ECLI:NL:TADRARL:2015:8 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-206

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:8
Datum uitspraak: 21-01-2015
Datum publicatie: 15-02-2015
Zaaknummer(s): 14-206
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Geklaagd werd dat verweerder door in appelprocedure waarin klaagster had laten dagvaarden op een lange termijn een anticipatie exploit had uitgebracht en vervolgens bezwaar had gemaakt tegen een uitstelverzoek van klaagster, klaagster in een lastige en onduidelijke procespositie had gebracht zonder een redelijk belang voor zijn eigen cliënt.

Beslissing van 21 januari 2015

in de zaak 14-206

 naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [naam]

klaagster

gemachtigde: mr. F. Schirmeister

advocaat te Maastricht

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 19 december 2014 met kenmerk K 14/56 door de raad ontvangen op 22 december 2014, en van de stukken die zijn vermeld op de in deze brief beschreven inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 12.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klaagster heeft op 12 en 13 januari 2002 een medische behandeling ondergaan in het [naam ziekenhuis] (hierna: het ziekenhuis). Op 13 januari 2002 is klaagster in het ziekenhuis geopereerd.

1.3    Klaagster verwijt het ziekenhuis dat het niet (tijdig) heeft onderkend dat er bij haar sprake was van een zich ontwikkelend Caudasyndroom. Klaagster stelt dat zij als gevolg van deze tekortkoming ernstige en blijvende schade heeft opgelopen.

1.4    Bij brief van 12 augustus 2004 heeft klaagster het ziekenhuis hiervoor aansprakelijk gesteld. Bij brief van 26 april 2005 heeft het ziekenhuis aansprakelijkheid afgewezen.

1.5    In 2008 zijn klaagster en het ziekenhuis overeengekomen om Dr. [naam van de neuroloog die als medisch deskundige heeft opgetreden],  neuroloog in het [naam ziekenhuis waaraan de medisch deskundige verbonden is], een medische expertise te laten verrichten. Dr. [naam van de neuroloog die als medisch deskundige heeft opgetreden] heeft op 23 mei 2008 zijn rapport uitgebracht.

1.6    Op 16 maart 2011 heeft klaagster het ziekenhuis gedagvaard voor de rechtbank Maastricht. Verweerder treedt in deze procedure op als advocaat van het ziekenhuis.

1.7    Bij tussenvonnis van 5 september 2012 heeft de rechtbank Maastricht geoordeeld dat het ziekenhuis aansprakelijk is voor 70 % van de door klaagster geleden en nog te lijden schade.

1.8    Op 4 december 2013 is door de rechtbank Limburg een eindvonnis gewezen in de procedure tussen klaagster en het ziekenhuis. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat het ziekenhuis voor 70 % aansprakelijk is voor de schade van klaagster als gevolg van de gebeurtenissen die op 12 en 13 januari 2002 hebben plaatsgevonden. De vordering van klaagster tot schadevergoeding is door de rechtbank afgewezen. De rechtbank overwoog daarbij dat klaagster de door haar gestelde schadeposten onvoldoende had toegelicht en onderbouwd.

1.9    Bij e-mail d.d. 20 december 2013 heeft verweerder de gemachtigde van klaagster laten weten dat het ziekenhuis niet bereid is om mee te werken aan het (buiten rechte) gezamenlijk benoemen van een deskundige om de door klaagster geleden schade te begroten omdat het ziekenhuis fundamentele bezwaren heeft tegen het oordeel van de rechtbank ter zake van de aansprakelijkheid, causaliteit en schade.

1.10    Op 28 januari 2014 is namens klaagster een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht ingediend bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Klaagster verzocht om een onderzoek door achtereenvolgens een neuroloog (te weten prof. Dr. [naam van de neuroloog die als medisch deskundige heeft opgetreden]  die ook in 2008 op verzoek van beide partijen een medische rapportage had uitgebracht), een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige.

1.11    Op 30 januari 2014 is door klaagster hoger beroep ingesteld tegen de in de procedure tussen klaagster en het ziekenhuis gewezen tussenvonnissen van de rechtbank Maastricht en tegen het eindvonnis d.d. 4 december 2013 gewezen door de rechtbank Limburg. Het ziekenhuis werd gedagvaard tegen de rolzitting van 14 oktober 2014.

1.12    Bij brief d.d. 11 februari 2014 heeft verweerder de advocaat van klaagster laten weten dat het ziekenhuis de zaak bij vervroeging op de rol van het gerechtshof zou laten plaatsen en dat er op korte termijn een anticipatie-exploot zou worden betekend aan klaagster.

1.13    Dit anticipatie-exploot is uitgebracht op 24 februari 2014. In dit exploot is klaagster aangezegd dat de procedure in appel op 4 maart 2014 bij vervroeging op de rol zou worden gebracht.

