ECLI:NL:TADRARL:2016:100 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-452
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2016:100 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-05-2016 |
Datum publicatie: | 26-07-2016 |
Zaaknummer(s): | 15-452 |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht in de kern dat verweerders voor de aangenomen incasso opdracht (executie vonnis) boven deurwaarder geen toegevoegde waarde hadden en desondanks opdracht hebben aangenomen. Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat een advocaat niet zonder meer verwijst naar een deurwaarder omdat dat goedkoper zou zijn en de cliënt zelf de communicatie met de deurwaarder kan voeren. De advocaat kan die regie functie immers voor de klant vervullen. Dat geldt temeer omdat in deze zaak klager, die in de hoofdzaak door een andere advocaat werd bijgestaan, kennelijk een bewuste keuze heeft gemaakt om zich tot het kantoor van verweerders te wenden, omdat, zoals verweerder 1 onbetwist stelt, met dit kantoor in verband met eerder in het verleden verleende diensten al een band bestond. |
Beslissing van 2 mei 2016
in de zaak 15-452
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerder 1
en
verweerder 2
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 19 februari 2015 heeft klager zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement [X] beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 30 september 2015 met kenmerk [x], door de raad ontvangen op 1 oktober 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 maart 2016 in aanwezigheid van verweerder 2. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- het van de deken ontvangen dossier;
- de brief van verweerder 1 van 18 februari 2016 waarin hij zijn verhindering voor de zitting van 14 maart aankondigt.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder 1 en verweerder 2 werkten bij [Y] advocaten.
2.2 Klager heeft zich bij mail van 18 juni 2014 gewend tot verweerder 1, met het verzoek te kijken naar de mogelijkheden om een veroordelend vonnis tegen de heer D voor een bedrag van ongeveer € 106.000,-- te incasseren.
2.3 Verweerder 1 antwoordde dat zijn collega, verweerder 2 ernaar zou kijken en dat daarna een afspraak gemaakt kon worden. Verweerder 1 heeft klager op 19-6-2014 een mail doorgestuurd van verweerder 2, met een analyse van de incasso en een vaste prijs van € 500,-- voor de eerste fase (opstarten, de deurwaarder opdracht geven en monitoren en zo mogelijk ook het externe verhaalsonderzoek en/of de bankbeslagen kunnen begeleiden). Ook worden de kosten van verhaalsonderzoek via deurwaarder (circa 150,-) , kosten verhaalsonderzoek (standaard) via Regres (circa 300,-) en kosten onderzoek naar saldi bankrekening via Regres (circa 250,- per bankrekening) genoemd en de kosten per beslag. Ten slotte wordt vermeld “De eerste fase via onze deurwaarder zou cliënt …om en nabij de 650,- euro plus BTW kosten.”
2.4 Na mails en een telefoongesprek heeft verweerder 2 bij mail van 21 juli 2014 gemaild: “ik bevestig (je) nog even formeel de opdracht. Ik heb ons secretariaat hedenochtend gevraagd … een voorschotfactuur voor het bedrag ad € 500,-- plus BTW.”.
2.5 Voor het afgesproken bedrag is een factuur gestuurd aan klager op 23 juli 2014 die een : “Voorschot” vermeldt van € 500,-- plus € 105,-- BTW.
2.6 Vervolgens is het vonnis betekend door een door verweerder 2 ingeschakeld deurwaarderskantoor en zijn, eveneens door de deurwaarder, inlichtingen ingewonnen bij UWV en mogelijke werkgevers.
2.7 Medio augustus 2014 ontstond onduidelijkheid over een factuur waarop gemaakte uren en onkosten worden verrekend met een betaald voorschot. Klager mailde: “Als ik (de) factuur bekijk is dat tegen alle gemaakte afspraken”. Daarop heeft verweerder 2 tweemaal verwezen naar de onder 4 weergegeven toezegging, in zijn laatste mail van 19 augustus 2014 aldus: ”(hierbij) bevestig ik je …dat wij afspraken dat ik de zaak – zoals in de mails uiteengezet – op de rit zet voor het vaste bedrag van 500,-- euro plus BTW. Dat is inclusief kosten deurwaarder voor het betekenen van het vonnis. Indien wij verdere werkzaamheden/acties nodig achten dan overleggen wij eerst. Punt.”
