ECLI:NL:TADRARL:2015:67 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 33/14

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:67
Datum uitspraak: 30-01-2015
Datum publicatie: 01-05-2015
Zaaknummer(s): 33/14
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het oordeel van de voorzitter dat niet gebleken is dat de advocaat niet krachtig genoeg is opgekomen voor de belangen van zijn cliënt, kan in stand blijven. De advocaat hoeft niet een brief van de advocaat van de wederpartij in kopie aan zijn cliënt te verstrekken, als die brief betrekking heeft op een andere zaak. De cliënt heeft alleen recht op kopieën van brieven in zijn eigen zaak. Verzet ongegrond.

Beslissing van 30 januari 2015

in de zaak 33/14

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 25 juni 2014 op de klacht van:

de heer [    ]

klager

tegen

mr.[    ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 3 juni 2014 met kenmerk 51/14/14, door de raad ontvangen op 4 juni 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 25 juni 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter (hierna "de voorzitter") van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 juli 2014 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 12 juli 2014 door de raad ontvangen op 16 juli 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 5 december 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen

-    van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-    het verzetschrift van klager d.d. 12 juli 2014 met bijlagen;

-    een e-mailbericht van 23 juli 2014 van klager aan de voorzitter van de raad.

-    een  e-mail van 21 november 2014

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder onvoldoende voor de belangen van klager is opgekomen en kritischer had moeten kijken naar het door de ex-echtgenote van klager, door de plaatselijke politie ondersteunde, opgelegde contactverbod en daar bezwaar tegen had moeten maken. Bovendien heeft verweerder ten onrechte een brief van mr. C., destijds de advocaat van klager, niet in kopie aan klager willen verstrekken. Bij dit alles heeft verweerder niet onafhankelijk gehandeld.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de voorzitter heeft onvoldoende aandacht besteed aan de argumenten van klager dat verweerder de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd doordat hij niet duidelijk genoeg stelling heeft genomen tegen het opgelegde contactverbod. Bovendien heeft de voorzitter ten onrechte geoordeeld dat verweerder een brief van de voormalige advocaat  van klager aan verweerder, die in verband met een strafrechtelijke aangelegenheid voor klager optrad, niet aan klager in kopie hoefde te verstrekken omdat deze geen betrekking had op klagers zaak. De voormalige advocaat van klager, mr. C. heeft de geheimhoudingsplicht geschonden en klager had recht op inzage in alle belangrijke stukken waaronder de brief van mr. C. aan verweerder.

4    VERWEER

4.1    Ter zitting heeft verweerder nog aangevoerd dat hij klager twee maanden heeft bijgestaan. Verweerder heeft zijn standpunt in de briefwisseling met de deken uitvoerig uiteengezet. Ten aanzien van het contactverbod heeft verweerder opgemerkt dat hij wilde proberen om het contact tussen klager en de ex-echtgenote te herstellen in het belang van de kinderen. Verweerder heeft de brief met het zgn. contactverbod gezien als een waarschuwing jegens klager omdat in de brief stond dat als klager contact zou zoeken met zijn ex-echtgenote, laatstgenoemde  aangifte zou doen. Omdat de ex-echtgenote van klager velerlei beschuldigingen uitte richting klager heeft verweerder klager er voor gewaarschuwd dat als deze beschuldigingen juist waren een aangifte niet uit te sluiten was. Verder heeft klager niet gevraagd of het contactverbod rechtsgeldig was.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    De raad stelt vast dat hetgeen klager in zijn verzetschrift en de daarbij behorende stukken heeft aangevoerd in feite een herhaling is van hetgeen reeds in de procedure bij de deken is aangevoerd. Terecht heeft de voorzitter geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat verweerder de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd en onvoldoende actie heeft ondernomen tegen het door de ex-echtgenote van klager opgelegde contactverbod. Verweerder  wilde pogen de zaak in het belang van de kinderen te laten de escaleren en wilde proberen het contact te herstellen. Daar als onbetwist vaststaat dat de gevolgen van de echtscheiding niet in onderling overleg konden worden geregeld, omdat beide partijen harde standpunten jegens elkaar innamen, kan niet worden gezegd dat het advies van verweerder om te proberen het contact te herstellen een onjuiste wijze van belangenbehartiging inhield.

5.3    Ten aanzien van het gestelde contactverbod heeft verweerder gemotiveerd aangegeven dat het volgens hem niet een feitelijk contactverbod betrof maar een waarschuwing dat (strafrechtelijk) aangifte zou worden gedaan als klager volhardde in het telkens contact zoeken met zijn ex-echtgenote. Zo heeft hij de inhoud van de brief ook met klager besproken. In zijn brief van 24 februari 2014 aan de deken heeft verweerder gesteld dat klager rechtsbijstand wenste om te achterhalen wat de redenen waren voor het contactverbod. Verweerder heeft ontkend dat klager hem heeft gevraagd of het contactverbod rechtsgeldig was, zoals klager ter zitting heeft aangevoerd. Onder die omstandigheden is de raad van oordeel dat niet is komen vast te staan dat klager expliciet naar de rechtsgeldigheid van het contactverbod heeft gevraagd, terwijl niet gesteld kan worden dat de handelwijze van verweerder met betrekking tot de brief een onjuiste belangenbehartiging inhield. Het oordeel van de voorzitter in deze is op juiste gronden tot stand gekomen en kan in stand blijven.

5.4    De raad is van oordeel dat hetzelfde geldt ten aanzien van de brief van de voormalig advocaat van klager, mr. C., aan verweerder. Verweerder was niet gehouden kopie daarvan aan klager te sturen omdat deze niet op zijn zaak betrekking had. Klager heeft alleen recht op kopieën van stukken die op zijn zaak betrekking hebben. Ook op dit onderdeel kan de beslissing van de voorzitter in stand blijven.

5.5    De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.

5.6    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard. Het voorgaande betekent tevens dat de raad geen aanleiding ziet de behandeling van deze zaak aan te houden totdat het onderzoek van de nationale ombudsman en het onderzoek betreffende de aangifte tegen klager is afgerond. Deze onderzoeken zien immers niet op mogelijk klachtwaardig handelen van verweerster, ter zake waarvan slechts de raad van discipline bevoegd is en waarover het juist gaat in de onderhavige procedure.  

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. N.H.M. Poort, L.J. van der Veen, P.H.F. Yspeert, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2015.

griffier                                                    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.