ECLI:NL:TADRARL:2015:63 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 10/14

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:63
Datum uitspraak: 30-01-2015
Datum publicatie: 13-05-2015
Zaaknummer(s): 10/14
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Een advocaat dient bij het begin van de zaak met de cliënt de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp te bespreken en daarover duidelijk te zijn. In casu was geen sprake van gebrek aan kwaliteit doordat de advocaat onvoldoende inlichtingen zou hebben ingewonnen dan wel de zaak onnodig zou hebben vertraagd. Klacht deels gegrond; berisping  

Beslissing van 30 januari 2015

in de zaak 10/14

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [    ]

klaagster

tegen

mr. [    ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 20 februari 2014 met kenmerk 2013 KNN094, door de raad ontvangen op 21 februari 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 november 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Bij beschikking van 29 maart 2011 is door de rechtbank G. de echtscheiding uitgesproken tussen klaagster en haar voormalige echtgenoot, welke beschikking op 7 juli 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

2.3    Bij beschikking van 2 augustus 2011 heeft de rechtbank G. de partner- en kinderalimentatie bepaald alsmede de gebruikersvergoeding die klaagster aan haar voormalige echtgenoot diende te betalen ter zake van voortzetting van het gebruik van de echtelijke woning en heeft partijen gelast de tussen hen bestaande huwelijksgemeenschap te verdelen.

2.4    Verweerder heeft klaagster vanaf september 2011 tot april 2013 bijgestaan in het door klaagster op 1 november 2011 ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank G. van 2 augustus 2011 voor zover het de partneralimentatie en de gebruikersvergoeding betrof.

2.5    Op 10 november 2011 heeft de Raad voor Rechtsbijstand aan klaagster een toevoeging afgegeven waarbij een eigen bijdrage is opgelegd van €  125,00.

2.6    Bij beschikking van het gerechtshof L. van 19 juli 2012 is bepaald dat de voormalige echtgenoot van klaagster een bedrag van €  5.000,00 per maand ter zake van levensonderhoud aan klaagster diende te betalen en wel met terugwerkende kracht.

2.7    Op 23 augustus 2012 heeft verweerder klaagster een factuur gezonden voor zijn werkzaamheden voor een bedrag van € 4.954,00 inclusief kantoorkosten en BTW.

2.8    Over de verdeling van de huwelijksgemeenschap is tussen partijen overleg geweest maar is geen overeenstemming bereikt.

2.9    Bij e-mailbericht van 7 maart 2013 heeft verweerder klaagster laten weten haar binnen twee weken een concept dagvaarding betreffende de verdeling van de huwelijksgemeenschap ter goedkeuring voor te leggen.

2.10    Op 28 maart 2013 heeft een kantoorgenoot van verweerder klaagster bericht dat zij de behandeling van de zaak van verweerder heeft overgenomen.

2.11    Klaagster heeft naar aanleiding van dit bericht en omdat zij ontevreden was over de voortgang van haar zaak, de kantoorgenoot van verweerder en verweerder zelf op 16 april 2013 bericht dat zij zich tot een andere advocaat zou wenden.

2.12    Bij e-mailbericht van 22 april 2013 heeft verweerder klaagster bericht dat er sprake is van een misverstand en dat hij een begin zal maken met de procedure met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder klaagster op 23 augustus 2012 een factuur heeft gezonden voor zijn werkzaamheden, terwijl klaagster een toevoeging had;

b)    verweerder heeft nagelaten om gelijktijdig met het instellen van hoger beroep tegen de uitspraak in de alimentatiezaak ook beroep in te stellen in de boedelscheidingszaak;

c)    verweerder ondanks herhaald verzoek van klaagster om een procedure ter zake van de boedelscheidingskwestie te starten, deze bewust heeft gestagneerd en gemanipuleerd;

d)    verweerder traag en niet adequaat optrad en heeft nagelaten de benodigde informatie over de onderneming van de voormalige partner van klaagster in te winnen. Zo heeft klaagster zelf de deurwaarder ingeschakeld om achterstallige alimentatie te innen. Bovendien heeft verweerder klaagster onvoldoende op de hoogte gehouden van de stand van zaken en heeft geen kopieën gestuurd van de correspondentie.

Door het optreden van verweerder heeft hij de indruk gewekt niet slechts het belang van klaagster te dienen maar dat van haar voormalige echtgenoot.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    De factuur had geen betrekking op de alimentatiekwestie maar op de boedelscheidingskwestie. Bij vergissing zijn er 21 uur in rekening gebracht in plaats van 12 uur. Dit betrof echter een voorschot. Gelet op de aard en de omvang van de boedelscheiding was de verwachting dat er een behoorlijk bedrag beschikbaar zou komen. Bovendien ontving klaagster € 5.000,00 per maand als partneralimentatie. Na de ontdekking van het foutieve aantal uren is klaagster op 14 mei 2013 een creditnota gezonden en is haar toegezegd dat voor de werkzaamheden in de boedelscheidingszaak geen kosten in rekening zouden worden gebracht.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerder heeft met klaagster afgesproken eerst de alimentatieprocedure af te ronden en zich daarna te richten op de kwestie van de huwelijksgoederengemeenschap. In verband met het eindvonnis had het ook geen zin om een grief aan te voeren hiertegen in hoger beroep. In de bodemprocedure waren de bestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap niet verder benoemd en kon de rechtbank geen uitspraak doen over een mogelijke  verdeling. Dat was in hoger beroep niet anders geweest. Eind november 2012 heeft nog een bespreking met klaagster plaatsgevonden over de mogelijkheid van een minnelijke regeling.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    Door de aard en de omvang was de boedelscheidingszaak tijdrovend. In verband met andere drukke werkzaamheden is de zaak van klaagster te lang blijven liggen waarvoor verweerder zijn excuses heeft aangeboden.

Ad klachtonderdeel d)

4.4    Verweerder had geen reden om op verzoek van klaagster de deurwaarder niet in te schakelen in verband met achterstallige alimentatie. Veelal verwijst hij cliënten naar het LBIO om via die weg de alimentatie in te vorderen. Niet duidelijk is of dat in de zaak van klaagster ook is gebeurd. Waarschijnlijk heeft verweerder de e-mail van klaagster in december 2012 in verband met de achterstallige alimentatie over het hoofd gezien. De informatie die via de Kamer van Koophandel kan worden gekregen is te beperkt en te eenvoudig. De eigen jaarstukken zijn uitgebreider en bieden meer informatie.

4.5    Bij e-mailbericht van 30 juni 2013 heeft verweerder klaagster de ontbrekende stukken en de overige correspondentie die zij stelt niet te hebben ontvangen toegestuurd.

4.6    Verweerder heeft nooit contact gehad met de voormalig echtgenoot van klaagster.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Niet gebleken is dat verweerder bij aanvang van de zaak klaagster voldoende duidelijkheid heeft verstrekt over de kosten van rechtsbijstand en de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp.  Klaagster heeft een factuur ontvangen en achteraf is haar gebleken dat er een toevoeging in het dossier aanwezig was. Verweerder heeft aangevoerd dat de toevoeging enkel betrekking had op de alimentatiekwestie. De raad volgt verweerder daarin omdat uit de stukken blijkt dat op 10 november 2011 een toevoeging is afgegeven betreffende de alimentatieprocedure in hoger beroep.

5.3     Voor de boedelscheiding heeft verweerder een declaratie gestuurd, omdat verweerder van mening was dat voor die zaak geen toevoeging zou worden afgegeven. Klaagster heeft echter kennelijk niet begrepen dat de toevoeging niet tevens op de boedelscheiding zag. Uit de stukken blijkt ook niet dat verweerder klaagster daaromtrent voldoende heeft ingelicht. Hoewel niet onaannemelijk is dat verweerder voor de boedelscheidingskwestie geen toevoeging zou krijgen, staat dat niet bij voorbaat vast. Immers aan het eind van de werkzaamheden vindt er een resultaatsbeoordeling plaats en pas dan staat vast of de toevoeging al dan niet wordt ingetrokken. Verweerder heeft bij aanvang van de zaak aan klaagster onvoldoende duidelijkheid verstrekt over de kosten van de rechtsbijstand en de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp en ook de overige informatievoorziening jegens klaagster is onvoldoende geweest. Zo blijkt uit de stukken van het dossier niet dat er voldoende is gecommuniceerd, althans verweerder heeft geen stukken overgelegd waaruit zulks blijkt.  Dit klachtonderdeel is gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.4    Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven dat het geen zin had om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis ter zake van de boedelscheiding omdat de rechtbank in dat stadium nog geen uitspraak kon doen over een mogelijke verdeling. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.5    Niet gebleken is dat verweerder de behandeling van de zaak van klaagster bewust heeft gestagneerd dan wel gemanipuleerd. Voor zover er vertraging is ontstaan heeft verweerder zijn excuses aangeboden. De raad acht dat voldoende. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.6    Niet gebleken is dat verweerder niet de benodigde informatie heeft trachten in te winnen. Het feit dat klaagster zelf berekeningen heeft opgesteld betekent niet dat verweerder daarin tekort is geschoten. Niet gebleken is voorts dat verweerder enig ander belang dan dat van klaagster heeft gediend. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Over het verwijt van klaagster betreffende het onvoldoende informeren van klaagster heeft de raad bovenstaand, onder a reeds geoordeeld 

6    MAATREGEL

6.1    De raad houdt bij de op te leggen maatregel rekening met het feit dat er verscheidene tuchtrechtelijke veroordelingen zijn geweest tegen verweerder. Tevens houdt de raad rekening met de ernst van de verweten gedragingen te weten het tekortschieten in de communicatie met klaagster, met name over de kosten van de rechtsbijstand, terwijl uit de stukken blijkt dat klaagster door de echtscheidingsprocedure ernstig ontredderd was.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt klachtonderdeel a gegrond;

-    oordeelt de klachtonderdelen b, c en d ongegrond;

-    legt verweerder de maatregel op van een berisping.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. M.I. van Horssen-Bok, W.H. Kesler, M.L.C.M. van Kalmthout, G.J. van der Veer, leden en bijgestaan door

mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2015.

griffier                                          voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdelen b, c en d,  hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdeel a,  hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl