ECLI:NL:TADRARL:2016:80 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-217

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:80
Datum uitspraak: 25-01-2016
Datum publicatie: 11-07-2016
Zaaknummer(s): 15-217
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De voorzitter heeft op de juiste gronden overwogen dat van intimiderend gedrag door verweerster niet is gebleken en dat klaagster verweerster eenvoudig om nieuwe, leesbare, stukken had kunnen vragen als zij van mening was dat de haar toegezonden stukken onleesbaar waren. Verzet ongegrond.

Beslissing van 25 januari 2016

in de zaak 15-217

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 6 augustus 2015 op de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 26 januari 2015 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 21 juli 2015 met kenmerk 15-0047, door de raad ontvangen op 22 juli 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 6 augustus 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 augustus 2015 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 8 september 2015  door de raad ontvangen op 9 september 2015, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft de gronden van haar verzet aangevuld bij brief van 20 september 2015.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 november 2015. Bij brief van 5 november 2015 heeft klaagster de raad bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. In reactie daarop heeft verweerster de raad in haar brief van 12 november 2015 laten weten in dat geval ook niet ter zitting te zullen verschijnen. De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 2 september 2015 en de nadien ingekomen brief van klagers van 2 november 2015.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Klaagster verzet zich tegen een aantal feiten waarvan de voorzitter volgens haar is uitgegaan. Deze feiten betreffen echter niet de feiten die zijn weergegeven onder 1 van de beslissing. De raad zal daarom van de daar vermelde feiten uitgaan. Onder die feiten is vermeld dat verweerster een sommatiebrief heeft gezonden. Mogelijk gaat klaagster ervan uit dat de enkele vermelding daarvan betekent dat wordt uitgegaan van de juistheid van de inhoud daarvan. Die veronderstelling is, als blijkend uit de beslissing zelf, niet juist.

2.2    Klaagster verzet zich tegen de weergave door de voorzitter van de klacht. Het daartoe door haar gestelde is echter onbegrijpelijk, althans niet relevant. Het staat de voorzitter vrij om, zoals hij heeft gedaan, de klacht kort en zakelijk weer te geven. Van de onjuistheid van de weergave is niet gebleken. De raad gaat dan ook van die weergave uit, als zijnde juist.

3    VERZET

Het verzet is, kort en zakelijk, gericht tegen het oordeel van de voorzitter dat van intimiderend gedrag door verweerster niet is gebleken en dat, indien klaagster onleesbare stukken zou hebben gekregen, zij verweerster eenvoudig om nieuwe stukken had kunnen vragen. Klaagster wil dat haar verzet gegrond wordt verklaard en de klacht alsnog wordt toegewezen.

4    BEOORDELING

4.1    Hetgeen verweerster ter onderbouwing van haar verzet naar voren heeft gebracht is een herhaling van hetgeen de voorzitter in zijn beslissing heeft betrokken. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op de juiste gronden, en met een juiste en afdoende motivering kennelijk ongegrond bevonden. Daaraan kan niets worden toegevoegd.

4.2    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. H. Dulack, P.J.F.M. de Kerf, H.J.P. Robers en H.H. Tan, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2016.

Griffier            Voorzitter