In deze laatste mail meldde verweerder 2 aan klager dat hij de deurwaarder nog had gevraagd in het RDW te kijken. Bij deze laatste mail van verweerder 2 aan klager bevond zich als bijlage een mail van de deurwaarder aan verweerder 2, met bijlagen.
2.8 Op 3 september 2014 deelde de deurwaarder aan verweerder 2 mee dat klager hem opdracht had gegeven om loonbeslag te leggen.
2.9 Daarop heeft verweerder 2 aan klager meegedeeld dat hij er tussenuit wilde gaan, zodat klager het rechtstreeks met de deurwaarder kon afhandelen. Een mail van 3 september aan klager houdt in: “Van onze deurwaarder vernam ik dat je opdracht hebt gegeven voor het leggen van loonbeslag. Kennelijk ga je zelf en zonder mij daarover te informeren aan de slag met de deurwaarder. Dat vind ik uiteraard prima, maar ik had een berichtje van jou erg op prijs gesteld.”
2.10 Klager antwoordt daarop: ”De deurwaarder heeft met mij contact opgenomen en ik heb vragen moeten beantwoorden?! Ging ervan uit dat jij op de hoogte was.”
2.11 Een mail van 4 september 2014 aan klager houdt in: “(Je e-mail) lezende besefte ik dat ik eerst ook jou om een reactie had moeten vragen. Maar goed, ik doe dit nu een jaar of vijf en heb nog niet eerder meegemaakt dat onze deurwaarder zonder overleg rechtstreeks contact opneemt met een cliënt. Ik ging (en ga) er dus vanuit dat de mededeling van de deurwaarder juist is. Niettemin heb ik de deurwaarder per e-mail nog even om een reactie gevraagd. Die heb ik overigens nog niet ontvangen. Los hiervan, zie ik geen goede basis meer om in dit dossier nog tussen jou en de deurwaarder te blijven zitten. Goed beschouwd kan ik geen waarde meer toevoegen waarvoor jij zou moeten betalen.”
2.12 De deurwaarder schrijft bij mail van 5 september 2014 aan verweerder 2:”Onze algemene werkwijze is dat wij geen direct contact hebben met eisende partijen, maar altijd via onze opdrachtgever. Dit is algemeen bekend. Helaas kunnen (de raad leest: wij) niet bevestigen noch ontkennen dat een collega van ons kantoor contact heeft gezocht met eisende partij. Eiser geeft duidelijk aan dat het gaat om mevrouw [W]. In het dossier ontbreekt echter een notitie van het mogelijk gevoerde telefoongesprek. Bovendien kan mevrouw [W] zich het gesprek niet herinneren. Conform opdracht zullen wij het dossier sluiten en u de stukken retourneren. Daarna kan eisende partij een deurwaarder van zijn keuze benaderen.” Deze mail is als bijlage door verweerder 2 gezonden aan klager
2.13 Het antwoord van klager d.d. 6 september houdt in: “Ik begrijp dat jullie nu allebei het dossier sluiten? Ik sta dus weer op 0? Ik vind het al met al een vreemde zaak dat ik van deze manier van werken de dupe ben als klant.“
2.14 Klager heeft daarop meermalen het deurwaarderskantoor aangeschreven, maar dit reageert niet. Pas na een interventie van verweerder 2 mailt het deurwaarderskantoor op 22 september 2014 aan klager, dat het beslag kan leggen. In de mail wordt geen naam van enig behandelaar genoemd. Bij mail van 22 september 2014 reageert klager dat hij een naam wil van degene van het deurwaarderskantoor die de mail stuurt. Na een reactie op 23 september en een mail van klager aan het deurwaarderskantoor van 24 september richt klager zich bij mail van 1 oktober 2014 tot verweerder waarin hij aangeeft: “Geen enkele reactie. Het “de dupe“ zijn wordt nu echt wel werkelijkheid.“
2.15 Op 3 oktober mailt verweerder 2 aan klager: “Nog even een email van mijn kant om het af te sluiten. Jij kwam hier vanmiddag op kantoor…Een pittig gesprek volgde. Wat daar verder ook van zij, het doet mij goed dat we het misverstand (want daar komt het dan in feite op neer) helder hebben kunnen bespreken en elkaar de hand hebben geschud… verder herhaal ik graag nog even mijn aanbod dat ik desgewenst bereikbaar ben als je tegen vragen aanloopt in het kader van de incasso. Wellicht dat ik je dan met een telefoontje nog van dienst kan zijn. “
2.16 11 oktober mailt klager aan verweerder 2: “Naar aanleiding van ons gesprek wat mij betreft prima. Blijft er een zaak over en dat is het voorschot…E.e.a is niet gegaan zoals was voorgesteld. Feitelijk komt het erop neer dat een advocaat of deurwaarder niet kunnen/mogen wat ik wil. N.l. het geld waar ik recht op heb volgens het vonnis incasseren. Ik had verwacht dat je mij dat verteld zou hebben als incassospecialist. Voor de opdracht aan de deurwaarder vind ik eigenlijk € 200,-- al te veel. Ik ben echter bereid om als je 200 € terugstort de zaak te schikken…”
2.17 Bij mail van 17 oktober mailt verweerder 2 aan klager : “Het is bovendien echt onzin dat wij of de deurwaarder niet kunnen wat jij wilt. Het klopt wel dat wij of de deurwaarder niet voor de deur gaan liggen bij jouw debiteur, althans niet voor een paar honderd euro….Verder moet mij van het hart dat jouw manier van communiceren op zijn zachtst gezegd de mijne niet is.
Er is geen enkele grond om te voldoen aan jouw verzoek om 200 euro terug te betalen. Niettemin zijn wij bereid tot dat gebaar, mits jij per ommegaande bevestigt dat hiermee de discussie gesloten is en jij ons verder volledige kwijting verleent in dit dossier.”
2.18 Diezelfde dag mailt klager terug: “Ik zal (de onder 17 weergegeven mail) op me in laten werken en dan reageren. “
2.19 Op 14 december 2014 mailt klager aan verweerder 2: “Beste Erik, Wil je de € 200,-- terugstorten? Ik zal dan kwijting geven voor het dossier”
2.20 Op 9 januari 2015 mailt klager aan verweerder 2. Deze mailt diezelfde dag terug dat Advocatenkantoor [Y] op 12 december 2014 failliet is verklaard. en : “Ondertussen zijn we succesvol doorgestart. Met betrekking tot jouw dossier ben ik niet meer bevoegd, dat is thans de curator… “
2.21 In februari 2015 zijn er diverse mails gewisseld tussen klager en verweerder 1, waarin verweerder 1 onder meer opmerkt: “het is jammer dat je je om 200 euro zo opstelt”.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder 1 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a. hij klager heeft doorverwezen naar een van zijn kantoorgenoten, verweerder 2, terwijl hij wist dat deze in de procedure geen andere waarde zou hebben dan die van (duur) doorgeefluik (brief klager van 19 februari 2015)
b. hij te lichtvaardig omgaat met het faillissement en klagers verlies van € 200,-- daarin (brief klager van 2 juni 2015)
en dat verweerder 2 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat (brief klager van 19 februari 2015):
c. hij niet afgesproken facturen heeft gestuurd; er werden zelfs telefoongesprekken gefactureerd; klager beschikt tot op heden niet over een gespecificeerde factuur
d. hij documenten die niet in orde waren (een niet gewaarmerkt vonnis) heeft laten betekenen door een deurwaarder
e. hij naar aanleiding van een misverstand zich onprofessioneel (agressief) heeft opgesteld
f. hij zonder overleg zijn werkzaamheden heeft beëindigd
en doordat (brief klager van 2 juni 2015):
g. hij te lichtvaardig is omgegaan met het faillissement .
4 VERWEER
Het verweer van verweerder 1 houdt in dat hij geen enkele inhoudelijke betrokkenheid heeft gehad bij de zaak maar klager alleen heeft doorverwezen naar een kantoorgenoot.
