ECLI:NL:TADRARL:2015:47 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-181

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:47
Datum uitspraak: 09-02-2015
Datum publicatie: 13-04-2015
Zaaknummer(s): 14-181
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerster staat de ex-echtgenoot van klaagster bij in een echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft van haar cliënte originele bankafschriften ontvangen van een bankrekening op naam van klaagster. Klaagster klaagt erover dat verweerster geweigerd heeft om de originele bankafschriften aan haar te geven. De klacht wordt ongegrond verklaard. Onbetwist is het verweer dat de cliënt van verweerster aan verweerster kenbaar had gemaakt bezwaren te hebben tegen afgifte van de originele bankafschriften aan klaagster. Gegeven deze instructie van haar cliënt kon niet (zonder meer) van verweerster worden verlangd dat zij de bankafschriften aan klaagster zou geven. Een advocaat mag immers niet handelen tegen de kennelijke wil van zijn cliënt.

Beslissing van 9 februari 2015

in de zaak 14-181

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [    ]

adres

klaagster

tegen:

mr. X

advocaat te D.

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 5 november 2014 met kenmerk RvT 14-0156/TRC/ml, door de raad ontvangen op 6 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 december 2014 in aanwezigheid van de verweerster. Klaagster is –na bericht van verhindering- niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst, alsmede van de brief van verweerster van 24 maart (de raad leest: november) 2014 met bijlagen en een brief van klaagster van 10 december 2014 met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerster staat de ex-echtgenoot van klaagster bij in een echtscheidingsprocedure. Haar cliënt heeft haar de originele afschriften verstrekt van een bankrekening op naam van klaagster.

2.3    Klaagster en haar advocaat hebben verweerster bij herhaling gevraagd om de originele bankafschriften aan klaagster af te geven.

2.4    Verweerster heeft dit geweigerd. Haar cliënt gaf haar hiertoe de instructie.

2.5    Klaagster heeft zich hierover beklaagd bij de deken.

In november 2014 heeft verweerster kopieën van de bankafschriften aan klaagster verstrekt. Eind november heeft verweerster de originele bankafschriften aan klaagster gegeven.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door te weigeren de originele bankafschriften aan klaagster te geven.

4    VERWEER

Verweerster is van mening dat zij niet klachtwaardig heeft gehandeld omdat zij handelde in het belang van haar cliënt. Het was niet in zijn belang om de bankafschriften aan klaagster te geven omdat er zij nog niet volledige informatie had verstrekt over al haar bankrekeningen. Volgens verweerster had klaagster bovendien in de echtscheidingsprocedure om afgifte van de bankafschriften kunnen verzoeken.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    De klacht betreft het handelen van verweerster als advocaat van de wederpartij van klaagster. Uitgangspunt bij de beoordeling van een dergelijke klacht is dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal het handelen van verweerster aan de hand van deze maatstaf toetsen.

De raad stelt daarbij voorop dat de omstandigheid dat verweerster uiteindelijk de bankafschriften aan klaagster heeft verstrekt, het belang aan de klacht niet doet ontvallen. De klacht ziet, zo begrijpt de raad, op het niet verstrekken van de afschriften van omstreeks november 2013 tot omstreeks november 2014.

5.3    Ter zitting heeft verweerster verklaard dat haar na bestudering van de bankafschriften duidelijk was geworden dat klaagster er -anders dan zij eerder in het kader van de echtscheiding kenbaar had willen maken - meerdere bankrekeningen op nahield. In de bankafschriften werden tegenrekeningen van klaagster genoemd.

Na hier kennis van te hebben gekregen heeft verweerster de advocaat van klaagster gevraagd alsnog volledige opgave te doen van de bankrekeningen van klaagster. In de tussentijd achtte verweerster het in het belang van haar cliënt om de bankafschriften niet aan klaagster te geven. Verweerster wilde voorkomen dat klaagster via de bankafschriften wetenschap zou krijgen van de informatie die verweerster had verworven over de op de bankafschriften vermelde tegenrekeningen. De cliënt van verweerster gaf haar ook de uitdrukkelijke opdracht om de originele bankafschriften niet aan klaagster af te geven.

5.4    Het verweer van verweerster dat zij de bankafschriften niet kon teruggeven zolang klaagster geen informatie had verstrekt over al haar bankrekeningen, overtuigt de raad niet. In de civiele procedure die tussen partijen gevoerd zou gaan worden, bestaan voldoende mogelijkheden om een partij te bewegen tot afgifte van (financiële) bescheiden zodat niet gezegd kan worden dat er een noodzaak bestond om de bankafschriften te bewaren. Bovendien past het een advocaat niet louter als pressiemiddel stukken onder zich te houden.

5.5    Onbetwist is evenwel gebleven het verweer dat de cliënt van verweerster aan verweerster kenbaar had gemaakt bezwaren te hebben tegen afgifte van de originele bankafschriften aan klaagster. Gegeven deze instructie van haar cliënt kon niet (zonder meer) van verweerster worden verlangd dat zij de bankafschriften aan klaagster zou geven. Een advocaat mag immers niet handelen tegen de kennelijke wil van zijn cliënt. In zoverre volgt de raad het verweer van verweerster wel. Omdat verweerster de bankafschriften van haar cliënt had gekregen, had het overigens naar het oordeel van de raad voor de hand gelegen dat zij deze aan hem had geretourneerd op het moment dat zij van de inhoud van de bankafschriften kennis had genomen en haar cliënt zijn bezwaren uitte tegen afgifte aan klaagster. Er bestond vanaf dat moment voor verweerster geen noodzaak meer de bankafschriften onder zich te houden. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen betekent dit evenwel niet dat verweerster tuchtrechtelijk gehouden was de afschriften aan klaagster af te geven. Dat verweerster de afschriften uiteindelijk aan klaagster heeft versterkt – kennelijk met instemming van haar cliënt – maakt dit oordeel niet anders.

5.6    De klacht, die zich ertegen richt dat verweerster niet had mogen weigeren de originele bankafschriften aan klaagster te verstrekken, acht de raad ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, A.T. Bolt, K.F. Leenhouts en B.E.J.M. Tomlow leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2015.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 februari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.