ECLI:NL:TADRARL:2016:47 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-497

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:47
Datum uitspraak: 30-05-2016
Datum publicatie: 16-06-2016
Zaaknummer(s): 15-497
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat van de wederpartij heeft binnen de grenzen van zijn bevoegdheid als advocaat en in het redelijk belang van zijn cliënte gehandeld. Belangen klager niet (onnodig) geschaad. Klacht ongegrond.

Beslissing  van de raad van discipline in het arrondissement Arnhem-Leeuwarden

van 30 mei 2016

in de zaak 15-497

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 22 oktober 2015 met kenmerk RvT 14-0188/TRC/ml, door de raad ontvangen op 23 oktober 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 maart 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    de ter zitting overgelegde pleitaantekeningen van klager met producties (1 tot en met 9).

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Verweerder stond en staat de voormalige echtgenote van klager op basis van een toevoeging bij in diverse procedures jegens klager.

2.2    Bij brief van 23 juni 2014 ( aangevuld bij brieven van 23 juni 2014, 8 augustus 2014, 1 oktober 2014 en 1 juni 2015, alle voorzien van bijlagen) heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

1)    structureel niet te streven naar een minnelijke regeling door onder meer meteen te gaan dagvaarden en niet te reageren op correspondentie van de advocaat van klager om financiële gegevens te verstrekken, waardoor klager op kosten is gejaagd;

2)    klager voorts op kosten te jagen en financieel uit te putten door 1) kansloze en onnodige procedures te beginnen, 2) zaken bewust onzorgvuldig voor te bereiden waardoor het nog langer duurde, 3) op het laatste moment een kort geding zitting af te blazen,  4) bezwaar te hebben tegen het verzoek namens klager tot ontslag van instantie en dat bezwaar korte tijd later weer in te trekken, terwijl ook bij verweerder al lang bekend was dat de bewindvoerder van zijn cliënte de procedure niet wilde overnemen en 5) een collega als vervanger naar een zitting te sturen, die toen ook nog toestemming voor pleidooi vroeg  voor verweerder;

3)    telkens stukken op het laatste moment in te dienen, soms zelfs eerder aan de rechtbank dan aan de advocaat van klager, waardoor reageren voor klager werd bemoeilijkt;

4)    meerdere partijen, ook het nichtje van cliënte, in hetzelfde proces te vertegenwoordigen;

5)    afspraken om tot de bodemprocedure “geparkeerde gelden” bij de deurwaarder ter hoogte van  € 192,24 daarna niet aan klager uit te betalen, waardoor hij is misleid;

6)    mogelijk mee te werken aan/ aanzet te geven tot paulianeus handelen van zijn cliënte;

7)    valse verklaringen in het geding te brengen;

8)    klager financieel uit te putten door zijn cliënte ten onrechte op basis van een toevoeging bij te staan waardoor ook onhaalbare zaken worden doorgezet, waar verweerder beter van wordt;

9)    te dreigen met (onnodig) procederen als drukmiddel om klager te laten schikken, waarbij alleen klager water bij de wijn moest doen;

10)    tijdens een kort geding de voorzieningenrechter onjuist te informeren door te verklaren dat tegen het vonnis van 19 maart 2014 al hoger beroep was ingesteld terwijl dat pas later is gedaan en de rechterlijke macht te misleiden door ineens in hoger beroep met een tolk te komen terwijl dat bij de rechtbank kennelijk niet nodig was;

11)    klager rechtstreeks te benaderen terwijl bij verweerder bekend was dat klager vanaf 2011, althans vanaf medio 2012, door een advocaat werd bijgestaan;

12)    een kort geding datum te laten bepalen tijdens de vakantie van de advocaat van klager terwijl hij wist dat zij afwezig was; 

13)    te trachten zijn cliënte in een schuldsaneringstraject te krijgen;

14)    op zijn website herkenbaar de casus van klager te beschrijven.

