ECLI:NL:TADRARL:2017:120 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-854

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:120
Datum uitspraak: 12-06-2017
Datum publicatie: 24-07-2017
Zaaknummer(s): 16-854
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Klaagster is kennelijk niet-ontvankelijk in haar klacht jegens verweerster wegens ontbreken van een eigen persoonlijk belang bij de klacht. Beroep op artikel 21 Rv gaat niet op.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 12 juni 2017

in de zaak 16-854

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 21 november 2016 op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 28 mei 2016, aangevuld bij brieven van 23 juni 2016 en 11 juli 2016, heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 13 september 2016 met kenmerk K16/64, door de raad ontvangen op 14 september 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 21 november 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 22 november 2016 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 16 december 2016, door de raad ontvangen op 20 december 2016, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 mei 2017 in aanwezigheid van de gevolmachtigde van klaagster, de heer [naam], wonende te [plaats], alsmede verweerder. Met instemming van partijen is gelijktijdig een verzetzaak van de heer [naam] tegen verweerder behandeld, welke zaak bij de raad bekend is onder zaaknummer 16-855.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 16 december 2016. De raad heeft tevens kennisgenomen van de brief met bijlage van verweerder van 10 april 2017, door de raad ontvangen op 11 april 2017, alsmede van de brief met bijlagen van klaagster van 14 april 2017, zoals door de raad ontvangen op 18 april 2017.

2.    FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3.    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    klaagster dient te worden ontvangen in haar klacht:

a)    omdat zij belanghebbende is als erfgenaam in de nalatenschap waarbij de testamentair executeur als haar gevolmachtigde haar belangen behartigt. Daarom heeft klaagster er recht op en belang bij dat jegens haar gevolmachtigde geen bewust onware beschuldigingen worden gedaan, zoals verweerder dat heeft gedaan, en zodat klaagster niet met procedures en proceskosten  wordt geconfronteerd.

3.2    Het verzet en de klacht dienen op grond van artikel 21 Rv, welke rechtsregel van openbare orde is, alsnog gegrond te worden verklaard door de raad, nu de klacht ziet op het doen van beweringen door verweerder in zijn brief van 8 april 2016 aan de gemachtigde van klaagster in zijn hoedanigheid van executeur tegen beter weten in. Nu aldus vaststaat dat verweerder fraude/bedrog heeft gepleegd en te kwader trouw heeft gehandeld en tevens valsheid in geschrifte heeft gepleegd in het nadeel van klaagster, die belanghebbende is in de nalatenschap, dient hem dat tuchtrechtelijk te worden aangerekend.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

4.2    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, R.J.A. Dil, leden, en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van          12 juni 2017.

griffier                                       voorzitter

Verzonden d.d. 12 juni 2017.