ECLI:NL:TADRARL:2017:111 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-910

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:111
Datum uitspraak: 17-07-2017
Datum publicatie: 25-07-2017
Zaaknummer(s): 16-910
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Klacht voor wat betreft de gemaakte en door verweerder erkende beroepsfout gegrond. Klacht voor wat betreft het niet reageren op de aansprakelijkstelling van klager ongegrond nu vast is komen te staan dat verweerder wel heeft gereageerd. Geen maatregel.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 17 juli 2017

in de zaak 16-910

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 16 maart 2016 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten Breda Middelburg in het arrondissement Zeeland West-Brabant een klacht ingediend over verweerder. De klacht is onderzocht door de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant. Verweerder heeft zich nadien als advocaat gevestigd in het arrondissement Midden-Nederland.

1.2    Bij brief aan de raad van 22 september 2016 met kenmerk 16-0248/AF/sd, door de raad ontvangen op 28 september 2016, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 maart 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Verweerder heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure waarbij onder meer het verzoek van de voormalig echtgenote van klager tot het vaststellen van partneralimentatie aan de orde is gekomen.

2.2    In de (hoofd)procedure heeft verweerder op enig moment verzuimd (recente) financiële gegevens over te leggen van de draagkracht van klager. Het ontbreken van deze gegevens heeft blijkens de beslissing van de rechtbank op 1 februari 2016 invloed gehad op de (hoogte van de) door klager te betalen partneralimentatie.

2.3    Bij e-mailbericht van 7 maart 2016 heeft klager verweerder aansprakelijk gesteld.

2.4    Op 16 maart 2016 heeft klager zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant beklaagd over verweerder. In het kader van het nadien opgestarte dekenonderzoek heeft op 22 maart 2016 een gesprek plaatsgevonden tussen deze deken en verweerder.

2.5    In zijn schriftelijke verweer van 30 april 2016 heeft verweerder, bij nader inzien, erkend te hebben verzuimd de financiële gegevens van klager aan de rechtbank toe te sturen.

2.6    Bij brief van 1 augustus 2016 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant zijn standpunt op de klacht gegeven.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder een beroepsfout heeft gemaakt door in de hoofdzaak aan de rechtbank geen bewijs over te leggen van de draagkracht van klager waardoor er alsnog een alimentatieverplichting voor klager is ontstaan;

b)    verweerder niet heeft gereageerd op de aansprakelijkstelling van klager van 7 maart 2016.

4    VERWEER

4.1    Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerder bij de bespreking van de klachtonderdelen aan de orde.

5    BEOORDELING

5.1    De raad constateert dat het een klacht tegen de eigen advocaat betreft.

5.2    De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico –  waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Het handelen van verweerder zal aan deze norm worden getoetst.

Ad klachtonderdeel a)

5.3    Verweerder heeft erkend een beroepsfout te hebben gemaakt door in de hoofdzaak geen (recente) financiële gegevens van klager te hebben overgelegd waardoor een alimentatieverplichting voor klager is ontstaan van € 536,- per maand. Nu sprake is van een erkende beroepsfout door verweerder, staat vast dat verweerder niet heeft gehandeld zoals van een zorgvuldig handelend advocaat mag worden verwacht. De raad oordeelt klachtonderdeel a gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.4    Verweerder heeft betwist niet op de aansprakelijkstelling van klager van 7 maart 2016 te hebben gereageerd. Op basis van het klachtdossier constateert de raad dat verweerder op 9 maart 2016 per e-mailbericht inhoudelijk op de aansprakelijkstelling van klager heeft gereageerd. Weliswaar heeft verweerder zijn reactie eerst (om 22:28 uur) naar het oude e-mailadres van klager verzonden, maar kort daarna heeft verweerder (om 22:32 uur) zijn reactie alsnog – en zonder nadere toelichting – ‘geforward’ naar het juiste e-mailadres van klager. Klager heeft ter zitting bevestigd dat dit laatste e-mailadres inderdaad het juiste e-mailadres is. Verweerder heeft ter zitting nog toegelicht dat de bewuste e-mail in zijn verzonden items staat en dat hij geen melding heeft ontvangen dat zijn e-mailbericht niet bij klager bezorgd kon worden.

5.5    Naar het oordeel van de raad staat genoegzaam vast dat verweerder inhoudelijk op de aansprakelijkstelling van klager heeft gereageerd en dat deze reactie tijdig is verzonden. Dat klager het bericht van verweerder van 9 maart 2016 niet heeft ontvangen zoals hij heeft gesteld, is een omstandigheid die redelijkerwijs niet voor risico van verweerder dient te komen. In dat kader is van belang dat klager ter zitting heeft verklaard dat er op enig moment problemen waren met zijn e-mail en dat hij niet kan verklaren waarom het latere e-mailbericht van verweerder van 17 maart 2016 (in cc aan klager verzonden) wel bij de deken maar niet bij hem is aangekomen. Dat en waarom het e-mailbericht van verweerder van 9 maart 2016 klager niet heeft bereikt zoals klager heeft gesteld, is onduidelijk maar kan voor de beoordeling van dit klachtonderdeel in het midden blijven nu genoegzaam is komen vast te staan dat verweerder zijn bericht aan klager heeft verzonden en er voor verweerder geen redenen waren om te twijfelen aan de ontvangst van dit bericht.

5.6    Nu vaststaat dat verweerder tijdig en inhoudelijk op de aansprakelijkstelling van klager heeft gereageerd, is van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder op dit punt naar het oordeel van de raad geen sprake. Klachtonderdeel b is ongegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Voor de oplegging van een maatregel ziet de raad geen aanleiding om de navolgende redenen. Verweerder heeft zijn fout erkend en zijn excuses aangeboden, ook ter zitting bij de raad. Daarnaast heeft verweerder aan klager meermalen voorgesteld om de situatie glad te strijken in hoger beroep en klager daarbij tegemoet te komen in de kosten. Verweerder heeft dit voorstel gedaan tot het moment dat klager kenbaar heeft gemaakt dat hij van dit aanbod van verweerder geen gebruik wenste te maken. Bovendien heeft verweerder geen tuchtrechtelijke antecedenten. Oplegging van een maatregel moet daarom worden geacht thans geen redelijk (tuchtrechtelijk) doel te dienen.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klacht (deels) gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel a gegrond;

-    verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

-    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, A.T. Bolt, K.F. Leenhouts, A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juli 2017.

Griffier                                                                  Voorzitter

Verzonden d.d. 17 juli 2017