ECLI:NL:TADRARL:2015:74 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-20

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:74
Datum uitspraak: 01-06-2015
Datum publicatie: 11-06-2015
Zaaknummer(s): 15-20
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht is onder meer dat verweerder, die in de omgangsprocedure was opgetreden als advocaat van klagers ex-echtgenote, zonder overleg vooraf klagers kinderen op hun vlucht vanuit het buitenland waar zij bij hun moeder wonen voor de bezoekregeling aan klager in Nederland heeft begeleid. De raad overweegt dat verweerder dat niet deed in zijn hoedanigheid van advocaat maar als vriend van klagers ex-echtgenote. Dat laatste, die vriendschap, was aan klager niet direct duidelijk maar werd eerst bij navraag door klagers advocaat opgehelderd. Het was primair de verantwoordelijkheid van verweerders cliënte om klager over de verdere details van de vlucht te informeren. Dit laat onverlet dat het geschetste verloop van de overdracht van de kinderen buitengewoon ongelukkig is geweest. Verweerder heeft ter zitting ook erkend dat hij zich er te weinig van bewust is geweest hoe gevoelig dit voor klager lag en dat het beter was geweest wanneer klager tevoren was geïnformeerd dat hij met de kinderen mee zou reizen. Klacht ongegrond.

Beslissing van 1 juni 2015

in de zaak 15-20

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 11 februari 2015 met kenmerk x, door de raad ontvangen op 12 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 april 2015 in aanwezigheid van zowel klager, bijgestaan door mr. [A], als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 bedoelde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen, alsmede van de pleitaantekeningen van mr. [A].

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is in 2005 gescheiden. Uit dat huwelijk zijn twee kinderen geboren, in 2001 en 2005.

2.3    Klager zelf omschrijft zijn echtscheiding als een vechtscheiding. In 2012 heeft hij een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend betreffende gezagszaken. In die procedure is de voorgenomen verhuizing van zijn ex-echtgenote – hierna te noemen ‘mevrouw’ - naar [Z] aan de orde gekomen.

2.4    Mevrouw was niet tevreden over de advocaat die haar aanvankelijk in die procedure bijstond en heeft zich in maart 2013 tot het kantoor van verweerder gewend. Daar kende zij verweerders kantoorgenote mr. [B] met wie zij bevriend was. Ook kende zij verweerder zelf uit hun studententijd. Aanvankelijk heeft mr. [B] zich voor mevrouw gesteld, vanaf april/mei 2013 is verweerder voor mevrouw gaan optreden. In juni 2013 heeft verweerder haar voor de eerste maal ter zitting bijgestaan.

2.5    Mevrouw, klager en verweerder maakten lange tijd, ook na hun studietijd, deel uit van dezelfde vriendenkring. Verweerder kwam wel op oudejaarsfeesten bij klager en mevrouw thuis. De verhouding tussen klager en verweerder raakte verstoord. Klager heeft verweerder in 2003 of 2004 zelfs uit zijn huis gezet.

2.6    Bij beschikking d.d. 23 augustus 2013 zijn de beide kinderen door de rechtbank onder toezicht gesteld. Bij beschikking d.d. 13 november 2013 heeft mevrouw toestemming gekregen om met de kinderen naar [Z] te verhuizen. Bij beschikking d.d. 23 april 2014 heeft de rechtbank een contactregeling vastgesteld. Daarbij zijn voor een aantal contactmomenten de data vastgelegd; enkele andere contactmomenten bewegen wat door het jaar heen. Ten aanzien van die laatste categorie moeten de precieze data steeds 6 weken tevoren in overleg tussen de ouders worden vastgesteld.

2.7    De ondertoezichtstelling is niet verlengd. Wel is er een melding gedaan bij de centrale autoriteit in [Z]. In Nederland lopen er geen procedures meer.

2.8    Het eerste voor mei 2014 bepaalde contactmoment is niet uitgevoerd. Het contactmoment daarna betrof de zomervakantieperiode 2014, waarin de kinderen op 26 juli 2014 vanuit [Z] naar klager in Nederland zijn gekomen. Klager was alleen op de hoogte gesteld van het tijdstip van aankomst op de luchthaven, niet van de overige vluchtgegevens noch van degene die de kinderen zou begeleiden.

2.9    Het is verweerder geweest die de kinderen op 26 juli 2014 tijdens hun vlucht naar Nederland heeft vergezeld. Hij had de weken daarvoor zijn vakantie bij mevrouw en haar partner in [Z] doorgebracht.

2.10    Bij brief van 17 september 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a)    in de relatie tot zijn cliënte onvoldoende afstand heeft gehouden;

b)    onprofessioneel en imponerend jegens klager heeft gehandeld door klagers kinderen, zonder dat vooraf overleg en afstemming met hem over de vluchtgegevens en wijze van reizen had plaats gevonden, vanuit [Z] naar Nederland te begeleiden.

3.2    Klager heeft zich door verweerder overvallen gevoeld toen hem bij het afhalen van de kinderen op Schiphol bleek dat verweerder de kinderen tijdens de vlucht had begeleid en de kinderen aan hem overdroeg. Verweerder had moeten begrijpen dat dit voor klager veel spanning opriep. Klager was er niet mee bekend dat er inmiddels een hechte vriendschap tussen verweerder en zijn ex-echtgenote was ontstaan.

3.3    Enige noodzaak om zonder overleg en afstemming vooraf aldus te handelen was er niet. De belangen van klager zijn dientengevolge onevenredig geschaad.

3.4    Gelet op de relatie tussen klager en verweerder in het verleden alsmede de nauwe banden die verweerder meer recent met mevrouw heeft gekregen zou het correct zijn geweest wanneer verweerder, alvorens voor mevrouw te gaan optreden, bij klager navraag had gedaan of die daartegen bezwaar had. Klager meent dat verweerder zou moeten worden gelast om zich als advocaat van mevrouw terug te trekken.

4    VERWEER

4.1    Klager was er mee bekend dat hij, verweerder, mevrouw en haar partner persoonlijk goed kent en hen regelmatig ziet. Hij heeft geen affectieve relatie met mevrouw.

4.2    Het is aan hem en zijn cliënte om te bepalen of hij de voor een goede belangenbehartiging nodige afstand in acht kan nemen, daar heeft klager zijns inziens niets mee van doen.

4.3    De rechtbank heeft niet bepaald dat vluchtgegevens moeten worden overgelegd, en heeft ook niets bepaald over de begeleiding van de kinderen. Achteraf bezien was het misschien wel beter geweest wanneer klager tevoren was geïnformeerd dat hij met de kinderen mee zou reizen.

4.4    Verweerder heeft desgevraagd nog verklaard dat hij aan zijn cliënte had voorgelegd of zij de vluchtgegevens aan klager zou verstrekken. Zij heeft dat niet willen doen omdat degene die over vluchtgegevens beschikt daarin wijziging kan aanbrengen.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

ad klachtonderdeel a)

5.2    Het stond verweerder vrij als advocaat van de ex-echtgenote op te treden in de procedures rond de kinderen. Dat hij met haar in het verleden bevriend was en, naar de raad begrijpt, opnieuw met haar bevriend is geraakt, stond en staat daar niet aan in de weg. Meer algemeen geldt dat het zijn van vriend of familielid niet aan een optreden als advocaat voor de vriend of dat andere familielid in de weg staat.

5.3    Dat zulks bij klager, gelet op diens ergernissen ten aanzien van verweerder uit het verleden, op weerstand stuitte is op zich niet onbegrijpelijk maar dat alleen kan geen reden zijn om van verweerder te verlangen dat hij zoveel jaren later van het verlenen van bijstand aan klagers ex-echtgenote zou afzien. Aan de raad is niet gebleken van omstandigheden die dat in dit geval anders maakten. Overigens zou het alleen aan de cliënte van verweerder zijn om te klagen over het door verweerder onvoldoende afstand houden tot haar. Dit onderdeel van de klacht wordt dan ook als ongegrond afgewezen.

    ad klachtonderdeel b)

5.4    Ten aanzien van de begeleiding door verweerder van de kinderen op hun vlucht naar Nederland overweegt de raad als volgt.

5.5    Dat verweerder bij de overkomst van de kinderen naar Nederland een assisterende rol heeft vervuld, deed hij niet in zijn hoedanigheid van advocaat maar als vriend van klagers ex-echtgenote. Ter zitting is aannemelijk geworden dat dit aan klager niet direct duidelijk is geweest maar eerst bij navraag door klagers advocaat werd opgehelderd.

5.6    Het was niet de verantwoordelijkheid van verweerder om klager over de verdere details van de vlucht te informeren. Voor zover daarover informatie diende te worden verstrekt, lag dat op de weg van verweerders cliënte.

5.7    Dit alles laat onverlet dat het geschetste verloop van de overdracht van de kinderen buitengewoon ongelukkig is geweest. Verweerder heeft ter zitting ook erkend dat hij zich er te weinig van bewust is geweest hoe gevoelig dit voor klager lag en dat het beter was geweest wanneer klager tevoren was geïnformeerd dat hij met de kinderen mee zou reizen.

5.8    De raad is echter van oordeel dat de verantwoordelijkheid voor deze informatieverstrekking bij klagers ex-echtgenote lag en niet bij verweerder en dat verweerder, doordat hij daar niet op heeft toe gezien, geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Klachtonderdeel b is dan ook eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart beide onderdelen van de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, K.F. Leenhouts, C.W.J. Okkerse en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juni 2015.

griffier    voorzitter