ECLI:NL:TADRARL:2015:69 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 141/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:69
Datum uitspraak: 30-01-2015
Datum publicatie: 03-06-2015
Zaaknummer(s): 141/13
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Deskundigen, getuigen en adviseurs
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De advocaat hoeft in strafzaken niet in te staan voor betaling van de kosten van de door het O.M. opgeroepen getuige. Deze kosten komen voor rekening van de cliënt/verdachte.Noch uit de tekst van Gedragsregel 32 noch uit de toelichting daarop is niet af te leiden dat de advocaat moet instaan voor de kosten van de getuige. Gedragsregel 32 ziet op een ander geval, nl.de oproeping van een getuige door de advocaat van één der partijen. In dat geval moet de advocaat instaan voor betaling van de kosten van de getuige. Klacht ongegrond.

Beslissing van 30 januari 2015

in de zaak 141/13

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [    ]

klager

tegen

mr. [    ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 24 december 2013 met kenmerk 201 KNN 195, door de raad ontvangen op 27 december 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 november 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft op 17 juli 2012 een cliënt bijgestaan in een strafzaak in hoger beroep bij het gerechtshof te L.

2.3    De advocaat-generaal bij het ressortsparket te L. heeft bij brief van 29 mei 2012 klager opgeroepen om als getuige à decharge te verschijnen voor de zitting van 17 juli 2012. Bij brief van 18 juli 2012 heeft de griffier van het gerechtshof te L., Sector Strafrecht, klager bericht dat voor zijn verschijning een vergoeding is vastgesteld van € 96,90 en dat, nu klager op verzoek en voor rekening van de cliënt van verweerder was opgeroepen, hij de kosten via de verdachte of zijn advocaat, zijnde verweerder, kon verhalen.

2.4    Verweerder heeft op verzoek van klager zijn cliënt verzocht voor betaling zorg te dragen onder meer bij brief van 3 juli 2013. Betaling is echter tot op heden uitgebleven.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder weigert de kosten die klager heeft gemaakt om als getuige te verschijnen en die tot een bedrag van €  96,90 zijn toegekend, te betalen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft aangevoerd dat hij contact heeft opgenomen over deze kwestie met zijn cliënt en heeft gepoogd deze ervan te overtuigen dat hij het getuigengeld moet betalen.

4.2    Verweerder heeft voorts aangevoerd dat in een strafzaak langs twee wegen getuigen kunnen worden gehoord. De eerste mogelijkheid is dat de verdachte de getuige meeneemt naar de zitting en ter zitting de voorzitter vraagt de getuige te horen. In dat geval draagt de verdachte de kosten. De tweede mogelijkheid volgt op een beslissing van de strafrechter of het Openbaar Ministerie om op verzoek van de verdediging getuige te doen horen. Bij deze mogelijkheid is volgens verweerder de raadsman van de verdachte niet gehouden om het getuigengeld te betalen.

4.3    In de zaak waar het in dit geval om gaat is klager op basis van de tweede mogelijkheid als getuige opgeroepen. Het Openbaar Ministerie heeft de getuige opgeroepen voor de zitting. In de oproep staat uitdrukkelijk:

“Op verzoek en voor rekening van na te noemen verdachte”.

Verweerder meent dan ook de raadsman van de verdachte in dat geval niet gehouden is om het getuigengeld te betalen.

4.4    Ten aanzien van Gedragsregel 32 heeft verweerder aangevoerd dat deze is geschreven  voor civiele zaken waarbij de advocaat in het kader van de verplichte procesvertegenwoordiging de getuige oproept en dan daadwerkelijk moet instaan voor de kosten van de getuige. In de toelichting bij Gedragsregel 32 staat geschreven:

“De betekenis blijft dat de advocaat, weliswaar ten behoeve van een cliënt, met gebruikmaking van eigen naam en functie een beroep op derden doet, en het in het algemeen zo is dat derden bij hun beslissing of en onder welke condities zij enige medewerking geven zich mede laten leiden door het gezag van de advocaat, die geacht mag worden te kunnen overzien of de verplichtingen die namens zijn cliënt worden aangegaan ook adequaat zullen worden gehonoreerd”.

In het onderhavige geval is daarvan, volgens verweerder, geen sprake. Verweerder meent dan ook dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Allereerst overweegt de raad dat vaststaat dat de kosten van het oproepen van de getuige voor rekening van de cliënt van verweerder komen. De vraag die beantwoord moet worden is of verweerder in het onderhavige geval op grond van Gedragsregel 32 gehouden is in te staan voor de aan aanklager, als getuige, toekomende vergoeding. De raad is van oordeel dat die verplichting in het onderhavige geval niet op verweerder rust. Gedragsregel 32 ziet op het geval dat de advocaat de getuige oproept. In het onderhavige geval is de getuige door het Openbaar Ministerie opgeroepen en uit de tekst noch de toelichting is af te leiden dat in dat geval de advocaat moet instaan voor de kosten van de getuige. Ook de tekst van de oproep geeft geen aanleiding anders te oordelen waar staat dat de getuige wordt opgeroepen “op verzoek en voor rekening van na te noemen verdachte….”

5.3    De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline

oordeelt de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. M.I. van Horssen-Bok, W.H. Kesler, M.L.C.M. van Kalmthout, G.J. van der Veer, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2015.

griffier                                             voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl