ECLI:NL:TADRARL:2015:62 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 09/14

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:62
Datum uitspraak: 30-01-2015
Datum publicatie: 15-05-2015
Zaaknummer(s): 09/14
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Op een advocaat die voor 2 partijen optreedt in een echtscheidingsprocedure op gemeenschappelijk verzoek, rust een zware zorgplicht. Hij moet partijen goed voorlichten over de marges en mogelijkheden en zich ervan vergewissen dat partijen de te treffen regeling begrijpen. In dit geval was er verschil van mening over een door één van de partijen gestelde voorwaarde m.b.t.de toedeling van enige persoonlijke goederen. Onder die omstandigheden was er onvoldoende basis om de procedure op gemeenschappelijk verzoek voort te zetten.Bovendien was extra zorgviuldigheid geboden omdat één van de partijen een kantoorgenoot van de advocaat was. Klacht gegrond; enkele waarschuwing.

Beslissing van 30 januari 2015

in de zaak 09/14

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [    ]

klager

tegen

mr. [    ]

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 13 februari 2014 met kenmerk 2013 KNN130, door de raad ontvangen op 14 februari 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 november 2014 in aanwezigheid van verweerster en haar gemachtigde, mr. K.. Klager heeft laten weten verhinderd te zijn om de zitting bij te wonen.  Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    brief van klager van 3 november 2014 met bijlage.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerster heeft klager en diens toenmalige echtgenote in 2013 ( t/m juli 2013) bijgestaan in het kader van een echtscheidingsprocedure op gemeenschappelijk verzoek. Verweerster is een kantoorgenote van de ex-echtgenote van klager.

2.3    Bij brief van 2 juli 2013 heeft verweerster klager bevestigd dat klager akkoord was met het indienen van een gemeenschappelijk verzoekschrift tot echtscheiding. In die brief heeft verweerster uitgelegd dat alleen echtscheiding zal worden gevorderd. Tevens heeft verweerster aangegeven dat op grond van de huwelijkse voorwaarden het pensioen geregeld moest worden en dat de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding van toepassing was. In de brief heeft  verweerster uitgelegd wat dat betekent en dat over en weer ook van verevening kan worden afgezien.

2.4    Bij brief van 11 juli 2013, per e-mail verzonden, heeft verweerster het concept verzoekschrift aan klager toegezonden. Het verzoekschrift vermeldt niets over pensioenverevening. Klager heeft op genoemde brief gereageerd, onder andere bij e-mail van 12 juli 2013 en bij e-mail van 15 juli 2013. In het laatste e-mailbericht heeft klager aangegeven akkoord te zijn met het concept verzoekschrift, maar heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de nota, teruggave trouwringen en scooter en een oude pensioenpolis.

2.5    Bij e-mail van 15 juli 2013 heeft verweerster klager de ontvangst van zijn e-mailbericht van diezelfde datum bevestigd en in de bijlage een kopie van het definitieve verzoekschrift gestuurd. Met betrekking tot de door klager in zijn e-mail genoemde opmerkingen heeft verweerster meegedeeld dat dit praktische consequenties van de scheiding zijn, die door klager en zijn ex-echtgenote dienen te worden geregeld en die niet zien op de inhoud van het verzoekschrift. Als reactie daarop bericht klager verweerster bij e-mail van diezelfde dag: “Ik ben akkoord met uw brief, verzoekschrift en ga er vanuit dat ook de andere afspraken nagekomen worden”.

2.6    Vervolgens heeft verweerster namens klager en zijn ex-echtgenote op 16 juli 2013 het gemeenschappelijk verzoekschrift bij de rechtbank ingediend.

2.7    Klager heeft op 17 juli 2013 per post een klacht tegen verweerster ingediend.

2.8    Bij brief van 19 juli 2013, per e-mail verzonden, heeft verweerster klager bericht over de mogelijkheid van het intrekken van het verzoekschrift, als klager het bij nader inzien daarmee toch niet eens was en heeft klager verzocht dit uiterlijk 22 juli 2013 kenbaar te maken.

2.9    Verweerster heeft voorts klager bericht dat zij niet langer voor hem kon optreden, noch voor de ex-echtgenote van klager, omdat de noodzakelijk vertrouwensband niet meer aanwezig was.

