ECLI:NL:TADRARL:2015:90 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 46/14

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:90
Datum uitspraak: 29-05-2015
Datum publicatie: 02-07-2015
Zaaknummer(s): 46/14
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet is komen vast te staan dat de kwaliteit van de dienstverlening onder de maat is geweest. De advocaat heeft niet te lang gwacht met het opstellen van de dagvaarding, nu gebleken is dat 1 maand vóór betekening van de dagvaarding door de deurwaaarder en ook daarvóór nog informatie van de cliënt nodig was. Evenmin is gebleken dat in de procedure door de advocaat onvoldoende verweer is gevoerd tegen de stellingen van de wederpartij. Ook in de communicatie en de wijze van declareren is de advocaat niet tekort geschoten. Klacht ongegond.

Beslissing van 29 mei 2015

in de zaak 46/14

naar aanleiding van de klacht van:

1.    [     ]

2.    [     ]

klagers

tegen

mr. [     ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 9 juli 2014 met kenmerk 2013 KNN201, door de raad ontvangen op 10 juli 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 maart 2015 in aanwezigheid van verweerder. Klagers hebben laten weten vanwege de grote afstand niet naar de zitting te komen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster sub 2 heeft vanuit haar woonplaats in het buitenland omstreeks september 2012 een koopovereenkomst gesloten met een particuliere verkoper in Nederland, de heer B., betreffende een drachtige merrie. Het paard is op 1 december 2012 bij klagers in het buitenland aangekomen.

2.3    Per e-mailbericht d.d. 2 december 2012 hebben klagers zich tot verweerder gewend met het verzoek om advies inzake de koopovereenkomst met B., omdat zij meenden dat de merrie niet voldeed aan hetgeen zij op grond van de koopovereenkomst mochten verwachten. De merrie bleek kleiner dan 1.65 m. en de beide voorbenen waren naar buiten geroteerd.

2.4    Het paard is een aantal keren gekeurd:

a)    voor de verkoop op 23 juni 2012 door de KWPN. In het stamboek staan de vermeldingen: “predikaat ster” en “stokmaat: 165 cm;

b)    voorafgaand aan de koopovereenkomst op 7 september 2012 door dierenarts V. in Nederland. Het keuringsrapport vermeldt: “Hight at withers ± 1.65” en “Clinical sound horse, pregnant”;

c)    na aankomst in het buitenland door dierenarts S. op 5 december 2012. Deze verklaarde: “The mare was (…) measured at the highest point of the wither tot be 160 cm tall”.

d)    Op 21 januari 2013 door dr.G., die onder meer verklaarde: “The filly was measured as 161cm at het highest point of the wither (…). In my opinion this filly has moderate full limb rotation in both fore legs (…).

2.5    Verweerder heeft klaagster sub 2 bijgestaan in een procedure bij de kantonrechter te L. betreffende de ontbinding van de koopovereenkomst op grond van non-conformiteit dan wel vernietiging van de koopovereenkomst  op grond van dwaling.

2.6    Bij vonnis van de kantonrechter te L. van 6 november 2013 is de vordering van klaagster sub 2 afgewezen vanwege het ontbreken van een feitelijke grondslag, met veroordeling van klaagster sub 2 in de kosten.

2.7    Bij brief van 6 februari 2014 heeft verweerder klaagster sub 2 een gespecificeerde nota gezonden. In de nota staat vermeld: “Fixed Fee (paid in advance) 4.500 euro”.

2.8    Bij brief 5 februari 2014 met bijlagen hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder niet heeft gehandeld zoals van een zorgvuldig handelend advocaat mag worden verwacht. Dit blijkt onder meer uit het navolgende:

a)    verweerder heeft pas na vijf maanden de dagvaarding laten uitbrengen. Een dergelijke vertraging is niet normaal gelet op de eenvoud van het geschil waarin slechts de metingen van het paard ter discussie staan. Bovendien was het van belang snel tot dagvaarding over te gaan gelet op de feit dat het onderwerp van het geschil een groeiend paard was;

b)    verweerder heeft geen dan wel onvoldoende bewijsmateriaal overgelegd in de procedure zoals met betrekking tot de veterinaire onderzoeken waaronder die van dr. G. welk onderzoek op uitdrukkelijk verzoek van de assistente van verweerder op video was vastgelegd. De videoverklaring had als bewijs moeten worden overgelegd. Voorts  had verweerder aangekondigd een skypeverbinding te zullen verzorgen zodat klagers en dr. G. niet vanuit het buitenland hoefden over te komen voor de rechtszitting.

c)    verweerder heeft  de stukken die de wederpartij had ingediend, niet weerlegd of betwist; zo blijkt dat het rapport van dr. V. waarop de koop was gebaseerd van een onnauwkeurige en niet gestandaardiseerde  meetmethode uitgaat. Verweerder had moeten bewerkstelligen dat opnieuw een meting zou plaatsvinden, maar dat is niet gebeurd;

d)    klagers zijn niet op de hoogte gehouden van de voortgang van de zaak, doordat verweerder geen kopieën heeft gestuurd van processtukken;

e)    verweerder heeft klagers onvoldoende geïnformeerd over de uitkomst van de comparitie, de te verwachten lange duur van een dergelijke zaak, het procesrisico met bijbehorende kosten en aan wie die zouden moeten worden betaald;

f)    verweerder heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn declaraties en heeft ondanks herhaald verzoek geen kwitantie verstrekt van de betaling van € 4.500,00;

g)    verweerder was niet of slecht bereikbaar en reageerde niet op terugbelverzoeken en e mailberichten van klagers;

4    VERWEER

4.1    Allereerst voert verweerder aan dat hij geen werkzaamheden heeft verricht voor klager sub 1. Deze is derhalve geen belanghebbende.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Bij het opstellen van de dagvaarding is geen onredelijke vertraging ontstaan. Er is tussen 11 februari 2013 en 25 maart 2013 veelvuldig gecorrespondeerd. Op 25 maart 2013 heeft klaagster sub 2 nog aanvullende stukken gestuurd. De dagvaarding is vervolgens op 12 april 2013 aan de deurwaarder gestuurd en op 16 april 2013 betekend aan de wederpartij.

Ad klachtonderdeel b en c)

4.3    Ondanks dat bij de dagvaarding een tiental producties is gevoegd met bewijs van de stellingen van klaagster sub 2 terwijl tevens bewijs is aangeboden ex art. 150 Rv., heeft de rechter (ten onrechte) geen deskundigenbericht gelast. Zo heeft de kantonrechter ook het aanbod  een videoverklaring over te leggen naast zich neergelegd en de uiteindelijke bewijswaardering in het voordeel van de wederpartij van klaagster sub 2 laten uit vallen. Deze (voor klaagster sub 2 negatieve) beslissingen kunnen verweerder niet worden verweten. Verweerder heeft een skypeverbinding bij de kantonrechter niet kunnen organiseren. Ook daarvan kan hem geen verwijt worden gemaakt.

Ad klachtonderdeel d en e)

4.4    In de periode van 12 juli tot en met 4 oktober 2013 is klaagster sub 2 volledig geïnformeerd over de gang van zaken met betrekking tot de comparitie en het verloop daarvan. Van de comparitie is geen proces-verbaal opgemaakt. Daarnaast is er veelvuldig telefonisch contact geweest. Het vonnis is klaagster per e-mail gezonden en is zowel door verweerder als diens assistente telefonisch uitvoerig toegelicht. Verweerder heeft voorts uiteengezet dat hij de vordering heeft gesplitst in een vordering tot teruggave van de koopsom en een verklaring voor recht dat de verkoper veroordeeld zal worden tot betaling van de schade. Daarmee heeft hij bewerkstelligd dat er lagere griffierechten en een lagere proceskostenveroordeling zou worden uitgesproken. Over het instellen van hoger beroep is overleg geweest. Het heeft er uiteindelijk niet toe geleid dat verweerder opdracht heeft gekregen om hoger beroep in te stellen.

Ad klachtonderdeel f)

4.5    Verweerder heeft met klaagster sub 2 een vaste prijsafspraak gemaakt. Op verzoek van klaagster sub 2 is haar op 7 februari 2014 een volledige urenspecificatie gezonden hoewel dit bij een fixed fee regeling ongebruikelijk is.

