ECLI:NL:TADRARL:2016:11 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-38

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:11
Datum uitspraak: 17-08-2016
Datum publicatie: 24-04-2016
Zaaknummer(s): 15-38
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

Beslissing van 17 augustus 2015

in de zaak 15-38

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 30 maart 2015 op de klacht van:

klaagster

gemachtigde mr. [S]

tegen:

advocaat te [plaats]

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 30 september 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 11 maart 2015 met kenmerk 14-0302, door de raad ontvangen op 12 maart 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 30 maart 2015 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 30 maart 2015 is verzonden aan klaagster.

1.4 Bij brief van 10 april 2015 door de raad ontvangen op 10 april 2015, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 juni 2015 in aanwezigheid van de zoon en de advocaat van klaagster en verweerster.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 10 april 2015.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in het verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2 Verweerster heeft in een klachtenprocedure, waarin zij optrad als voorzitter van de klachtencommissie van [naam instellingen], zich partijdig opgesteld door geen onderzoek te doen naar de bij die klachtencommissie aan de orde zijnde feiten en verklaringen. Verweerster heeft in de klachtencommissie een verkeerde beslissing genomen over het optreden van [naam instelling], dat ten onrechte een kind van klaagster voor het bijzonder onderwijs had aangemeld terwijl het daartoe niet bevoegd was. Zij heeft verzuimd aan waarheidsvinding te doen en de klacht in die procedure niet goed onderzocht.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Niet is gebleken dat verweerster zich bij de uitoefening van haar werkzaamheden zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad; hetgeen klaagster daarover heeft gesteld kan – naar de voorzitter terecht heeft geoordeeld – niet tot dit oordeel leiden. Van het schaden van het vertrouwen in de advocatuur is ook geen sprake, op de enkele grond dat de klachtencommissie waarvan verweerster deel uitmaakte een - volgens klaagster - verkeerd oordeel zou hebben gegeven. In het verzet stelt de gemachtigde van klaagster dat mede was beoogd te klagen over de procedure (partijdigheid en het ontbreken van onderzoek), maar hetgeen in dat verband wordt aangevoerd kan evenmin tot de conclusie leiden dat verweerster met haar gedrag het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.

4.3 Ten overvloede merkt de Raad het volgende op: over de bevoegdheid van de [naam instelling] en de juistheid van feiten waarop de [naam instelling] is afgegaan, is in de klachtenprocedure reeds het nodige  gesteld. Voor zover in het voortraject vanwege [naam instelling] enige onjuiste informatie verstrekt zou zijn is dit bij de hoorzitting van de klachtencommissie [naam instelling] kennelijk gecorrigeerd. Daarmee lijkt aan het belang van klaagster afdoende tegemoetgekomen te zijn.

4.4 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr.  M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, K.F. Leenhouts, K.J. Verrips, A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 augustus 2015.

griffier voorzitter