2.10    Bij e-mail van 20 juli 2013 heeft klager verweerster bericht dat hij niet akkoord is met de gestelde termijn voor intrekking van het verzoekschrift omdat daarbij geen rekening is gehouden met de afspraken die tussen klager en zijn ex-partner zijn gemaakt om uiterlijk 25 juli 2013 de tussen hen beiden gemaakte afspraken na te komen.

2.11    Vervolgens heeft klager per e-mail van 25 juli 2013 verweerster bericht dat zijn ex echtgenote de afspraken niet is nagekomen. Klager wil daarom niet afzien van verevening pensioenrechten en verzoekt het verzoekschrift op dat punt aan te passen. Klager geeft aan dat hij dan zelf ontbinding van het huwelijk zal vragen.

2.12    De rechtbank Noord-Nederland, locatie G. heeft bij beschikking van 20 augustus 2013 de echtscheiding vervroegd uitgesproken. Klager heeft op 7 oktober 2013 de akte van berusting ondertekend.

2.13    Op 23 september 2013 heeft het kantoor van verweerster klager een creditnota gezonden voor het griffierecht ten bedrage van € 274,--.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster het gemeenschappelijk verzoekschrift tot echtscheiding zonder instemming van klager heeft ingediend. Klager heeft bij herhaling aangegeven aan een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding mee te willen werken onder voorwaarden. Verweerster heeft dat genegeerd.

b)    verweerster klager heeft misleid met de mededeling dat klager moest meewerken omdat anders de scheiding geen doorgang kon vinden. Verweerster heeft in het voordeel van de ex-echtgenote van klager gehandeld, waarbij van belang is dat de ex-partner van klager een kantoorgenote van verweerster is.

c)    verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld door in tegenstelling tot de mededeling dat de rechtbank op 10 september 2013 uitspraak zou doen, dit reeds op 20 augustus 2013 heeft gedaan. Dit was klager niet bekend. De uitspraak is door verweerster naar het oude adres van klager verzonden, terwijl zij het juiste adres al 1,5 jaar wist. Ook staat in de uitspraak het verkeerde adres van klager vermeld.

d)    klager nooit een debetnota heeft ontvangen voor de creditnota van 23 september 2013. Bovendien staat op de factuur een onjuiste zaak vermeld. Door het opstellen van een creditnota probeert het kantoor van verweerster fouten te verdoezelen.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Er was sprake van een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding. Klager was akkoord met indiening van een gemeenschappelijk verzoekschrift en was tevens inhoudelijk akkoord met het toegezonden concept zonder daaraan voorwaarden te verbinden. De opmerkingen die klager heeft gemaakt met betrekking tot afgifte van de persoonlijke zaken golden niet als voorwaarde waaraan moest worden voldaan alvorens het verzoekschrift kon worden ingediend, althans zo heeft verweerster het niet geïnterpreteerd en klager heeft evenmin duidelijk gemaakt dat dat wel zo was.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerster ontkent klager telefonisch of anderszins te hebben laten weten dat hij moest afzien van pensioenverevening, omdat anders het gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding geen doorgang kon vinden.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    Eerdere correspondentie aan klager is per e-mail verlopen, waarbij op het e-mailbericht ook steeds het oude adres stond vermeld. Klager heeft daarover niets opgemerkt. Ook heeft hij de sectie familierecht van het kantoor van verweerster niet van zijn nieuwe adres op de hoogte gesteld.

4.4    De zaaknaam is gekozen om privacy redenen. Abusievelijk is daarbij klager zelf aangemerkt als debiteur, in plaats van de ex partner van klager, met als gevolg dat klager een nota heeft ontvangen voor de griffierechten. De nota is verzonden naar het bij het kantoor van verweerster bekende oude adres van klager. De nota is vervolgens gecrediteerd en verzonden aan het nieuwe adres van klager. Verweerster erkent dat wellicht wenselijk was geweest om bij de nota een toelichting te geven. Het betreft echter een geautomatiseerd proces. Verweerster ontkent dan ook tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt de raad vast dat volgens de jurisprudentie van het Hof van Discipline voorop staat dat voor een advocaat, die als enige advocaat van twee partijen optreedt om op hun gemeenschappelijk verzoek een echtscheidingsverzoekschrift en echtscheidingsconvenant op te stellen, een zware zorgplicht geldt, die onder meer met zich meebrengt dat de advocaat beide partijen goed voorlicht over hun marges en mogelijkheden en zich er van vergewist dat beide partijen de te treffen regeling begrijpen.

5.3    In het onderhavige geval is daarbij mede van belang dat verweerster, die optrad namens beide partijen, een kantoorgenote was van één van beide partijen, te weten de ex-partner van klager. Dat betekent dat extra zorgvuldig gehandeld dient te worden, omdat snel de schijn kan ontstaan van partijdigheid ten gunste van de kantoorgenoot.

5.4    Klager heeft meermalen duidelijk gemaakt dat hij slechts op gemeenschappelijk verzoek wilde scheiden als ook aan de bijkomende voorwaarden (zoals onder 2.4 vermeld)  was voldaan. Deze hielden in dat bepaalde persoonlijke goederen aan hem ter hand zouden worden gesteld. Uit de e-mail van klager van 12 juli 2013 aan verweerster blijkt echter dat er op dat moment  meningsverschillen zijn over de afgifte van de persoonlijke goederen. Vervolgens schrijft klager in zijn e-mail van 15 juli 2013 aan verweerster dat hij akkoord is met het verzoekschrift en er van uit gaat dat ook de nadere afspraken worden nagekomen. Voor verweerster moet duidelijk zijn geweest dat klager slechts op gemeenschappelijk verzoek wil scheiden als aan bepaalde voorwaarden was voldaan. Het verweer van verweerster dat het geschil over de persoonlijke goederen niet aan het oordeel van de rechtbank was onderworpen, en dat daarom het verzoekschrift op gemeenschappelijke basis kon worden ingediend, terwijl klager tevens op 15 juli 2013 had laten weten dat het verzoekschrift akkoord was, deelt de raad niet. De e-mail van 12 juli 2013 en die van 15 juli 2013 hadden voor verweerster een signaal moeten zijn dat er onvoldoende basis was om op gemeenschappelijk verzoek te scheiden. Klager geeft in het e-mailbericht van 12 juli 2013 bovendien duidelijk een signaal af dat hij betwijfelt of zijn belangen voldoende door verweerster worden behartigd.

5.5    Onder die omstandigheden, mede gelet op het feit dat de ex-echtgenote van klager een kantoorgenote was van verweerster, is de raad van oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het verzoekschrift tot echtscheiding op gemeenschappelijk verzoek toch in te dienen, terwijl zij moest hebben begrepen dat klager het daar niet mee eens was, omdat aan bepaalde voorwaarden niet was voldaan. De raad acht bij de handelwijze van verweerster tevens van belang dat, in gevallen waarin een advocaat voor twee partijen optreedt, het van essentieel belang is dat ook met beide partijen persoonlijk wordt gesproken. Ook dat is de verantwoordelijkheid van de advocaat. Het argument dat klager had laten weten geen tijd te hebben is onvoldoende om verweerster van haar eigen verantwoordelijkheid in dezen te ontslaan.

Ad klachtonderdeel b)

5.6    De raad is van oordeel dat niet gebleken is dat verweerster klager heeft misleid en onder druk heeft gezet om mee te werken aan de procedure op gemeenschappelijk verzoek omdat anders de scheiding geen doorgang kon vinden. Evenmin is gebleken dat verweerster in het voordeel van de ex-echtgenote van klager heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.7    Het feit dat de rechtbank bij vervroeging uitspraak heeft gedaan kan verweerster niet worden verweten. Bovendien is aannemelijk dat verweerster de uitspraak per vergissing naar het oude adres van klager heeft gestuurd. Verweerster heeft gemotiveerd uiteengezet hoe deze vergissing is ontstaan. Dit is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Ad klachtonderdeel d)

5.8    Verweerster heeft gemotiveerd aangegeven hoe de zaaknaam tot stand is gekomen. Dit is aannemelijk en niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klager heeft hiervan geen nadeel ondervonden. Voor wat betreft de gang van zaken rondom de creditnota is de raad eveneens van oordeel dan dit niet verwijtbaar is. Ook hier heeft verweerster gemotiveerd aangegeven hoe dit heeft kunnen gebeuren en waarom een creditnota is opgesteld. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende komt de raad tot de navolgende maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt klachtonderdeel a gegrond;

-    oordeelt klachtonderdeel b en c ongegrond;

-    legt verweerster de maatregel op van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. M.I. van Horssen-Bok, W.H. Kesler, M.L.C.M. van Kalmthout, G.J. van der Veer, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2015.

griffier                                    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdelen b en c,  hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdeel a,  hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerster

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl