ECLI:NL:TADRARL:2015:49 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-33

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:49
Datum uitspraak: 01-04-2015
Datum publicatie: 13-04-2015
Zaaknummer(s): 15-33
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Het rechtstreeks aanschrijven van de wederpartij die door een gemachtigde, niet zijnde een advocaat, wordt bijgestaan is niet in strijd met regel 18 van de gedragsregels. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van 1 april 2015

in de zaak 15-33

 naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 3 maart 2015 met kenmerk RvT 14-0222 door de raad ontvangen op 4 maart 2015, en van de stukken die zijn vermeld op de zich bij deze brief bevindende inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 9.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.2    Klager heeft een geschil met zijn arbeidsongeschiktheidsverzekeraar [naam verzekeraar]. [NAAM VERZEKERAAR] heeft in eerste instantie geweigerd klager een arbeidsongeschiktheids-uitkering te verstrekken aangezien naar haar oordeel sprake is van een uitsluiting. Verweerder treedt op als advocaat van [NAAM VERZEKERAAR]. De belangen van klager worden behartigd door mevrouw mr. B. van ARAG bij wie klager voor rechtsbijstand verzekerd is.

1.3    In januari 2014 heeft er een kort geding plaatsgevonden tussen klager en [NAAM VERZEKERAAR]. [NAAM VERZEKERAAR] is door de voorzieningenrechter veroordeeld tot het verstrekken van een uitkering.

1.4    Op 21 mei 2014 heeft er opnieuw een kort geding plaatsgevonden. Tijdens de zitting van 21 mei 2014 is afgesproken dat klager zijn medewerking zou verlenen aan een medische expertise. Deze zou plaatsvinden op 26 mei 2014. De expertise heeft geen doorgang gevonden op 26 mei 2014.

1.5    Op 6 juni 2014 heeft verweerder klager een aangetekende brief gestuurd. Daarin heeft verweerder klager meegedeeld dat zijn cliënte zich op het standpunt stelt dat klager – door niet te hebben meegewerkt aan de medische expertise die op 26 mei 2014 zou plaatsvinden- in strijd met zijn verplichtingen uit de polis handelt.  Verweerder heeft klager gesommeerd om medewerking te verlenen aan een nieuw in te plannen expertise. Verweerder heeft klager in gebreke gesteld, voor het geval klager opnieuw zijn medewerking zou weigeren aan het verlenen van de expertise en heeft klager erop gewezen dat zijn cliënte haar verplichting om klager uitkeringen te verstrekken opschort zolang klager zijn medewerking aan de expertise niet verleent.

1.6    In de laatste alinea van zijn brief aan klager d.d. 6 juni 2014 heeft verweerder het volgende geschreven: “Ik ga ervan uit u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd. Uw bevestiging dat u uw medewerking zult verlenen aan de expertise zie ik graag per omgaande tegemoet. Het is mij niet bekend in hoeverre mevrouw [naam gemachtigde] van ARAG Rechtsbijstand betrokken is geweest bij de hierboven omschreven gang van zaken, maar zekerheidshalve doe ik haar een kopie toekomen van deze brief.” Verweerder heeft mevrouw mr. B. van ARAG geen kopie van zijn brief aan klager d.d. 6 juni 2014 gestuurd.

1.7    Bij brief d.d. 12 juni 2014 heeft mr. B. van ARAG klager onder meer het volgende geschreven: “Overigens ontving ik van cliënt een afschrift van uw brief d.d. 6 juni 2014. De brief mocht ik niet rechtstreeks van u ontvangen, ondanks uw mededeling daarover. Client heeft de rechtstreekse benadering als uitermate onbehoorlijk ervaren.”

1.8    Verweerder heeft niet op de brief d.d. 12 juni 2014 van mr. B. van ARAG gereageerd.

1.9    Bij brief met bijlagen van 29 juli 2014 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend. 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    zich met zijn brief van 6 juni 2014 rechtstreeks tot klager te wenden terwijl hij wist dat klager wordt bijgestaan door een gemachtigde;

b)    in zijn brief van 6 juni 2014 aan klager te vermelden dat hij een kopie van die brief aan de gemachtigde van klager, mr. B. van ARAG, zou zenden en dat vervolgens na te laten;

c)    niet te reageren op de brief van 12 juni 2014 van mr. B. van ARAG.

3    VERWEER

3.1    Het verweer komt, voor zover nodig, aan de orde bij de bespreking van de klacht.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

ad klachtonderdeel a) en b)

4.3    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Van belang is dat klager klaagt tegen de advocaat van zijn tegenpartij. Daarbij geldt dat de advocaat een grote vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad.

4.4    Klagers stelling dat het verweerder op grond van regel 18 van de gedragsregels voor advocaten niet is toegestaan hem rechtstreeks te benaderen omdat klager wordt bijgestaan door mr. B. van ARAG Rechtsbijstand berust op een misvatting. Regel 18 geldt uitsluitend in gevallen waarin een partij door een advocaat wordt bijgestaan en is opgesteld in het belang van de advocatuur en niet ter bescherming van partijen zoals klager lijkt te veronderstellen.

4.5    Verweerder heeft inderdaad verzuimd een kopie van zijn brief van 6 juni 2014 aan klager te zenden aan mr. B. van ARAG terwijl hij dat wel had aangekondigd in deze brief. Een dergelijk verzuim betekent echter niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdelen a) en b) zijn kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel c)

4.6    Een advocaat is niet gehouden om te reageren op alle correspondentie van de wederpartij. Verweerder heeft aangegeven dat hij het niet in het belang van zijn cliënte achtte om te reageren op de brief van 12 juni 2014 van mr. B. Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 1 april 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 april 2015 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klager

en per gewone post aan:

•    verweerder

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten