ECLI:NL:TADRARL:2016:66 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-028

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:66
Datum uitspraak: 12-02-2016
Datum publicatie: 04-07-2016
Zaaknummer(s): 16-028
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De advocaat van de wederpartij van klager is naar het oordeel van de voorzitter voldoende zorgvuldig te werk gegaan en heeft daarbij de grenzen van zijn vrijheid niet overschreden. De voorzitter oordeelt de klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

Van 12 februari 2016

in de zaak 16-028

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 20 januari 2016 met kenmerk RvT 15-0269/TRC/ml, door de raad ontvangen op 21 januari 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken (1. tot en met 4.).

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager en zijn ex-partner hebben samengewoond en tijdens de samenwoning een woning gekocht waarvoor zij samen een financiering zijn aangegaan.

1.2    Klager en zijn ex-partner zijn uit elkaar gegaan, waarna een concept-akte van verdeling is opgesteld met daarin als uitgangspunt dat klager de woning zou overnemen. Deze concept-akte is niet getekend.

1.3    De ex-partner van klager heeft zich tot verweerder gewend voor advies over de concept-akte met betrekking tot de overdracht van de woning aan klager en in verband met vaststelling van kinderalimentatie.

1.4    De ex-partner van klager is, na een tijdelijk verblijf bij familie, met het minderjarige kind verhuisd naar een woning in [plaats].

1.5    Bij brief van 21 juli 2015, ingekomen bij de deken op 12 augustus 2015, heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    onnodige kosten te veroorzaken, door zijn cliënte te adviseren de helft van de hypotheeklasten niet langer te betalen. Klager is daardoor in financiële moeilijkheden gekomen omdat hij zijn belastingvoordeel mist;

b)    niet in te gaan op het verzoek van klager van het begin af aan om het geschil te bespreken en tot een vergelijk te komen;

c)    aan te sturen op een procedure om zichzelf te verrijken;

d)    feitelijke gegevens te verstrekken die onjuist zijn. Verweerder heeft zijn cliënte ten onrechte geadviseerd om haar deel van de hypotheeklasten niet langer te betalen, terwijl zij voor de helft eigenaar is. Voorts heeft verweerder zijn cliënte er - mogelijk welbewust ter voorkoming van een kort geding - niet op gewezen dat zij haar verhuizing, buiten de stad, aan klager zou moeten melden, noch heeft verweerder deze informatie zelf aan klager doorgegeven.

3    VERWEER

Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

ad klachtonderdeel a)

4.2    De voorzitter is van oordeel dat niet gebleken is dat verweerder de grenzen van de hem, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Volgens verweerder was vooralsnog voor zijn cliënte onduidelijk of klager de woning en hypotheek, met ontslag van zijn cliënte uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, financieel wel kon overnemen. De van klager meermalen daarover verzochte informatie bleef achterwege, zodat voor de cliënte van verweerder onduidelijk bleef wat er met de woning zou gaan gebeuren. Onder deze omstandigheden mocht verweerder, als partijdige belangenbehartiger, zijn cliënte na haar verhuizing naar eigen woonruimte met de bijbehorende kosten adviseren om haar bijdrage in de kosten van de woning van klager stop te zetten. Dat klager daardoor geen fiscaal voordeel meer heeft en schade lijdt is gemotiveerd betwist door verweerder en derhalve niet vast komen te staan. Nu verweerder geen verwijt kan worden gemaakt, is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdelen b) en c)

4.3    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.

4.4    Uit het klachtdossier blijkt genoegzaam dat verweerder in zijn correspondentie met klager heeft geprobeerd om met klager in contact te komen en zo mogelijk tot een oplossing te komen. Niet is gebleken dat verweerder de vrijheid die hem daarbij toekomt, heeft overschreden; daartoe heeft klager onvoldoende gesteld. Dat verweerder heeft aangestuurd op een procedure om zich zodoende te verrijken, is de voorzitter, bij gebreke van feiten en omstandigheden die dit klachtonderdeel onderbouwen, evenmin gebleken. Mitsdien ontbreekt voor het verwijt ten aanzien van deze klachtonderdelen een voldoende feitelijke grondslag. Ook deze klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel d)

4.5    Verweerder heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel gesteld dat hem niet bekend is of zijn cliënte haar nieuwe woonadres direct aan klager heeft doorgegeven, maar dat hij daarvan uit is gegaan. Dat verweerder hiermee als advocaat van de wederpartij onbehoorlijk heeft gehandeld is de voorzitter niet gebleken, nu klager kennelijk ook bekend was met het telefoonnummer en e-mailadres van zijn ex-partner bij wie hij haar adres had kunnen opvragen. Nu de overige verwijten van klager, tegenover de betwisting daarvan door verweerder, onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd, is de voorzitter van oordeel dat verweerder als advocaat van de wederpartij van klager voldoende zorgvuldig te werk is gegaan.  Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 12 februari 2016.

griffier    voorzitter