Het verweer van verweerder 2 luidt:
a. dat klager van verweerder 2 een nota heeft ontvangen voor het afgesproken bedrag van € 500,-- plus BTW, en dat nadien een verrekenfactuur is gestuurd
om de bestede tijd inzichtelijk te maken.
b. dat verweerder 2 het vonnis tegen D door een deurwaarder heeft laten betekenen.
c. dat verweerder 2 zich niet onprofessioneel heeft gedragen en
d. ook nadien zich bereid heeft getoond klager zo nodig te ondersteunen.
5 BEOORDELING
Klachtonderdeel a.
5.1 Deze klacht is ongegrond. De raad acht niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat een advocaat, wanneer een cliënt zich tot hem wendt voor de executie van een veroordelend vonnis (of voor het verhaalsonderzoek ten behoeve van executie) niet zonder meer verwijst naar een deurwaarder omdat dat goedkoper zou zijn en de cliënt de communicatie met de deurwaarder kan voeren. De advocaat kan die regie functie immers voor de klant vervullen. Dat geldt temeer omdat in deze zaak klager, die in de hoofdzaak door een andere advocaat werd bijgestaan, kennelijk een bewuste keuze heeft gemaakt om zich tot het kantoor van verweerders te wenden, omdat, zoals verweerder 1 onbetwist stelt, met dit kantoor in verband met eerder in het verleden verleende diensten al een band bestond.
Klachtonderdeel c
5.2 De aan klager verstuurde factuur was eigenlijk overbodig, en was volgens verweerder alleen bedoeld om aan klager enig inzicht te geven in de bestede tijd. Dat op een specificatie ook telefoongesprekken voorkomen is alleszins gebruikelijk, ook die tijd wordt algemeen tot de declarabele tijd gerekend. Nu hem na het sturen van de overbodige factuur een en andermaal is bevestigd dat de vaste prijsafspraak bleef gelden is klager door het sturen van die factuur niet in enig belang geschaad. Dat de factuur voor de vaste prijs niet gespecificeerd is, ligt voor de hand, nu niet is gesteld of gebleken dat was afgesproken dat ook de vaste prijs gespecificeerd had moeten zijn.
Klachtonderdeel d
5.3 Voor zover klager beoogt te stellen dat de grosse niet betekend is (omdat hij deze later bij verweerder 2 heeft opgehaald) wordt dit weerlegd door productie 8 van verweerder 2, een akte van betekening van de grosse. Overigens is onduidelijk welke fout klager verweerder 2 hier verwijt en onduidelijk is wat klager bedoelt met “niet gewaarmerkt vonnis”. Klacht d is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel e en f
5.4 Wat klacht e betreft: uit de onder 7 tot en met 12 en 15 weergegeven feiten lijkt te volgen dat sprake was van een misverstand: klager heeft de bijlage (email deurwaarder) bij een mail van verweerder 2 opgevat als een mail van de deurwaarder rechtstreeks aan hem en heeft (in antwoord daarop?) telefonisch contact gezocht met het deurwaarderskantoor en een medewerker van dat kantoor gevraagd loonbeslag te leggen.
Uitgaande van dat misverstand is de mededeling van verweerder 2 dat hij zich terugtrekt als klager rechtstreeks opdracht wil geven aan de deurwaarder met de daarbij door hem geuite teleurstelling niet onprofessioneel of agressief te noemen. Op dat moment was in de visie van verweerder 2 immers geen sprake van beëindiging door hemzelf, maar van beëindiging door klager. Klager daarentegen begreep dat verweerder 2 de relatie wilde beëindigen.
Wat daar van zij: kennelijk heeft nadien een gesprek plaatsgehad waarin genoemd misverstand uit de weg is geruimd, en verweerder 2 ervan uitgaat dat klager zonder hem verder gaat, waarbij hij aanbiedt bereikbaar te zijn voor eventuele vragen. Vervolgens heeft verweerder 2 ook geïntervenieerd richting deurwaarder.
De feiten liggen anders dan klager ze stelt en het handelen van verweerder 2 is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Klachtonderdelen b en g
5.5 Uit de gevoerde correspondentie is de raad niet gebleken dat verweerders te licht om zijn gegaan met het faillissement van hun kantoor of met klagers verlies daarin. De klacht is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;
Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, E. Bige, C.W.J. Okkerse en H.H. Tan, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 mei 2016.
Griffier Voorzitter