ECLI:NL:TADRARL:2017:124 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-1025

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:124
Datum uitspraak: 22-05-2017
Datum publicatie: 25-07-2015
Zaaknummer(s): 16-1025
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager is in een civiele procedure bijgestaan door mr. Z. Verweerder was vanaf 2004 de advocaat (van de verzekeraar) van de wederpartij.  Klager is daarbij in het ongelijk gesteld. In de tuchtprocedure van klager jegens mr. Z. is diens tekortschieten komen vast te staan.  In de daarop gevolgde civiele procedure heeft verweerder mr. Z, op verzoek van diens beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar, bijgestaan. Die vorderingen van klager zijn grotendeels afgewezen. De raad verklaart klager in alle klachtonderdelen, met toepassing van art.46g lid 1 sub a Advocatenwet, niet-ontvankelijk. Verjaring. Geen verschoonbare termijnoverschrijding.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 22 mei 2017

in de zaak 16-1025

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 21 maart 2016, ontvangen op 25 maart 2016, aangevuld bij brieven van 4 april 2016, 1 mei 2016, een ongedateerde brief ontvangen op 4 mei 2016, een brief van 4 mei 2016, een faxbericht van 16 mei 2016, een brief van 18 juni 2016, een ongedateerde brief ontvangen op 15 juli 2016 en een brief van 2 augustus 2016, heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 1 november 2016 met kenmerk K 16/50, door de raad ontvangen op 2 november 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 maart 2017 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door de heer Martens, en verweerder, bijgestaan door mr. [X], kantoorgenoot. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. De  pleitaantekeningen van beide partijen zijn aangehecht.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief d.d. 24 februari 2017 van klager, met bijlagen, ter griffie ontvangen op 24 februari 2017;

-    een faxbericht d.d. 9 maart 2017 van verweerder, met bijlagen, ter griffie ingekomen op dezelfde datum.

-    een faxbericht gedateerd 11 maart 2017 van klager, ter griffie ingekomen op 10 maart 2017. 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klager pachtte van de heer Van D. een stuk tuinland. In 2003 heeft klager Van D. aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade, onder meer schade aan/ diefstal van gewassen.

2.2    Mr. [Z] heeft in de daaropvolgende procedure de belangen van klager behartigd. Verweerder heeft vanaf 2004 de belangen van de verzekeraar (AMEV, thans ASR) van Van D. behartigd. Bij vonnis van [….] heeft de rechtbank Roermond de vordering van klager afgewezen. Klager heeft geen hoger beroep ingesteld.

2.3    Klager heeft vervolgens een klacht ingediend tegen zijn eigen advocaat, mr. [Z]. Bij uitspraak van [….] heeft het Hof van Discipline geoordeeld dat mr. [Z] is tekortgeschoten in de behartiging van de belangen van klager.

2.4    Klager heeft mr. [Z] in een civiele procedure betrokken met een dagvaarding van 6 april 2011 waarin hij schade vordert van mr. [Z] in verband met zijn voormeld tekortschieten. Verweerder heeft, op verzoek van diens verzekeraar (AMEV, thans ASR), mr. [Z] in de beroepsaansprakelijkheidsprocedure bijgestaan.

2.5    Bij tussenvonnis van [….] heeft de rechtbank Amsterdam een comparitie van partijen gelast op [….]. Klager en mr. [Z], bijgestaan door verweerder waren daarbij aanwezig.

2.6    Bij eindvonnis van [….] heeft de rechtbank Amsterdam de vorderingen van klager grotendeels toegewezen. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van [….] het vonnis van de rechtbank Amsterdam vernietigd en de vorderingen van klager grotendeels afgewezen. Tegen dit arrest is geen cassatie ingesteld.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    in nauwe samenwerking met mr. [Z] de betrokken rechters in dwaling te hebben gebracht door feiten te verzwijgen dan wel te vervalsen, met het doel om de belangen van de wederpartij van klager te beschermen;

b)    zich in de aansprakelijkheidsprocedure tegen mr. [Z] schuldig te hebben gemaakt aan smaad en laster omdat verweerder tijdens de eerste zitting bij het gerechtshof op [….] in strijd met de waarheid heeft beweerd dat klager de rechter in Roermond zou hebben bedreigd;

c)    in de aansprakelijkheidsprocedure die klager tegen mr. [Z] heeft aangespannen als diens raadsman op te treden, waaruit de nauwe samenwerkingsrelatie tussen beide advocaten blijkt.

4    VERWEER

4.1    Als primair verweer voert verweerder aan dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht wegens tijdsverloop. Volgens verweerder had klager zijn klacht moeten indienen binnen drie jaren nadat hij heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het vermeende tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder. In ieder geval vanaf  6 april 2011, vanaf de dagvaarding in eerste aanleg, was klager ermee bekend dat verweerder als behandelend advocaat voor mr. [Z] ging optreden. Verweerder heeft zich toen als advocaat gesteld, althans met tussenkomst van zijn kantoorgenoot mr. [K], en is daarna als behandelend advocaat gaan optreden in die zaak, in eerste aanleg en in hoger beroep. Klager of zijn advocaat hebben zich daarover toen niet beklaagd. Klager heeft zich pas op  25 maart 2016, ruim vijf jaar later, bij de deken beklaagd over verweerder, waarmee de klacht is verjaard.

4.2    Voor zover klager wel wordt ontvangen in zijn klachten, voert verweerder gemotiveerd verweer als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

4.3    Verweerder bestrijdt dat hij in zijn hoedanigheid van advocaat van de verzekeraar van Van D. in die tijd met mr. [Z], die als advocaat van klager optrad, heeft samengewerkt of samengespannen en de betrokken rechters heeft geprobeerd te misleiden, alles in het belang van Van D. Verweerder heeft gehandeld binnen de grenzen die hem toekwamen om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem goed dunkte. Voor het handelen of nalaten van mr. [Z] en de door hem toegepaste processtrategie is verweerder niet verantwoordelijk.

Ad klachtonderdeel b)

4.4    Verweerder stelt voorop dat geen mondelinge behandeling bij het gerechtshof Amsterdam heeft plaatsgevonden, zodat hij vermoedt dat klager zijn verwijt over smaad en laster door verweerder baseert op hetgeen naar de mening van klager is voorgevallen tijdens de comparitie van partijen die op [….] bij de rechtbank in Amsterdam heeft plaatsgevonden. Verweerder betwist, voor zover hij zich dat nog herinnert, dat hij zich toen grievend over klager heeft uitgelaten. Voor zover verweerder tijdens die zitting een opmerking heeft gemaakt over een bedreiging van klager van een rechter tijdens een eerdere zitting in Roermond, dan was dat een terechte opmerking omdat klager de bedreiging, het ging om de bedreiging om de auto van de rechter te bekrassen, destijds ook zo heeft geuit. Van smaad of laster of tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook geen sprake geweest.

Ad klachtonderdeel c)

4.5    Op verzoek van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van mr. [Z] is èn mocht verweerder in de aansprakelijkheidsprocedure van klager de belangen van mr. [Z] behartigen. Omdat hij als advocaat voor AMEV destijds de belangen van Van D. had behartigd, was het voor AMEV praktisch en efficiënt, dat hij, wegens zijn bekendheid met het dossier, daarna de belangen van de door klager aangesproken mr. [Z] ging behartigen. Klager wist dat al vanaf de dagvaarding van 6 april 2011 en hij heeft zich daarover nimmer beklaagd.

5    BEOORDELING

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van klager

5.1    Verweerder heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn gehele klacht omdat hij de klacht te laat heeft ingediend bij de deken. De raad overweegt daartoe als volgt.

5.2    Op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter niet ontvankelijk verklaard indien (sub a) de klacht bij de deken wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. In lid 2 is bepaald dat niet-ontvankelijk verklaring op grond van het bepaalde in lid 1 achterwege blijft indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaartermijn bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van de klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. De raad zal aan de hand van deze maatstaf beoordelen of klager ontvankelijk is in zijn klachtonderdelen a) tot en met c).

Ad klachtonderdeel a)

5.3    Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de raad gebleken dat dit klachtonderdeel betrekking heeft op de periode vanaf 2004 tot en met de uitspraak van de rechtbank Roermond van [….] 2006 waarin verweerder de belangen van de verzekeraar van Van D. heeft behartigd. Dit klachtonderdeel is eerst op 25 maart 2016 door klager ingediend bij de deken. Nu niet is gesteld of gebleken dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding aan de zijde van klager, als hiervoor onder 5.2 is omschreven, is de raad van oordeel dat dit klachtonderdeel te laat is ingediend. Klager is dan ook niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel.

Ad klachtonderdeel b)

5.4    Ter zitting is de raad gebleken dat verweerder verweten wordt dat hij zich smadelijk/ lasterlijk over klager zou hebben uitgelaten tijdens de comparitie van partijen die op           [….] 2012 bij de rechtbank Amsterdam heeft plaatsgevonden en niet tijdens een mondelinge behandeling bij het gerechtshof Amsterdam, nu van een dergelijke behandeling geen sprake is geweest. Door de klacht eerst op 25 maart 2016 bij de deken in te dienen, derhalve buiten de hiervoor onder 5.2 genoemde termijn, is de raad van oordeel dat klager ook in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk is, nu ook niet is gesteld of gebleken dat van een verschoonbare termijnoverschrijding aan de zijde van klager sprake is.

Ad klachtonderdeel c)

5.5    Voor zover klager al niet vanaf 6 april 2011, vanaf de datum van dagvaarding in zijn beroepsaansprakelijkheidsprocedure jegens mr. [Z], op de hoogte had kunnen zijn van het feit dat verweerder diens belangen in die procedure behartigde, moet klager daarmee in elk geval bekend worden verondersteld vanaf de datum van de comparitie van partijen die op [….]2012 heeft plaatsgevonden bij de rechtbank Amsterdam. Tijdens die comparitie werden immers de belangen van mr. [Z] behartigd door verweerder. Dat een kantoorgenoot van verweerder, mr. [K], in de processtukken formeel als procesadvocaat is vermeld doet daar niet aan af. Klager heeft dit klachtonderdeel pas op  25 maart 2016 bij de deken ingediend, dus buiten de hiervoor onder 5.2. vermelde termijn van drie jaar.

5.6    Nu voorts van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verschoonbaar zou kunnen zijn dat dit klachtonderdeel buiten de termijn is ingediend, niet is gebleken, is de raad van oordeel dat ook dit klachtonderdeel op grond van artikel 46g lid 1 Advocatenwet niet-ontvankelijk is.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klager in klachtonderdelen a) tot en met c), met toepassing van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. H. Dulack en B.E.J.M. Tomlow, leden, en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van     22 mei 2017.

Griffier                                                    Voorzitter

Verzonden d.d. 22 mei 2017.