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist dat hij niet heeft gehandeld als een behoorlijk advocaat betaamt en betwist alle verwijten van klager gemotiveerd. Hij voert onder meer, maar niet uitsluitend, het volgende aan.

4.2    Op zijn initiatief is een eerder namens zijn cliënte (op advies van een andere adviseur) onder klager gelegd beslag juist opgeheven waardoor ook voor klager kosten zijn voorkomen. Ook in latere instantie heeft verweerder nog met een voorstel getracht tot een vergelijk te komen met klager, waarover nog door klager wordt nagedacht.

4.3    Beide partijen hebben over en weer procedures opgestart, die zeker niet op voorhand kansloos en onnodig waren. Verweerder betwist dat hij met procedures gedreigd zou hebben. Wel heeft hij klager duidelijk gemaakt dat bij uitblijven van een vergelijk een procedure gestart zou worden, wat een juiste gang van zaken is. Daarmee zijn dan wel weer extra kosten gemoeid.

4.4    Van een opzet van verweerder om klager financieel uit te putten is nooit sprake geweest. Verweerder betwist alle stellingen van klager op dat punt gemotiveerd.

4.5    De toevoegingen aan zijn cliënte zijn terecht verleend. Een tolk bleek uiteindelijk toch in het belang van zijn cliënte in hoger beroep, waardoor klager ook niet is benadeeld. In de procedures jegens klager staat verweerder alleen zijn cliënte bij. Een kantoorgenoot kan zonder instemming van klager als vervanger naar een zitting worden gestuurd en tevens om pleidooi vragen. Door toelating van cliënte tot de wettelijke schuldsanering is het hoger beroep na overleg met de bewindvoerder uiteindelijk gestaakt, wat tot kostenbesparing voor klager heeft geleid.

4.6    Van onjuist informeren van rechtbank of hof is geen sprake geweest, althans daarvan heeft klager geen nadeel ondervonden. Stukken in procedures zijn tijdig ingediend, althans daartegen hebben de advocaten van klager nimmer bezwaar gemaakt.

4.7    Nadat het doorgeven van verhinderdata door de (secretaresse van de) advocaat van klager in verband met een kort geding was uitgebleven, stond het verweerder vrij om een zittingsdatum te laten plannen.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Voorop wordt gesteld dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.3    De raad is van oordeel dat niet gebleken is dat verweerder, gemeten aan voornoemde maatstaf en gelet op het debat van partijen de hem, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. De raad overweegt hierna per (samenhangend) klachtonderdeel als volgt.

Ad klachtonderdelen 1) en 9)

5.4    Feitelijk is de raad niet gebleken dat verweerder niet heeft gestreefd naar een minnelijke regeling of overleg met (de advocaat van) klager, op onjuiste wijze met een procedure heeft gedreigd of niet op correspondentie van de advocaat van klager heeft gereageerd. Uit het klachtdossier blijkt dat juist de advocaat van klager voorstellen van verweerder afwees, dat verweerder overleg heeft gevoerd, ook voorafgaand aan een procedure, en op diverse correspondentie heeft gereageerd. Nu een feitelijke grondslag voor dit verwijt ontbreekt, zijn deze onderdelen ongegrond.

Ad klachtonderdelen 2) en 3)

5.5    In deze onderdelen verwijt klager dat hij door toedoen van verweerder onnodig op kosten is gejaagd. Naar het oordeel van de raad mocht verweerder handelen – en heeft verweerder gehandeld - op de wijze als hij heeft gedaan. Als partijdige belangenbehartiger heeft verweerder het starten van procedures tegen klager noodzakelijk geacht. Dat verweerder het kort geding drie uur voor aanvang ervan heeft ingetrokken, hetgeen niet ongebruikelijk is bij kort gedingen, was ook in het financiële belang van klager. Dat verweerder zittingen bewust onzorgvuldig voorbereidde of eerder gevoerd verweer op het laatste moment introk om klager op kosten te jagen, is de raad uit hetgeen klager daarover heeft gesteld en wat verweerder daarvan weersproken heeft, niet gebleken. Nu ook niet is gesteld of gebleken dat klager door de geschetste handelwijze van verweerder onnodig of onevenredig in zijn belangen is geschaad, oordeelt de raad deze klachtonderdelen ongegrond.

