ECLI:NL:TADRARL:2016:28 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-351

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:28
Datum uitspraak: 18-01-2016
Datum publicatie: 20-05-2016
Zaaknummer(s): 15-351
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht over opvragen informatie bij wederpartij ivm lopende klachtprocedure is ongegrond. Geen handelen ism zorgvuldigheid nu het imago van klager niet is geschaad, en advocaat geen onduidelijkheid heeft gecreëerd over haar hoedanigheid

Beslissing van 18 januari 2016

in de zaak 15-351

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 5 december 2014 heeft klager zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement  Midden- Nederland beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 8 september 2015 met kenmerk RvT 14-0355, door de raad ontvangen op 9 september 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden- Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 november 2015 in aanwezigheid van de moeder van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- het van de deken ontvangen dossier met de daaraan gehechte bijlagen genummerd 1 tot en met 7

- de mail van verweerster van 9 november 2015 aan de raad met daarin opgenomen een mailbericht van verweerster van 31 januari 2014.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1. Verweerster is opgetreden als opvolgend advocaat voor klager vanaf juli 2013 in verband met een conflict van klager tegen de onderwijsinstelling Hogeschool van Hall Larenstein over een afgegeven negatief bindend studieadvies. Klager stelde zich op het standpunt dat jegens hem afspraken en faciliteiten, die noodzakelijk waren vanwege de bij klager voorkomende beperkingen, niet zouden zijn nagekomen en vroeg verweerster daarbij behulpzaam te zijn.

2.2. Op 17 januari 2014 heeft een conference call plaatsgevonden met de examencommissie van de onderwijsinstelling en klager en verweerster. 

2.3. Verweerster heeft bij brief van 22 januari 2014 aan klager bericht de behandeling van zijn zaak te beëindigen omdat haar visie omtrent de behandeling van de zaak verschilde met die van klager.

2.4. Op 31 januari 2014 heeft verweerster een mailbericht gestuurd naar de onderwijsinstelling waarin zij mededeelde dat zij klager niet meer als advocaat bijstond.

2.5. Klager diende daarna tegen verweerster een klacht in, bestaande uit 5 onderdelen die door de raad van discipline in behandeling werd genomen.    

2.6. Op 12 september 2014 stuurde verweerster een mail naar de onderwijsinstelling waarin zij aan met name genoemde personen vroeg te berichten of zij ermee bekend waren dat er een door alle partijen getekend contact bestond waarin afspraken waren gemaakt over een individueel studietraject voor klager. Tevens vroeg zij dan een kopie van dat contract toe te zenden.

2.7. Op diezelfde dag werd door een medewerker van de onderwijsinstelling bericht dat er geen getekend studiecontract was met klager. Verweerster heeft dit mailbericht overgelegd in de tegen haar onder 2.5 genoemde aanhangig gemaakte klachtprocedure, in welke zaak op 29 september 2014 een mondelinge behandeling plaatsvond.

2.8. Op 17 november 2014 heeft de raad van discipline de klacht van klager ongegrond verklaard.

2.9. Bij brief van 5 december 2014 heeft klager de onderhavige klacht ingediend bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden- Nederland.

2.10. Op 27 december 2014 stuurde klager een brief naar verweerster waarin hij uiteenzette dat verweerster geen juiste stellingen innam en verweerster verzocht op zijn brief te reageren.

2.11. Bij brief van 22 juni 2015 verzocht klager verweerster op zijn brief, waarin 8 vragen waren vervat, antwoord te geven.    

3. KLACHT

3.1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

(a) verweerster ten behoeve van haar verweer in de eerdere klachtprocedure bij de tegenpartij van klager informatie uit zijn dossier heeft opgevraagd en

(b) klager informatie heeft onthouden door zijn vragen niet te beantwoorden.

4. VERWEER

Verweerster stelt dat de klacht niet ontvankelijk verklaard dient te worden nu deze geen nieuwe feiten en omstandigheden bevat die bij de eerdere klacht niet bekend waren. Zij erkent dat zij informatie heeft opgevraagd bij de onderwijsinstelling, maar stelt niet klachtwaardig te hebben gehandeld nu zij geen misverstand over haar hoedanigheid heeft laten ontstaan en in het kader van een klachtenprocedure op deze wijze mocht handelen om zich te kunnen verweren. Zij stelt niet gehouden te zijn tot het beantwoorden van vragen nu zij geen advocaat meer is van klager.

5. BEOORDELING

5.1. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2. Met klager is de raad van oordeel dat de klacht ziet op een handelen van verweerster dat na de indiening van de eerste door klager ingediende  klacht heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat de klacht betrekking heeft op een nieuw feit en dit feit van de eerder gevoerde klachtenprocedure geen onderdeel uitmaakte. Dit betekent dat de klacht ontvankelijk is. 

5.3. De raad stelt voorop er geen norm is die expliciet dan wel impliciet verbiedt dat verweerster in verband met het voeren van verweer in een tegen haar gevoerde klachtenprocedure informatie verzamelt indien zij van oordeel is dat dit gewenst is om zich daarmee tegen een ingediende klacht te verweren. Verweerster was - nadat zij zich als gemachtigde van klager had teruggetrokken - geen advocaat meer voor klager zodat haar niet kan worden verweten dat zij handelde tegen zijn (kennelijke) wil. Verweerster moet zich kunnen verdedigen en daartoe relevante stukken kunnen opvragen tenzij te respecteren belangen van klager zich daartegen zouden verzetten.

5.4. Niet is gebleken dat verweerster in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van haar als advocaat verwacht mag worden. Zij had belang bij het sturen van het mailbericht naar de wederpartij en heeft, gezien het mailbericht van 31 januari 2014 dat daaraan vooraf is gegaan, geen onduidelijkheid gecreëerd ontstaan over haar rol en positie. Er is niet of onvoldoende gebleken dat het belang of imago van klager door de handelwijze van verweerster is geschaad. De raad is van oordeel dat verweerster hiermee niet onzorgvuldig heeft gehandeld jegens klager. Dit betekent dat klachtonderdeel (a) ongegrond is. 

5.5. De raad is voorts van mening dat verweerster niet klachtwaardig heeft gehandeld door niet in te gaan op de vragen zoals gesteld in de brief van 27 december 2014. Het stond verweerster vrij om in het kader van een door klager tegen haar gevoerde klachtenprocedure haar verweer te voeren. Uiteraard kon zij dat verweer voeren zoals zij dat wenste en zich daartoe te beperken. Zij behoefde nadien niet nog eens op nadere door klager uitvoerig uiteen gezette vragen antwoord te geven. Dit betekent dat klachtonderdeel (b) ook ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond;

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. E. Bige, R.J.A. Dil, P.R.M. Noppen en E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier.

Griffier Voorzitter