ECLI:NL:TADRARL:2016:85 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-448

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:85
Datum uitspraak: 07-03-2016
Datum publicatie: 13-07-2016
Zaaknummer(s): 15-448
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het verzet tegen de beslissing van de voorzitter wordt als ongegrond afgewezen.

Beslissing van de raad van discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 7 maart 2016

in de zaak 15-448

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 21 oktober 2015 op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 7 november 2014 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 30 september 2015 met kenmerk RvT 14-0329/TRC/ml, door de raad ontvangen op 1 oktober 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 21 oktober 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 29 oktober 2015 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 10 november 2015 door de raad ontvangen op 13 november 2016, heeft (de gemachtigde van) klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 januari 2016 waarbij klaagster, haar gemachtigde en verweerder, met kennisgeving vooraf, geen van allen zijn verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 10 november 2015.

2.    FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3.    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    Ten onrechte heeft de voorzitter overwogen ten aanzien van klachtonderdeel a) dat niet is komen vast te staan dat verweerder onwaarheid heeft gesproken terwijl uit de bewoordingen en houding van verweerder kon worden afgeleid dat hij zelf daarover twijfelde. Het is niet de aard van klaagster om personen te beledigen en zij betwist dat zij verweerder toen zou hebben beledigd.

3.2    Ten aanzien van klachtonderdeel c) stelt klaagster dat verweerder haar ten onrechte niet de brief heeft gezonden die hij aan de rechter heeft gezonden en waarin hij bovendien zonder afstemming met klaagster om vonnis heeft gevraagd. Die bewuste brief zou klaagster nog altijd wensen te ontvangen.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Ten aanzien van klachtonderdeel c) is voor de raad onduidelijk welke brief door verweerder aan de rechtbank zou zijn gezonden, zoals klaagster stelt. Verweerder heeft verklaard dat hij ter zitting de rechtbank heeft gevraagd om een beslissing te nemen over het openen van een rangregeling. Dat sprake was van een brief is de raad niet gebleken. Het stond verweerder bovendien vrij om dat verzoek aan de rechtbank te doen zonder overleg vooraf met klaagster, omdat in de procedure omtrent die rangregeling tussen klaagster en verweerder geen sprake was van een advocaat-cliënt verhouding.

4.2    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, F.L.M. Broeders, R.P.F. van der Mark, A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 maart 2016.

griffier    voorzitter