Ad klachtonderdeel 4)

5.6    Het verwijt dat verweerder ook het nichtje van zijn cliënte in de procedures tegen klager zou hebben vertegenwoordigd is tegenover de betwisting door verweerder onvoldoende onderbouwd. Ook overigens heeft klager onvoldoende toegelicht waarom verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld zou hebben. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel 5)

5.7    Volgens verweerder is met de advocaat van klager afgesproken dat de deurwaarder zijn eigen kosten, een bedrag van € 194,26, onder zich mocht houden in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure. Het is volgens verweerder aan de deurwaarder, niet aan hem, om tot eventuele uitbetaling van dat bedrag aan klager over te gaan. Of dit een juiste uitleg is van de tussen partijen gemaakte afspraken is een civielrechtelijk geschil. Daarover kan de tuchtrechter niet oordelen, nu ook overigens van enig klachtwaardig verwijtbaar handelen in deze niet is gebleken. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdelen 6) en 7)

5.8    Het verwijt dat verweerder zou hebben meegewerkt of aanzet zou hebben gegeven tot paulianeus handelen of valse verklaringen in het geding heeft gebracht is tegenover de betwisting ervan, onvoldoende nader onderbouwd.  Deze klachtonderdelen zijn dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel 8)

5.9    Verweerder stelt dat hij toevoegingen voor zijn cliënte heeft gekregen op basis van door haar verstrekte informatie. Naar het oordeel van de raad ligt het niet op de weg van verweerder om de juistheid daarvan te controleren, temeer daar de Raad voor de Rechtsbijstand elke aanvraag voor een toevoeging op juistheid toetst. Op grond hiervan is dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad klachtonderdeel 10)

5.10    Naar het oordeel van de raad is op basis van de stukken en het debat ter zitting niet komen vast te staan dat verweerder bewust onjuiste informatie aan de rechtbank of het hof heeft gegeven. Het is eerder aannemelijk dat een vergissing in het proces-verbaal is gemaakt. Dat klager  daardoor onnodig of onevenredig in zijn belangen is benadeeld is niet gebleken. Daarmee oordeelt de raad dit onderdeel ongegrond.

Ad klachtonderdeel 11)

5.11    Dat verweerder ten tijde van het sturen van zijn e-mail van 8 april 2013 aan klager toen al wist dat klager werd bijgestaan door een advocaat tot wie hij zich in dat geval had dienen te richten, is, gelet op de betwisting daarvan door verweerder, niet gebleken. Ook dit onderdeel is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel 12)

5.12    Met verweerder is de raad van oordeel dat hij op juiste wijze heeft gehandeld door, na uitblijven van opgave van de opgevraagde verhinderdata van de advocaat van klager, althans via haar waarnemer of via haar secretaresse, een datum voor een kort geding te laten bepalen door de griffie van de rechtbank. Zeker bij een kort geding procedure, die naar zijn aard spoedeisend is, hoefde verweerder en kon verweerder in het belang van zijn cliënte niet op de terugkeer van de advocaat van klager van vakantie te wachten. Ook dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond.

Ad klachtonderdelen 13) en 14)

5.13    De verwijten dat verweerder heeft getracht zijn cliënte in de schuldsanering te krijgen en ten onrechte de casus van klager op zijn website beschrijft zijn onvoldoende onderbouwd. Daarbij merkt de raad op dat het een advocaat vrij staat om een casus, als die geanonimiseerd is en niet tot de persoon in kwestie is te herleiden, op de website te beschrijven.  Bij gebreke van een feitelijke grondslag oordeelt de raad ook deze klachtonderdelen ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. A.T. Bolt,  K.F. Leenhouts, R.P.F. van der Mark, P.P. Verdoorn, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2016.

griffier                                                                   voorzitter