ECLI:NL:TADRARL:2016:30 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-428

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:30
Datum uitspraak: 23-05-2016
Datum publicatie: 25-05-2016
Zaaknummer(s): 15-428
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Betreft klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster mocht in de procedures melden dat klager zich had schuldig gemaakt aan verkrachting en huiselijk geweld, zoals de cliënte van verweerster stelde. Voordat verweerster deze uitlatingen deed, heeft zij enig onderzoek gedaan naar deze beweingen van haar cliënte, omdat het ernstige beschuldigingen betrof. Gelet op de uitkomst van haar onderzoek heeft verweerster niet klachtwaardig gehandeld. Wel verwijtbaar was dat verweerster in een brief aan de curator van klager melding maakte van het strafrechtelijke verleden van klager, omdat deze mededeling in het kader van die brief onnodig grievend was. Klacht deels gegrond; deels ongegrond; waarschuwing en kostenveroordeling.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 23 mei 2016

in de zaak 15-428

naar aanleiding van de klacht van:

klager

gemachtigde: mr. [    ]

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 8 april 2015  heeft klager zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement  Noord-Nederland beklaagd over verweerster. Bij brieven van 13 april 2015, 21 april 2015 en 21 mei 2015, ook bij de raad in behandeling, heeft de gemachtigde van klager, namens klager, een klacht ingediend tegen verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 29 september 2015 met kenmerk 2015 KNN046, door de raad ontvangen op 2 oktober 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 maart 2016 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerster. Klager bleek naar Leeuwarden te zijn gegaan omdat hij meende dat de zitting van de raad aldaar plaatsvond. In de oproep is echter wel het juiste zittingsadres vermeld. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klager is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure, waarin hij door zijn gemachtigde in deze klachtzaak, als advocaat wordt bijgestaan. Verweerster staat de echtgenote van klager bij.

2.2    Verweerster heeft op 5 februari 2015 namens haar cliënte een verzoekschrift strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, ingediend. Daarop is door de gemachtigde van klager gereageerd.

2.3    Vervolgens heeft verweerster op 17 februari 2015 een brief met bijlagen en een aanvullend verzoek aan de rechtbank gezonden en op 25 februari 2015 een brief met bijlagen.

2.4    Op 26 februari 2015 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster zich in de  procedure (onder meer in het verzoekschrift voorlopige voorzieningen van 5 februari 2015)  onnodig grievend  heeft uitgelaten over klager doordat zij ten onrechte heeft gesteld dat klager zijn (thans ex-)echtgenote in 2006 heeft verkracht en huiselijk geweld heeft gepleegd en dat klager zijn ex-echtgenote zou stalken.

b)    verweerster in een brief aan de curator van het failliete bedrijf van klager d.d. 20 maart 2015, onjuiste, niet relevante en onnodig grievende informatie heeft verstrekt. Zo vermeldt zij   volstrekt irrelevant - bij het opvragen van financiële stukken bij de curator dat klager een strafblad heeft en dat hij, na het uitzitten van de gevangenisstraf, op de oude weg is voortgegaan.

c)    verweerster de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd inzake de verrekening van de kinderopvangtoeslag.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerster ontkent dat er sprake is van nodeloos grievende bewoordingen en meent dat zij in alle opzichten alle punten voldoende zorgvuldig is geweest. De beschuldigingen van verkrachting en huiselijk geweld heeft zij gebaseerd op stukken aan de juistheid waarvan zij niet hoefde te twijfelen. Inzake de stalking heeft zij geschreven dat niet zij, maar haar cliënte aangifte heeft gedaan en dat haar cliënte klager hiervan verdenkt.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerster ontkent dat zij de curator onjuiste informatie heeft verstrekt of onnodig grievende opmerkingen heeft gemaakt over klager. Het belang van haar cliënte maakte het noodzakelijk de door klager aan de curator verstrekte onjuiste en onvolledige informatie te weerleggen en bij de curator de nodige informatie op te vragen. Een goed contact met de curator was van belang voor de cliënte van verweerster omdat zij van hem afhankelijk was voor de informatie uit de boekhouding van de onderneming van klager.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    De ex-echtgenote van klager had toegezegd dat zij de belastingteruggave aan klager zou overmaken omdat klager de rentelast van de echtelijke woning voor zijn rekening nam. Daar is zij mee gestopt omdat de Belastingdienst de teruggave niet alleen verrekende met de teveel ontvangen kinderopvangtoeslag maar ook met de aanslag inkomstenbelasting van de cliënte van verweerster. Meermalen is klager gewezen op het feit dat op grond van de huwelijkse voorwaarden ook de aanslag inkomstenbelasting een gezamenlijke schuld van partijen was. Op deze wijze loste de ex-echtgenote van klager gedwongen af op een gezamenlijke schuld. Dit is als zodanig benoemd in de processtukken en de advocaat van klager heeft daarop kunnen reageren. Er is dan ook geen onjuiste informatie verstrekt aan de rechtbank.

5    BEOORDELING

5.1    De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. De onderhavige klachten zijn  bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en worden daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, word nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2    Allereerst stelt de raad vast dat het in dezen gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager, waarbij volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn/haar cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn/haar cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat

1.    zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij;

2.    feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn;

3.    (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn/haar cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

5.3    Met betrekking tot de onder 5.2 sub 2 genoemde beperking dient voorts in het oog te worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn/haar cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat deze cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

5.4    De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

5.5    Zoals hierboven overwogen mocht verweerster in beginsel afgaan op hetgeen haar cliënte haar heeft meegedeeld. Indien het echter, zoals in dit geval, om  ernstige beschuldigingen gaat, is onderzoek naar de juistheid daarvan aangewezen. Dat heeft verweerster ook gedaan. Naast de informatie van haar cliënte beschikte zij over een (ongedateerde) brief van verweerder aan de cliënte van verweerster waarin hij aangeeft zich als een beest te hebben gedragen en “dat hij alles op tafel moet gooien wat hij heeft gedaan ook op seksueel gebied”. Voorts blijkt uit het overgelegde deel van het journaal van de huisarts dat de cliënte van verweerster heeft aangegeven dat haar partner op 27 februari 2006 grof geweld tegen haar heeft gebruikt en dat hij haar heeft verkracht. Deze stukken komen uit betrouwbare bron; ze zijn afkomstig van klager zelf respectievelijk de huisarts. Onder die omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerster voldoende zorgvuldig heeft gehandeld voordat zij de gewraakte uitlatingen deed. Deze uitlatingen zijn niet onnodig grievend omdat deze zijn gedaan ter ondersteuning van het standpunt van de cliënte van verweerster, die in het verzoekschrift onder meer had gevraagd om toewijzing van de kinderen en de woning, waarvoor de informatie van belang kon zijn. Deze handelwijze is niet klachtwaardig.

Ad klachtonderdeel b)

5.6    De raad is van oordeel dat de gewraakte informatie aan de curator wel als onnodig grievend moet worden beschouwd. Verweerster heeft gesteld dat de informatie betreffende het strafblad van klager en het feit dat klager wederom strafbare feiten beging, van belang waren omdat klager de curator onvolledig en onjuist had geïnformeerd en zij informatie uit de boekhouding van klager nodig had, waarover de curator beschikte. De raad volgt verweerster niet. Verweerster had zakelijke informatie nodig van de curator over bepaalde facturen en de raad ziet niet in op welke wijze de gewraakte uitlatingen voor dat doel van belang waren. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.7    Verweerster heeft gemotiveerd aangevoerd dat haar cliënte de afspraak over betaling aan klager van de maandelijkse belastingteruggave op een zeker moment niet meer is nagekomen, omdat de Belastingdienst de maandelijkse teruggave niet alleen verrekende met de teveel ontvangen kinderopvangtoeslag, maar ook met de aanslag inkomstenbelasting. Deze aanslag was een gezamenlijke schuld. Nu draaide de ex echtgenote alleen op voor deze schuld. Dat heeft zij in de procedure naar voren gebracht. Klager heeft daarentegen gesteld dat het ging om een (andere) schuld ter zake van inkomstenbelasting uit 2011 die alleen voor rekening van de ex-echtgenote van klager  kwam. Nu de standpunten van partijen uiteen lopen, is de raad van oordeel dat niet is komen vast dat verweerster de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd. Dit klachtonderdeel is dan ook  ongegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Bij de oplegging van de maatregel houdt de raad rekening met alle omstandigheden en het feit dat verweerster gemotiveerd heeft betoogd dat zij de gewraakte uitlatingen jegens de curator niet ondoordacht heeft gedaan en heeft gemeend in het belang van haar cliënte te handelen. De raad acht onderstaande maatregel passend.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2    De raad ziet eveneens termen aanwezig om verweerster  overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen een maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt klachtonderdeel b gegrond;

-    oordeelt klachtonderdelen a en c ongegrond;

-    legt ten aanzien van klachtonderdeel b een waarschuwing op.

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.H. Lanting, M.J.J.M.  van Roosmalen, L.J. van der Veen, N.H.M. Poort, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2016.

Griffier    Voorzitter