ECLI:NL:TADRARL:2016:24 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-300

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:24
Datum uitspraak: 01-02-2016
Datum publicatie: 17-05-2016
Zaaknummer(s): 15-300
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp:
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Betreft klacht over optreden eigen advocaat. De cliënt was een termijn gegeven om nadere stukken aan te leveren. Deze stukken moesten tijdig worden verwerkt in een processtuk. De cliënt heeft de stukken niet tijdig aangeleverd, waardoor de advocaat deze niet meer kon verwerken in het processtuk. Dit is in deze omstandigheden niet klachtwaardig Bovendien ondervond de cliënt geen nadeel omdat stukken in een later stadium nog konden worden ingebracht. Voorts mocht de advocaat zich aan de zaak onttrekken toen er onoverbrugbaar verschil van inzicht ontstond. Klacht ongegrond.

Beslissing van 1 februari 2016

in de zaak 15-300

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 6 januari 2015 heeft klager zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 25 augustus 2015 met kenmerk 51/15/006, door de raad ontvangen op 26 augustus 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 november 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder, alsmede de gemachtigde van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klager is op 6 januari 2005 slachtoffer geworden van een opzetdelict. In 2009 is namens klager conservatoir beslag gelegd onder de dader. In een civiele procedure tot vergoeding van de schade ad € 500.000,-, die in 2011 is aanhangig gemaakt, is de dader in 2013 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 24.538,57 aan klager. Laatstgenoemd bedrag is overgemaakt op de derdengeldrekening van de toenmalige advocaat van klager, die dat bedrag niet meteen heeft doorbetaald aan klager.

2.2    In maart 2014 heeft klager zich tot verweerder gewend met het verzoek het bedrag dat nog op de derdengeldrekening van de vorige advocaat van klager stond, te incasseren. Op dat moment was verweerder geen advocaat meer. Klager wenste in hoger beroep te gaan tegen het vonnis van juni 2013. Verweerder heeft zich bereid verklaard voor klager op te treden en heeft in een e-mailbericht van 31 maart 2014 de opdrachtbevestiging gestuurd.

2.3    Hierin heeft verweerder onder meer aangegeven dat hij een memorie van grieven zal opstellen en daarbij de op- en aanmerkingen van klager op het vonnis zal meenemen, die hij schriftelijk wil ontvangen. Hij heeft er verder op gewezen dat hij geen advocaat (meer) is en de hulp van een bevriende collega zal inschakelen. Ook heeft hij er op gewezen dat hij niet thuis is in het letselschaderecht, maar dat hij, na aandringen van klager en overleg met een collega, de zaak aanneemt en zich voor de volle 100% zal inzetten. Hij zal een gematigd uurtarief rekenen van € 115,-. Bij e-mailbericht van 22 april 2014 geeft verweerder klager de garantie dat hij niet meer dan 60 uur in rekening zal brengen. Mr. S. zal als procesvertegenwoordiger in de procedure bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden optreden.

2.4    Klager heeft niet steeds de aan hem gezonden declaraties van verweerder betaald.

2.5    Op 24 juni 2014 heeft een bespreking plaats gevonden tussen klager en verweerder over de memorie van grieven die op 29 juli 2014 zou moeten worden ingediend; er ontstond discussie over wat er wel en wat er niet in moest worden opgenomen. Klager zou zijn volledige medische dossier vanaf datum delict opvragen, dat hij aan verweerder zou doen toekomen. Mr. S. wenste de memorie uiterlijk één week vóór de roldatum van 29 juli 2014 te ontvangen om deze vooraf te kunnen bestuderen.

2.6    Klager is op 2 juli 2014 opnieuw beëdigd als advocaat.

2.7    Op 17 juli 2014 heeft klager zijn medische dossier op het kantoor van verweerder bezorgd. Verweerder heeft bij e-mailbericht van 18 juli 2014 klager bevestigd dat de door klager verstrekte informatie te laat is bezorgd en niet zal worden meegenomen in de memorie van grieven.

2.8    Op de rol van 16 december 2014 stond de zaak voor memorie van antwoord in het incident. De wederpartij in de procedure had een memorie van antwoord genomen, tevens houdende een incidentele conclusie en had een incident opgeworpen. Verweerder heeft klager verzocht op het door hem opgestelde concept te reageren. Verweerder achtte de door klager gewenste aanvullingen niet ter zake dienend en heeft deze niet verwerkt in de memorie in het incident. De reactie van klager daarop is voor verweerder -mede- aanleiding geweest klager op 17 december 2014 te berichten dat hij zich aan de zaak zal onttrekken.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder het gerechtshof belangrijke informatie, het medische dossier, heeft onthouden, hetgeen nadelig is geweest voor klagers zaak.

Ter toelichting heeft klager aangevoerd dat was afgesproken dat klager het medische dossier vóór 18 juli 2014 aan verweerder zou doen toekomen, die de stukken daaruit zou verwerken in de memorie van grieven. Klager heeft de stukken op 17 juli 2014 aangeleverd. De roldatum was 29 juli 2014; er was dus genoeg tijd. Ook in december 2014 heeft verweerder niet de aanvullingen van klager, die van belang waren voor de zaak, meegenomen in de door hem te nemen conclusie. Doordat het hof essentiële informatie is onthouden, is het conservatoire beslag onder de dader opgeheven, hetgeen tot grote schade voor klager heeft geleid.

b)    verweerder zich ten onrechte aan de zaak heeft onttrokken. Hij had een overeenkomst met klager en had de zaak af moeten maken. Klager heeft daardoor schade geleden.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Klager heeft verweerder te laat van stukken voorzien, zodat deze niet meer konden worden verwerkt. De procesvertegenwoordiger, Mr. S., ging op vakantie en verweerder had met haar een afspraak op 17 juli 2014. Verweerder zou dan de memorie aan haar overhandigen. Met klager is steeds gecommuniceerd dat de stukken op 16 juli 2014 in het bezit van verweerder moesten zijn, zodat verweerder die stukken kon verwerken. Bovendien had verweerder aan klager meegedeeld welke stukken hij wilde hebben. Niet het volledige medische dossier was van belang, laat staan dat verweerder dat ongezien zou overleggen. Verweerder is dominus litis en bepaalt wat hij in de memorie opneemt.   

Ad klachtonderdeel b)

4.2    De discussie en de verschillen van inzicht over de wijze waarop de procedure diende te worden gevoerd, waren voor verweerder aanleiding zich te onttrekken. Die beslissing heeft verweerder weloverwogen genomen. Klager had voldoende tijd een nieuwe advocaat te vinden en verweerder heeft klager voldoende voorgelicht over de door hem te volgen stappen na de onttrekking.

5    BEOORDELING

5.1    De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    De raad is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is en overweegt daaromtrent als volgt. Vast staat dat de memorie van grieven op 29 juli 2014 moest worden ingediend bij het hof. Uit de e-mail van zondag 13 juli 2014 van verweerder aan klager, waarbij verweerder een concept van de memorie van grieven stuurt, blijkt dat hij de memorie uiterlijk donderdag 17 juli 2014 wilde aanleveren aan mr. S.:

“…. Ik heb woensdag gereserveerd om de MvG, op basis van jouw commentaar en nog aan te leveren bewijsstukken, te vervolmaken. Ik wil je dan ook dringend verzoek om uiterlijk in de loop van woensdagochtend e.e.a. aan te leveren. Het commentaar op bijgaand stuk ontvang ik graag schriftelijk c.q. per e-mail……”

Hieruit blijkt dat verweerder klager heeft laten weten dat hij de gevraagde informatie op 16 juli (dat is woensdag) in de loop van de ochtend wilde ontvangen. Bovendien heeft verweerder klager duidelijk gemaakt dat hij de memorie op 17 juli 2014 aan mr. S. moest doen toekomen. Nu klager de gevraagde stukken eerst op 17 juli 2014 ’s middags (zoals uit de e-mail van klager aan verweerder van 17 juli 2014 te 23.45 uur blijkt) aan verweerder heeft doen toekomen, volgt de raad verweerder als hij stelt dat hij klager duidelijk heeft gemaakt wanneer hij over de stukken moest kunnen beschikken en dat hij de informatie te laat heeft ontvangen om te kunnen verwerken. Daarbij is tevens van belang dat de stukken ook nog in een later stadium in de procedure konden worden ingebracht, zoals verweerder klager in zijn e-mail van 18 juli 2014 heeft meegedeeld. Derhalve heeft klager hiervan geen nadeel ondervonden. Onder deze omstandigheden kan dan ook niet gesteld worden dat verweerder aan het hof belangrijke informatie heeft onthouden door het medische dossier niet bij zijn memorie van grieven over te leggen.  

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Toen bleek dat er onoverkomelijke verschillen van inzicht tussen klager en verweerder waren over de wijze van procederen, waardoor de noodzakelijke vertrouwensband tussen klager en verweerder kwam te ontbreken, stond het verweerder vrij zich te onttrekken aan klagers zaak. Van verweerder mag echter worden verwacht dat hij dat niet ontijdig doet, hetgeen hij ook niet heeft gedaan. In zijn e-mail van 17 december 2014 heeft verweerder aan klager meegedeeld dat hij zich aan de zaak zal onttrekken. Verder schrijft hij dat hij daarmee zal wachten totdat klager een andere advocaat heeft gevonden en dat hij er van uit gaat dat dat in de eerste week van januari 2015 moet zijn gelukt. Daarna zal hij klagers dossier naar diens nieuwe advocaat zenden. Na enige correspondentie heeft verweerder klager vervolgens bij e-mail van 5 januari 2015 geïnformeerd over de procedurele gevolgen van de onttrekking en bij e-mail van 19 januari 2015 er nogmaals op gewezen dat de nieuwe advocaat zich op 20 januari 2015 moet stellen. Klager heeft daarop niet gereageerd, waarna verweerder bij e-mail van 23 januari 2015 klager heeft bericht dat de nieuwe advocaat op 3 februari 2015 aan het hof kan meedelen voor klager op te treden. Ook hierop heeft klager niet gereageerd Uiteindelijk heeft verweerder klager bij e-mail van 4 februari 2015 laten weten dat de zaak op de rol is doorgehaald. Deze gang van zaken leidt tot de conclusie dat verweerder zich  niet ontijdig aan klagers zaak heeft onttrokken. Verweerder heeft de gang van zaken en de gevolgen van de onttrekking voldoende duidelijk aan klager kenbaar gemaakt.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de beide klachtonderdelen ongegrond;

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. M.L.C.M. van Kalmthout, N.H.M. Poort, M.J.J.M. van Roosmalen, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2016.

Griffier                                                               Voorzitter