ECLI:NL:TADRARL:2016:121 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-667

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:121
Datum uitspraak: 15-01-2016
Datum publicatie: 03-08-2016
Zaaknummer(s): 15-667
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klacht ingetrokken/schikking getroffen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klager kennelijk niet-ontvankelijk omdat reeds eerder een schikking was getroffen tussen klager en verweerster met betrekking tot dezelfde klachten van klager. 

Beslissing van 15 januari 2016

in de zaak 15-667

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 15 december 2015 met kenmerk 2015 KNN095, door de raad ontvangen op 17 december 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Bij brief van 27 mei en 15 juni 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.3    Klager heeft in juni 2000 letsel opgelopen bij een ongeval. Klager had een ongevallenverzekering bij [naam verzekeraar]. [Naam verzekeraar] heeft klager een daggeldvergoeding uitgekeerd op basis van tijdelijke arbeidsongeschiktheid tot 19 augustus 2003.

1.4    Verweerster heeft klaagster vervolgens in de periode van 2007 tot 2010 bijgestaan in een geschil van klager met [naam verzekeraar] over een aanvullende vergoeding op basis van blijvende invaliditeit. Nadat [naam verzekeraar] niet bereid was een aanvullende vergoeding uit te keren heeft verweerster klager bij brief van 10 september 2010 bericht de opdracht neer te leggen.

1.5    Klager heeft bij brief van 19 september 2010 een klacht jegens verweerster ingediend bij de toenmalige deken van de orde van advocaten in het arrondissement [plaats]. De klacht is op 13 april 2011 geëindigd in een vaststellingsovereenkomst.

1.6    In artikel 1 lid 3 van de vaststellingsovereenkomst staat vermeld:

“Partijen nemen een voorbehoud uitsluitend voor wat betreft het geschil over de vraag of de ingeschakelde hulppersoon bij het vaststellen van de vraagstelling voor de uitgevoerde gemeenschappelijke expertise door orthopedisch chirurg V. [afkorting-raad] op het punt van de vaststelling van de toepasselijke editie van de AMA-Guide de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Het oordeel op dit punt is voorbehouden aan de Nederlandse rechter in een procedure tussen partijen en/of de ingeschakelde hulppersoon.”

1.7    Klager heeft op of omstreeks 16 september 2010 het kantoor waar verweerster werkzaam was aansprakelijk gesteld voor het feit dat de arbeidsongeschiktheid per 19 augustus 2003 is stopgezet. Het advocatenkantoor heeft de aansprakelijkstelling neergelegd bij haar beroepsaansprakelijkheidsverzekering, eveneens [naam verzekeraar].

1.8    Bij brief van 13 augustus 2013 heeft de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar klager bericht de claim niet te honoreren onder verwijzing naar de vaststellingsovereenkomst van 13 april 2011.  [Naam verzekeraar] heeft klager daarbij op de mogelijkheid gewezen om [naam verzekeraar] als ongevallenverzekeraar aan te spreken.

1.9    Op of omstreeks februari 2015 heeft mr. H., advocaat te [plaats], namens klager alsnog een regeling kunnen treffen met de ongevallenverzekeraar [naam verzekeraar].

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster in de vaststellingsovereenkomst van 13 april 2011 een fout heeft gemaakt op het punt van de vaststelling van de toepasselijke editie van de AMA-Guide. Als gevolg hiervan heeft klager forse schade geleden.

Toelichting

Klager heeft in april 2011 in goed vertrouwen de vaststellingsovereenkomst getekend en de schikking van € 3.000,00 geaccepteerd onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de klacht over laakbaar handelen inzake de American Medical Association (AMA)-Guide 5 buiten deze overeenkomst viel.

De ongevallenverzekeraar [naam verzekeraar] heeft omstreeks februari 2015 besloten om de polisvoorwaarden toe te passen, waarnaar klager destijds vele malen tevergeefs heeft verwezen en is met klager een regeling overeengekomen. Klager heeft circa € 50.000,00 van [naam verzekeraar] ontvangen.

Aangezien het standpunt van [naam verzekeraar] als beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het kantoor van verweerster ongewijzigd is gebleven en deze is blijven vasthouden aan haar standpunt betreffende de toepasselijkheid van de AMA-Guide 5, waarvoor verweerster verantwoordelijk is, wil klager alsnog een klacht indienen tegen verweerster in verband met laakbaar handelen.

3    VERWEER

3.1      Voor zover relevant zal het gemotiveerde verweer van verweerster in de beoordeling van de klacht worden besproken.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt vast dat art. 1 lid 1 van de vaststellingsovereenkomst van 13 april 2011 tussen klager, verweerster en het advocatenkantoor waar verweerster werkzaam was, bepaalt dat de bij de overeenkomst betrokken partijen vaststellen dat verweerster bij de uitvoering van de overeenkomst van opdracht ten behoeve van klager heeft gehandeld conform de geldende regelgeving, waaronder de Gedragsregels voor Advocaten, verordeningen en richtlijnen van de Nederlandse Orde van Advocaten.

4.2    Voorts is in dezelfde overeenkomst in art.1 lid 2 vastgesteld dat verweerster bij de uitvoering van de overeenkomst van opdracht de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.

4.3    In art.1 lid 3 is een voorbehoud gemaakt uitsluitend ten aanzien van het geschil over de vraag of de ingeschakelde hulppersoon bij het vaststellen van de vraagstelling voor de uitgevoerde gemeenschappelijke expertise door orthopedisch chirurg V. op het punt van de vaststelling van de toepasselijke editie van de AMA-Guide de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Het oordeel op dit punt is, conform het contract, voorbehouden aan de Nederlandse rechter in een procedure tussen partijen en/of de ingeschakelde hulppersoon.

4.4    In artikel 2 van genoemde overeenkomst is voorts bepaald dat de klacht die door klager is ingediend bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement  A. wordt ingetrokken en daarna niet meer aanhangig kan worden gemaakt.

4.5     Derhalve staat, naar het oordeel van de voorzitter, vast dat het handelen van verweerster, als advocaat, ter zake van de letselschadezaak van klager, niet meer ter discussie staat. De voorzitter stelt vast dat het voorbehoud in de overeenkomst alleen betrekking heeft op het handelen van de medisch adviseur en dat het oordeel over diens handelen is voorbehouden aan de Nederlandse rechter. De klacht jegens verweerster is dan ook door middel van de vaststellingsovereenkomst afgedaan. Dat klager achteraf kennelijk probeert dit handelen weer aan de kaak te stellen via de vaststellings- overeenkomst door te stellen dat het geschil niet juist is omschreven, maakt dit oordeel niet anders. Immers met de vaststellingsovereenkomst heeft klager de klacht ingetrokken en verklaard dat verweerster, als advocaat, correct heeft gehandeld. Het geschil over het al dan niet correct handelen van verweerster is geheel afgedaan via de vaststellingsovereenkomst. en, volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline, kan  over hetzelfde feitencomplex thans niet nogmaals worden geklaagd. De Hoge Raad heeft in een uitspraak in een medische tuchtzaak van 29 november 1991, NJ1992, 587, geoordeeld dat ook het in het tuchtrecht het beginsel geldt dat aan iemand niet tweemaal voor hetzelfde feit een maatregel kan worden opgelegd. 

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 15 januari 2016.

griffier                                                                voorzitter