ECLI:NL:TADRARL:2016:134 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-301

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:134
Datum uitspraak: 30-05-2016
Datum publicatie: 03-08-2016
Zaaknummer(s): 15-301
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager geeft aan dat het hem het meest dwars zit is dat hij, in de veronderstelling dat alles geregeld zou worden, aan de slag is gegaan met het verkrijgen van een nieuwe hypotheek en daarvoor kosten heeft gemaakt, terwijl die hypotheek uiteindelijk niet verstrekt kon worden en er doorgeprocedeerd moest worden omdat verweerster zou zijn teruggekomen op de bereikte overeenstemming en steeds nieuwe (onredelijke) voorwaarden stelde. Naar het oordeel van de raad is echter niet komen vast te staan dat alles geregeld was. Er was sprake van een voorstel maar daarover was nog geen overeenstemming bereikt. Het verzet is ongegrond.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden

30 mei 2016       

in de zaak 15-301

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 september 2015 op de klacht van:

klager

tegen 

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 15 december 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 25 augustus 2016 met kenmerk 51/14/110, door de raad ontvangen op 26 augustus 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 29 september 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 29 september 2015 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 20 oktober 2015 door de raad ontvangen op 22 oktober 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 1 april 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klager d.d. 20 oktober 2015. Ook heeft de raad de brief van verweerster van 11 maart 2016 met bijlage bij de stukken gevoegd.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2    Klager kan zich er niet mee verenigen dat zijn klacht beoordeeld wordt door de plaatsvervangend voorzitter van de raad. De raad dient zijn klacht te beoordelen.

3.3    Klager meent dat verweerster wel degelijk de grenzen van de vrijheid die haar toekomt als advocaat van de wederpartij, heeft overschreden. Zij heeft in strijd met de waarheid beweerd dat zij verstand van hypotheken heeft.

3.4    Tussen de advocaat van klager en verweerster is afgesproken dat de datum 1-1-2013 was. Het is onbegrijpelijk dat de plaatsvervangend voorzitter dit niet begrijpt.

3.5    Het feit dat er op een woning geen hypotheek kan worden gevestigd als er nog beslagen liggen dient in de beoordeling van de klacht te worden betrokken. Doordat verweerster daar geen rekening mee hield heeft zij klager onnodig op kosten gejaagd.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Ter zitting is gebleken dat hetgeen klager het meest dwars zit het gegeven is dat hij, in de veronderstelling dat alles geregeld zou worden, aan de slag is gegaan met het verkrijgen van een nieuwe hypotheek en daarvoor kosten heeft gemaakt, terwijl die hypotheek uiteindelijk niet verstrekt kon worden en er doorgeprocedeerd moest worden omdat verweerster zou zijn teruggekomen op de bereikte overeenstemming en steeds nieuwe (onredelijke) voorwaarden stelde. Klager verzocht als getuige te horen zijn advocaat, mr. K.

4.4    De raad heeft, zoals ter zitting ook is aangegeven, geen aanleiding gezien de door klager (niet aangekondigde, maar wel) meegebrachte getuige te horen.

4.5    Voor de raad staat namelijk vast dat klager en de cliĆ«nte van verweerder niet op alle punten tot overeenstemming zijn gekomen. Er is immers geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen en er is doorgeprocedeerd. De raad verwijst in dit opzicht ook naar overweging 2.7 van het arrest van het Hof [naam] van 26 januari 2016, dat door verweerster is overgelegd. Tuchtrechtelijk valt verweerster niets te verwijten in dezen, zelfs al zou er tussen haar en mr. K. op enig moment overeenstemming hebben bestaan.

4.6    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, A.D.G. Bakker, F. Klemann, P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2016.

griffier                                                    voorzitter