ECLI:NL:TADRARL:2016:8 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 83/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:8
Datum uitspraak: 08-01-2016
Datum publicatie: 13-04-2016
Zaaknummer(s): 83/13
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Nog daargelaten dat van belangenverstrengeling geen sprake is – de belangen van verweerder en zijn cliënt liepen parallel – speelt dat alleen in de onderlinge verhouding tussen verweerder en zijn cliënt. Niet is gebleken dat verweerder bij behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van klaagster onnodig of onevenredig heeft geschaad. De onderlinge (financiële) afspraken tussen verweerder en zijn cliënt gaan klaagster niet aan. De raad verklaart de klacht ongegrond.

Beslissing van 8 januari 2016

in de zaak 83-13

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 11 juli 2013 met kenmerk 44/13/07, door de raad ontvangen op 12 juli 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 november 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken en van de in die brief genoemde bijlagen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klaagster was werkzaam bij S. B.V, waar ook de heer W. werkzaam was. In 2008 heeft de heer W., met behulp van een door klaagster verstrekte lening, aandelen verkregen in de holdingvennootschap van S. B.V.

2.2    Verweerder maakt - in privé - deel uit van een groep investeerders (hierna: de investeerders). De investeerders hebben in 2012 een investering overwogen in S. B.V., maar zijn omstreeks juli 2012 afgehaakt.  

2.3    Daarna zijn S. B.V. en haar groepsvennootschappen failliet gegaan. De investeerders zijn betrokken geweest bij de doorstart ervan. De heer W. is voor de doorgestarte vennootschap(pen) gaan werken.   

2.4    Tot juli 2012 heeft de heer W. afgelost op de lening van klaagster en rente betaald. Vanaf 1 augustus 2012 heeft hij niets meer betaald. Klaagster heeft daarna de lening bij de heer W. opgeëist via een deurwaarder. Nadat verweerder zich bekend had gemaakt als de advocaat van de heer W., is klaagster na inschakeling van een advocaat een juridische procedure tegen de heer W. gestart.  

2.5    Bij brief van 10 januari 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

sprake is van een verstrengeling van belangen.

3.2    Klaagster stelt in dit kader dat de heer W. bij de doorstart van de vennootschap(pen) onder meer heeft bedongen dat de investeerders diens resterende verplichtingen (uit hoofde van de lening) aan klaagster voor hun rekening zouden nemen. Indien de uitkomst van het juridische geschil zou zijn dat de heer W. de lening niet hoefde af te lossen aan klaagster, dan hoefden de investeerders - onder wie verweerder - ook niets voor hun rekening te nemen. Volgens klaagster kan en mag het niet zo zijn dat een advocaat - in dit geval verweerder - middels een zogenaamde cliënt - de heer W. - zijn eigen belang als investeerder dient.

3.3    Dat verweerder alleen zijn eigen belang voorop stelt blijkt volgens klaagster ook uit het feit dat de heer W. niets hoeft te betalen voor de rechtsbijstand van verweerder; dit veroorzaakt volgens klaagster een ongelijkwaardige situatie omdat klaagster zich genoodzaakt heeft gevoeld om een advocaat in te schakelen voor wie zij wel moet betalen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist gemotiveerd dat hij als advocaat van de wederpartij, de heer W.,  tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klaagster heeft gehandeld.

4.2    Volgens verweerder kan klaagster zich niet beroepen op de regel dat een advocaat het belang van de cliënt en niet zijn eigen belang bepalend dient te laten zijn voor de wijze waarop hij zijn zaken behandelt (vlg artikel 5 van de Gedragsregels), nu slechts de cliënt zich op die regel kan beroepen. Afgezien daarvan heeft verweerder steeds, ook in het geschil tussen klaagster en de heer W.,  de belangen van de heer W. voorop gesteld en niet zijn eigen belangen als investeerder.

4.3    Evenmin kan klaagster zich als niet-cliënte van verweerder beroepen op de regel dat een advocaat dient te vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar zouden kunnen komen (vgl. artikel 2 lid 1 van de Gedragsregels). Verweerder betwist ook overigens dat die normen op enig moment in gevaar zijn geweest.

4.4    Voorts stelt verweerder dat hij, gelet op zijn verplichting tot geheimhouding, geen uitspraken kan doen over de tussen hem en de heer W. gemaakte (financiële) afspraken. Dat klaagster kosten heeft gemaakt voor het inschakelen van een advocaat was haar eigen keuze, omdat verplichte rechtsbijstand - gelet op de hoogte van de vordering - niet nodig was.  

4.5    Tot slot merkt verweerder op dat tussen klaagster en de heer W. inmiddels een schikking is getroffen

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Allereerst stelt de raad vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat

a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij,       

b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel

c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.3    Klaagster heeft ter zitting toegelicht dat het haar specifiek gaat om de belangen-verstrengeling. Volgens haar had verweerder er zelf belang bij om de heer W. in de procedure bij te staan vanwege verweerders eigen belang als investeerder, wat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De raad volgt klaagster hier niet in. Nog daargelaten dat van belangenverstrengeling geen sprake was omdat de belangen van verweerder en de heer W. parallel liepen, ligt thans níet ter beoordeling voor of verweerder de belangen van zijn cliënt, de heer W., in toereikende mate heeft behartigd. Dat speelt in de onderlinge verhouding tussen verweerder en de heer W., evenals de vraag of door zijn handelen jegens de heer W. de vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar is gekomen of zal komen.

5.4    Feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat verweerder bij de behartiging van de belangen van de heer W. de belangen van klaagster onnodig of onevenredig heeft geschaad, zonder dat daarmee een redelijk doel werd gediend, zijn de raad niet gebleken. Met verweerder is de raad van oordeel dat de onderlinge (financiële) afspraken die hij met zijn cliënt heeft gemaakt, klaagster niet aangaan. Daarnaast was het de eigen keuze van klaagster om een advocaat in te schakelen in de procedure tegen de heer W. met alle kosten vandien. Daarvan kan verweerder echter geen verwijt worden gemaakt.

5.5    Op grond van het vorenstaande acht de raad het handelen van verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klaagster. De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.E.J. Kornet, M.J.J.M. van Roosmalen, E.H. de Vries, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 januari 2016.

griffier    voorzitter