Ad klachtonderdeel g)

4.6    Zoals uit bovenstaand verweer blijkt, heeft verweerder geregeld contact met klaagster sub 2 onderhouden.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Ten aanzien van klager sub 1 is de raad van oordeel dat deze niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Klaagster sub 2 was de cliënte van verweerder en niet klager sub 1. Laatstgenoemde is dan ook geen belanghebbende in deze zaak. Het feit dat klager sub 1 wellicht telefonisch dan wel per brief contact heeft gehad met verweerder betekent nog niet dat hij daarmee belanghebbende is.

Ad klachtonderdeel a)

5.3    De raad is van oordeel dat niet gesteld kan worden dat verweerder te traag is geweest in het aanhangig maken van een procedure. Als niet weersproken staat vast dat er tussen 11 februari 2013 en 25 maart 2013 enige malen contact is geweest tussen klaagster sub 2 en verweerder en op 25 maart 2013 heeft klaagster sub 2 nog aanvullende stukken aan verweerder gestuurd. Vaststaat tevens dat de dagvaarding op 16 april 2014 is betekend. Gelet op de gebruikelijke werkzaamheden ter voorbereiding van een procedure, zoals de bestudering van stukken, bespreking met cliënt, opstellen van een dagvaarding etc. kan niet gesteld dat sprake is van onnodige vertraging.

Ad klachtonderdeel b en c)

5.4    Beide klachtonderdelen hebben betrekking op de wijze waarop verweerder heeft gehandeld in de procedure. Zo zou hij onvoldoende bewijsmateriaal hebben overgelegd en onvoldoende de stellingen van de wederpartij hebben weerlegd. De raad volgt klaagster daarin niet. Verweerder heeft aangevoerd dat bij de dagvaarding stukken zijn overgelegd, die als bewijs dienden en dat voorts ook verder bewijs is aangeboden, maar dat de rechter onder meer het bewijs dat door middel van een videoverklaring kon worden geleverd, heeft gepasseerd. Voorts heeft verweerder de door de wederpartij overgelegde bewijsmiddelen gemotiveerd betwist, maar de rechter heeft de bewijswaardering in het voordeel van de wederpartij van klaagster sub 2 laten uitvallen. Dit betekent echter niet dat verweerder dan ook onjuist heeft geprocedeerd. Naar het oordeel van de raad is zulks niet gebleken. Deze  klachtonderdelen zijn ongegrond.

Ad klachtonderdeel d, e en g)

5.5    Deze verwijten hebben betrekking op de informatie en communicatie met klagers. Ook op deze onderdelen heeft verweerder gemotiveerd de stellingen van klagers betwist. Hij heeft e-mailberichten gericht aan klaagster sub 2 overgelegd (onder meer e-mailberichten van 8 februari 2013 en 7 maart 2013 alsmede van 12 en 17 juli 2013, 26 augustus 2013 en 4 oktober 2013), waarin vragen van klaagster sub 2 worden beantwoord, zodat, naar het oordeel van de raad, niet is komen vast te staan dat verweerder klaagster tijdens de procedure niet met regelmaat op de hoogte heeft gehouden van de gang van zaken en hun geen informatie heeft verstrekt. Evenmin is gebleken dat verweerder klaagster niet heeft gewezen op het procesrisico en de overige financiële gevolgen van de procedure. Klaagster heeft haar stellingen op dit punt onvoldoende onderbouwd. Hetzelfde geldt voor het verwijt dat verweerder telefonisch niet of slecht bereikbaar was dan wel niet reageerde op terugbelverzoeken. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.

Ad klachtonderdeel f)

5.6    Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven dat er een fixed fee was afgesproken. Bovendien is een schatting gegeven van de kosten en de daadwerkelijke kosten zijn niet hoger uitgevallen dan was geschat. Op 25 januari 2013 wordt per e-mail een betaling gevraagd van € 2.000,- en op 28 januari 2013 wordt gemeld dat de verdere kosten naar schatting  € 2.000,- à € 3.000,- bedragen. Daar de betalingen per bank hebben plaatsgevonden was het sturen van een kwitantie overbodig.

5.7    De klacht is in al haar onderdelen ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klager sub 1 niet-ontvankelijk in zijn klacht en oordeelt de klacht van klaagster sub 2  in al haar onderdelen ongegrond

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman, A.H. Lanting, G.E.J. Kornet, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 mei 2015.

griffier                                                                      voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl