ECLI:NL:TADRARL:2016:53 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-485

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:53
Datum uitspraak: 30-05-2016
Datum publicatie: 23-06-2016
Zaaknummer(s): 15-485
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing. Verzet gegrond en klacht gegrond omdat voorzitter heeft miskend dat verweerder zich ervan had behoren te overtuigen dat zijn cliënt, die gedetineerd was, de uitspraak van de rechterlijke instantie (Raad van State) ook daadwerkelijk had ontvangen. Van belang omdat de cliënt de mogelijkheid moet hebben om binnen de daarvoor geldende termijn beroep in te stellen teen die beslissing. Het enkel verzenden van de beslissing naar het juiste adres is onvoldoende. Er is geen maatregel opgelegd.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 30 mei 2016

in de zaak 15-485

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 23 november 2015 op de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 4 april 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 22 oktober 2015 met kenmerk 51/15/041, door de raad ontvangen op 23 oktober 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 23 november 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 november 2015 is verzonden aan klager.

1.4    Bij ongedateerde brief, door de raad ontvangen op 15 december 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij aanvullende brief van 20 december 2015, door de raad ontvangen op 22 december 2015, heeft klager het verzet nader gemotiveerd.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 april 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het op 15 december 2015 ontvangen verzetschrift en het aanvullend verzetschrift van 20 december 2015.

2    FEITEN

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat

de voorzitter onvoldoende bij zijn oordeel heeft betrokken dat klager ten tijde van de uitspraak van de Raad van State van 18 november 2013  in de gevangenis zat en er van uit is gegaan dat verweerder correct heeft gehandeld. Verweerder heeft gesteld dat hij de beslissing op 25 november 2013 heeft verstuurd aan klager maar verweerder wist dat klager gedetineerd was en voor de ontvangst van stukken afhankelijk was van derden, omdat hij zijn post niet rechtstreeks ontving. Klager heeft de uitspraak maanden later ontvangen, toen er geen beroep meer tegen openstond.

4    VERWEER

4.1    Verweerder handhaaft zijn stelling dat hij de uitspraak wel heeft verstuurd en ook aan het juiste adres en op de juiste wijze. De brief met de uitspraak is niet aangetekend verstuurd. Een kopie van die brief bevindt zich bij de stukken. Bovendien had klager zelf inmiddels bij de Raad van State geïnformeerd naar de uitspraak en een reactie ontvangen. Verweerder had de zaak van een andere advocaat overgenomen.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt vast dat het verzet zich enkel richt tegen klachtonderdeel b, zodat klachtonderdeel a niet meer ter discussie staat. Ten aanzien van het verzet tegen klachtonderdeel b is de raad van oordeel dat het verzet gegrond is. Vaststaat dat verweerder ten tijde van de uitspraak van de Raad van State op 18 november 2013 gedetineerd was en de voor hem bestemde post niet rechtstreeks ontving. Voorts staat vast dat de uitspraak van belang was omdat eventueel beroep daartegen binnen een bepaalde termijn moest worden ingesteld. Naar het oordeel van de raad had de voorzitter niet alleen op grond van de kopie van de brief van verweerder van 25 november 2013 aan klager ervan uit mogen gaan dat verweerder correct heeft gehandeld door te volstaan met verzending per gewone post van de uitspraak van de Raad van State.

5.2    Vervolgens moet de vraag beantwoord worden of klachtonderdeel b gegrond is. Ook die vraag beantwoordt de raad bevestigend. Het enkel per gewone post versturen van een belangrijk document, zoals de uitspraak van de Raad van State, waartegen binnen een bepaalde termijn beroep kan worden ingesteld, naar een persoon die in de gevangenis zit en niet rechtstreeks zijn post ontvangt, maar afhankelijk is van derden, zonder zich ervan te vergewissen dat de uitspraak ook daadwerkelijk de geadresseerde heeft bereikt, is onvoldoende. De klacht is dan ook gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Nu klager niet heeft aangetoond dat hij nadeel heeft ondervonden van de gang van zaken, ziet de raad geen aanleiding om een maatregel op te leggen.

BESLISSING

De raad van discipline:

-   verklaart het verzet tegen klachtonderdeel b gegrond;

-   verklaart klachtonderdeel b ook gegrond;

-   bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. M.A. Pasma en E.A.C. van de Wiel, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2016.

griffier                                                         voorzitter