1.14    In de procedure tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht heeft verweerder op 19 maart 2014 een verweerschrift ingediend. Verweerder stelde daarbij dat het verzochte voorlopig deskundigenonderzoek prematuur is, omdat bij de huidige stand van de appelprocedure nog geenszins vaststaat dat het ziekenhuis aansprakelijk is voor de door klaagster geleden schade.

1.15    Bij brief van 31 maart 2014 heeft de advocaat van klaagster het gerechtshof (in de appelprocedure) het volgende geschreven: “De wederpartij wil kennelijk met het anticiperen op de eerder aangezegde rechtsdag voorkomen dat de eventuele deskundigenberichten in de appelprocedure kunnen worden ingebracht en het hof arrest wijst zonder daar acht op te kunnen slaan. (…. …. ….)

Van een redelijk belang van het [ziekenhuis] om niet op de uitkomst van het –eventuele- deskundigenbericht te willen wachten is niet gebleken. Van een rechtvaardiging om het normale procesverloop te verstoren is ook niet gebleken. (…. ….) Gelet op het bovenstaande kan niet gezegd worden dat het [ziekenhuis] bij haar peremptoirstelling een redelijk en rechtens te respecteren belang heeft. (….  ….  ….)

Gelet op het bovenstaande verzoek ik voorbij te gaan aan de peremptoirstelling zijdens het [ziekenhuis] en uitstel te verlenen, althans de zaak aan te houden voor het nemen van een memorie van grieven, totdat op het verzoek tot het gelasten van een deskundigenbericht is beslist, dan wel bij toewijzing van dat verzoek, tot na het uitbrengen van het laatste deskundigenbericht.”

1.16    Verweerder heeft bij brief d.d. 2 april 2014 aan het gerechtshof de stelling van de advocaat van klaagster dat het ziekenhuis met het uitbrengen van het anticipatie-exploot heeft willen voorkomen dat de uitkomst van het eventueel te gelasten deskundigenbericht zou worden meegenomen in de appelprocedure betwist.

1.17    Bij brief d.d. 2 april 2014 heeft de griffier van het gerechtshof de advocaat van klaagster laten weten dat hem op 29 april 2014 een tweede termijn voor de memorie van grieven zou worden gegeven en dat de behandeling van het verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht geen reden vormt om het uitstelverzoek om de grieven te formuleren te honoreren.

1.18    De advocaat van klaagster heeft het gerechtshof bij faxbrief van 1 mei 2014 verzocht om terug te komen op de brief van 2 april 2014. Op 6 mei 2014 heeft het gerechtshof partijen per e-mail bericht dat de indiening van een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek – zonder akkoord van de wederpartij- niet kan leiden tot buitenwerkingstelling van de bepalingen omtrent de termijnen in het Procesreglement.

1.19    Bij e-mail van 7 mei 2014 heeft verweerder de gemachtigde van klaagster het volgende bericht: “Recentelijk heb ik een nieuwe zaak van het [naam ziekenhuis] te [plaats] aangenomen, waarbij ook de heer prof. dr. [naam van de neuroloog die als medisch deskundige heeft opgetreden]  een belangrijke rol speelt en een belangrijk aanspreekpunt voor mij is. Inmiddels heb ik ook al uitvoerig met hem gesproken. In feite sta ik ook hem bij in de betreffende kwestie.

Hoewel het [naam ziekenhuis, cliënt van verweerder] helemaal buiten de kwestie met prof. dr.  [naam van de neuroloog die als medisch deskundige heeft opgetreden] staat, kan ik mij voorstellen dat uw cliënte het onwenselijk acht dat prof. dr. [naam van de neuroloog die als medisch deskundige heeft opgetreden] opnieuw benoemd zou worden als deskundige. Indien dat correct is, stel ik voor dat wij het Hof daaromtrent op de hoogte stellen en proberen in onderling overleg een andere neuroloog te vinden.

Ik hoor graag van u.” 

1.20    Op 15 mei 2014 heeft het gerechtshof geoordeeld dat het verzoek van klaagster tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek gelet op het beoogde doel daarvan en gelet op de stand waarin de procedure zich bevindt niet opportuun is en heeft het hof het verzoek afgewezen.

1.21    Bij brief  met bijlagen van 8 april 2014 heeft de gemachtigde van klaagster de onderhavige klacht bij de deken ingediend. Bij brief van 17 juni 2014 is de klacht aangevuld.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    bezwaar te maken tegen het verzoek van klaagster om de appelprocedure op te schorten tot na de beslissing op het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek dan wel tot na de uitgebrachte rapportages van de deskundigen;

b)    niet zelf namens het ziekenhuis appel in te stellen tegen de vonnissen van de rechtbank maar af te wachten tot klaagster appel had ingesteld en vervolgens een anticipatie-exploot te laten uitbrengen;

c)    zonder redelijk belang voor zijn cliënte de procesgang te frustreren waardoor klaagster in een lastige en onduidelijke procespositie is geplaatst;

d)    de belangen van Dr. [naam van de neuroloog die als medisch deskundige heeft opgetreden]  te gaan behartigen wetende dat Dr. [naam van de neuroloog die als medisch deskundige heeft opgetreden] op verzoek van beide partijen een rapportage had uitgebracht en dat klaagster in het verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek het gerechtshof had verzocht Dr. [naam van de neuroloog die als medisch deskundige heeft opgetreden]  opnieuw tot deskundige te benoemen.

2.2    Klaagster stelt ter toelichting op de klachtonderdelen a) tot en met c) dat het gevolg van de handelwijze van verweerder is dat in de lopende appelprocedure bij het gerechtshof nu eerst de omvang van de door klaagster geleden schade aan de orde komt en daarna pas de kwestie van de aansprakelijkheid. Dit is in strijd met de stelling van verweerder dat het anticipatie-exploot is uitgebracht om de voortgang van de procedure te bewaken.

2.3    Klaagster is van oordeel dat de handelwijze van verweerder onconfraterneel is. Zij stelt dat verweerder haar welbewust en met opzet in een moeilijk parket heeft gebracht, terwijl hij zonder enig bezwaar zelf appel had kunnen instellen en op die manier ook had kunnen bewerkstelligen dat de procedure niet zou worden vertraagd.  

2.4    Klaagster is van oordeel dat het verweerder niet vrij stond om de belangen van Dr. [naam van de neuroloog die als medisch deskundige heeft opgetreden] te gaan behartigen zonder voorafgaand overleg met haar of met haar advocaat. Door zijn handelwijze heeft verweerder bewerkstelligd dat het Dr. [naam van de neuroloog die als medisch deskundige heeft opgetreden] niet meer vrij staat om een nadere rapportage op te maken. Klaagster voelt zich hierdoor benadeeld.

3    VERWEER

3.1    Voor zover nodig komt het verweer aan de orde bij de bespreking van de  verschillende klachtonderdelen.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    Het is vaste jurisprudentie van het hof van discipline dat bij de beoordeling van een klacht over het optreden van de advocaat van de tegenpartij ervan behoort te worden uitgegaan, dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt, en dat deze vrijheid niet ten gunste van een tegenpartij mag worden beknot. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

ad klachtonderdeel a), b) en c)

4.3    Klachtonderdelen a), b) en c) lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerder de grenzen die in de onder 4.2 weergegeven norm worden gesteld aan de vrijheid die de advocaat heeft om de belangen van zijn eigen cliënt te behartigen heeft overschreden.

4.4    Verweerder heeft de advocaat van klaagster bij brief d.d. 11 februari 2014 laten weten dat het ziekenhuis de zaak bij vervroeging op de rol van het gerechtshof zou laten plaatsen en dat er op korte termijn een anticipatie-exploot zou worden betekend aan klaagster. In de procedure tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht heeft verweerder op 19 maart 2014 een verweerschrift ingediend waarin hij uitgebreid heeft gemotiveerd waarom het ziekenhuis bezwaar had tegen het houden van een voorlopig deskundigenbericht. Vervolgens heeft verweerder bij brief d.d. 2 april 2014 aan het gerechtshof inhoudelijk gereageerd op het verzoek van klaagster om haar toch een lang uitstel te gunnen voor het nemen van de memorie van grieven.

4.5    Verweerder heeft gehandeld in het belang van zijn cliënt en niet is gebleken dat hij de belangen van klaagster onnodig of onevenredig heeft geschaad.

4.6    Dat de handelwijze van verweerder tot gevolg heeft (gehad) dat klaagster in een positie terecht is gekomen die voor haar nadelig en ongewenst is betekent niet dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt treft. De klachtonderdelen a), b) en c) zijn kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel d)

4.7    De voorzitter kan klaagster niet volgen in haar stelling dat het verweerder niet vrij stond om, in een andere zaak, de belangen van het [naam ander ziekenhuis, waarin de deskundige werkzaam is] en van Dr. [naam van de neuroloog die als medisch deskundige heeft opgetreden] te gaan behartigen. Dat dit feit mogelijk tot gevolg zou kunnen hebben dat klaagster er geen vertrouwen meer in heeft dat Dr. [naam van de neuroloog die als medisch deskundige heeft opgetreden] een onafhankelijk oordeel in haar zaak zal kunnen geven brengt niet mee dat het verweerder niet is toegestaan om de belangen van Dr. [naam van de neuroloog die als medisch deskundige heeft opgetreden] in een geheel andere zaak te behartigen. Ook dit klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht in al zijn onderdelen af.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 21 januari 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 januari 2015 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    de gemachtigde van klaagster

en per gewone post aan:

•    verweerder

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten