daarvan.

1.2    In dat kader heeft verweerder klaagster onder meer bijgestaan tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank op [….].

1.3    Ondanks pogingen daartoe hebben diverse schikkingsonderhandelingen met de (advocaat van de) wederpartij niet geleid tot een oplossing van het geschil, zodat de rechtbank op [….] uitspraak heeft gedaan.

1.4    Klaagster heeft verweerder per e-mail van 7 juni 2016 verzocht om hoger beroep in te stellen. Verweerder heeft zich daartoe per e-mail van 9 juni 2016 bereid verklaard op voorwaarde dat klaagster eerst de openstaande declaraties aan hem zou betalen. Voorts heeft verweerder in deze e-mail aan klaagster laten weten ernstige twijfels te hebben over de kans van slagen van een procedure in hoger beroep, daarbij verwijzend naar eerdere gesprekken daarover met klaagster, die ook hebben plaatsgevonden in het kader van de gedane schikkingsvoorstellen.

1.5    Klaagster heeft daarna de door verweerder - coulancehalve - gematigde declaraties niet betaald. Een andere advocaat heeft namens klaagster hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van [….].

1.6    Bij brief van 27 juli 2016, door de deken ontvangen op 28 juli 2016, heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder jegens klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door een kwalitatief onvoldoende dienst te verlenen doordat:

a)    hij de suggesties en woorden van klaagster niet in de procedure heeft gebruikt, terwijl klaagster dat juist wilde;

b)    hij over onvoldoende vaardigheid bleek te beschikken voor het voeren van schikkingsonderhandelingen in het belang van klaagster;

c)    hij een slecht resultaat uit de zaak heeft gehaald, omdat hij onvoldoende deskundig de belangen van klaagster heeft behartigd.

3    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

3.1    Verweerder stelt dat hij de door klaagster aan hem verstrekte opdracht zorgvuldig heeft uitgevoerd en betwist dat de kwaliteit van zijn werkzaamheden onvoldoende was. In de week voorafgaand aan de mondelinge behandeling op [….] heeft hij veelvuldig met klaagster gesproken, vaak in het bijzijn van haar partner. Daarbij zijn door verweerder, in aanwezigheid van een kantoorgenote, alle ins en outs van de zaak met klaagster besproken en is klaagster ook door hem gewezen op de in zijn ogen matige kans van slagen in de procedure, in het bijzonder wat betreft de niet-familierechtelijk getinte geschillen met de wederpartij. Ook in het kader van de schikkingsonderhandelingen hebben verweerder en klaagster veelvuldig alle aspecten van de zaak met elkaar doorgenomen en heeft verweerder voor zover relevant de visie van klaagster daarbij betrokken en in de procedure meegenomen. Verweerder geeft aan dat hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden zijn eigen verantwoordelijkheid had, waarbij hij op basis van eigen kennis en ervaring de belangen van klaagster naar beste behoren heeft behartigd zonder daarbij slechts als doorgeefluik van klaagster te hebben willen fungeren. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is geen sprake, aldus verweerder.

Ad klachtonderdeel b)

3.2    Verweerder bestrijdt dat hij over onvoldoende vaardigheden zou hebben beschikt om de schikkingsonderhandelingen in het belang van klaagster te voeren. Verweerder heeft de insteek van die onderhandelingen meermaals en uitvoerig met klaagster doorgenomen en aan haar toegelicht. Verweerder kan zich niet aan de indruk onttrekken dat niet de kwaliteit van zijn werkzaamheden ter discussie staat, maar dat klaagster met de verwijten in deze procedure probeert om zijn openstaande declaraties niet te hoeven betalen. Daarin gaat verweerder niet mee. 

Ad klachtonderdeel c)

3.3    Verweerder begrijpt dat klaagster teleurgesteld is in de uitkomst van de procedure bij de rechtbank, maar daaruit volgt niet dat hij daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden, temeer daar klaagster haar verwijt onvoldoende met concrete feiten heeft onderbouwd. Verweerder stelt dat hij alle relevante onderwerpen en verweren aan de orde heeft gesteld en dat hem derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4    BEOORDELING

4.1    In deze zaak staat centraal of verweerder de afwikkeling van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van klaagster met haar ex-partner heeft behandeld met voldoende zorg ten opzichte van de belangen van klaagster, als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De voorzitter neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking.

4.2    De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en  kostenrisico - waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De voorzitter zal de drie klachtonderdelen, die zich voor gezamenlijke beoordeling lenen, aan deze maatstaf toetsen.

Ad klachtonderdelen a), b) en c)

4.3    De voorzitter stelt voorop dat het de taak van de advocaat is om de cliënt gedegen voorlichting te geven over de mogelijke scenario’s en in overleg met de cliënt te bepalen met welk beleid de behandeling van de zaak het beste is gediend. De advocaat moet zich ervan vergewissen of de cliënt alles goed heeft begrepen en of de cliënt de gevolgen van een en ander overziet. De cliënt kan de advocaat niet verantwoordelijk houden voor een negatieve afloop, maar er moet wel als het ware een ‘informed consent’ zijn; bewust zijn van de risico’s die aan bepaalde keuzes kleven.

4.4    Naar het oordeel van de voorzitter is uit de stukken niet gebleken dat de werkzaamheden van verweerder niet aan de daaraan in redelijkheid te stellen kwaliteitseisen hebben voldaan. Verweerder heeft het voor klaagster belangrijke punt van de stamrecht BV wél in de procedure en op deskundige wijze naar voren gebracht, waarbij het hem vrij stond om als verantwoordelijke voor de zaak (‘dominus litis’) daarbij zelf zijn woorden te kiezen. Dat klaagster daardoor is geschaad in haar belangen, is niet aannemelijk; daartoe heeft klaagster onvoldoende gesteld.

4.5    De verdere verwijten van klaagster dat verweerder over onvoldoende vaardigheden zou beschikken voor het voeren van schikkingsonderhandelingen en dat hij onvoldoende professioneel/ deskundig is geweest gelet op het negatieve resultaat voor klaagster, zijn algemeen gesteld en niet met concrete feiten onderbouwd. Daarbij is van belang dat verweerder uitvoerig heeft uiteengezet hoe hij in samenspraak met klaagster bepaalde keuzes in de procedure heeft gemaakt en met welke inzet hij de onderhandelingen namens klaagster heeft gevoerd. Dat verweerder onvoldoende deskundig en bekwaam rechtsbijstand heeft verleend aan klaagster en onvoldoende haar belangen behartigd, heeft de voorzitter dan ook niet kunnen vaststellen.

4.6    Op grond van het vorenstaande is de voorzitter dan ook van oordeel dat verweerder de belangen van klaagster heeft behartigd met de zorg die van hem als professioneel advocaat verwacht mocht worden. Nu van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen dan ook geen sprake is, zal de voorzitter alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 15 mei 2017.

griffier                                                                     voorzitter

Verzonden d.d. 15 mei 2017.