ECLI:NL:TADRARL:2015:42 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-168

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:42
Datum uitspraak: 09-02-2015
Datum publicatie: 13-04-2015
Zaaknummer(s): 14-168
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder wordt verweten dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie als advocaat door zich inhoudelijk met het geschil tussen de erfgenamen te bemoeien op het moment dat hij slechts betrokkenheid had in verband met de incasso van een vordering. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder in zijn contacten met derden enige tuchtrechtelijke norm heeft overschreden. Klachten ongegrond. Het verweer dat klager misbruik zou hebben gemaakt van het tuchtrecht door klachten in te dienen tegen verweerder, is verworpen.

Beslissing van 9 februari 2015

in de zaak 14-168

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [        ]

adres

klager

tegen:

mr. X

advocaat te A.

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 23 oktober 2014 met kenmerk RvT 14-0168/TRC/ML, door de raad ontvangen op 23 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 december 2014 in aanwezigheid van de klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst, alsmede van de brief van verweerder van 20 november met een tweetal bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder was samen met mr. B advocaat bij het kantoor Willems advocaten Almere B.V.

Mr. B. heeft vanuit dit kantoor in het verleden juridische bijstand verleend aan klager, zijn broer en hun moeder in een geschil met de erfgenamen van de heer J.K.P, het Humanistisch verbond en de broer van de heer J.K.P. Het geschil had betrekking op de afwikkeling van de lijfrenteverplichtingen die erflater, de heer J.K.P. had jegens de familie van klager.

2.3    Tussen klager, zijn familie en mr. B. is een geschil ontstaan over de kwaliteit van de verleende dienstverlening alsmede over de hoogte van de declaraties.

2.4    In 2010 is mr. B. met onder meer klager overeengekomen dat zijn cliënten aan het kantoor van verweerder, met wie de overeenkomst van opdracht was gesloten, een bedrag van € 35.000,- verschuldigd zijn.

2.5    Bij vonnis van 24 mei 2012 is Willems advocaten Almere B.V. in staat van faillissement verklaard. Op dat moment was het hiervoor genoemde bedrag van

€ 35.000,- nog niet voldaan. Verweerder heeft in 2012 een overeenkomst met de curator gesloten waarbij alle handelsdebiteuren van Willems advocaten aan verweerder zijn verkocht en geleverd. Verweerder heeft klager, zijn broer en hun moeder gedagvaard tot betaling van de vordering van € 35.000,- vermeerderd met kosten en rente. Verweerder heeft conservatoir beslag laten leggen onder klager, de broer en de moeder van klager. Bij vonnis van 8 januari 2014 is klager veroordeeld om een bedrag van € 35.000,- te betalen aan verweerder. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door misbruik te maken van zijn positie als advocaat door zich via (collegiaal) overleg inhoudelijk met het geschil tussen de familie van klager en de nalatenschap te bemoeien en klager in een kwaad daglicht te stellen.

4    VERWEER

Verweerder is van mening dat hij niet klachtwaardig heeft gehandeld omdat het hem vrijstaat om een veroordelend vonnis te executeren en daarbij navraag te doen bij de derde beslagene(n). Verweerder vindt dat klager misbruik maakt van het tuchtrecht door bij herhaling klachten in te dienen.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Het meest verstrekkende verweer van verweerder houdt in dat klager misbruik maakt van het tuchtrecht door bij herhaling klachten tegen verweerder in te dienen. Hierover oordeelt de raad als volgt.

De Advocatenwet kent aan een ieder die daar een gerechtvaardigd belang bij heeft het recht toe om te klagen over het optreden van een advocaat en hierover een oordeel van de raad uit te lokken. Het enkele feit dat een klager zich voor een tweede maal tot de deken en daarna ook tot de raad wendt met een klacht over een zelfde advocaat, levert nog geen misbruik of oneigenlijk gebruik van het tuchtrecht op. Verweerder heeft ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan in het onderhavige geval zou moeten worden geoordeeld dat er misbruik zou worden gemaakt van het tuchtrecht, temeer nu klager klaagt over een ander feitencomplex dan waarover hij eerder klaagde. De raad verwerpt het verweer.

5.3    De kern van de klacht van klager komt erop neer dat verweerder misbruik heeft gemaakt van zijn positie als advocaat door zich inhoudelijk met het geschil tussen de familie van klager en de nalatenschap van J.K.P. te bemoeien.

Aanvankelijk had klager er bij de deken ook over geklaagd dat verweerder gepoogd zou hebben klager in een kwaad daglicht te stellen bij zijn (opvolgend) advocaten. Ten overstaan van de deken heeft klager dit onderdeel van zijn klacht ingetrokken. Ter zitting heeft klager de raad gevraagd dit klachtonderdeel alsnog te behandelen. Volgens klager verkeerde hij in een emotionele toestand op het moment dat de bespreking bij de deken werd gevoerd. Verweerder heeft zich tegen de behandeling van het klachtonderdeel verzet.

5.4    Naar het oordeel van de raad verzet het beginsel van rechtszekerheid en de goede procesorde zich ertegen dat het ingetrokken klachtonderdeel alsnog in de onderhavige behandeling van de zaak wordt betrokken. Verweerder mocht er gerechtvaardigd op vertrouwen dat een eenmaal ingetrokken klacht niet alsnog door de raad in de behandeling wordt betrokken.

Klager beroept zich erop dat hij zijn klacht in geëmotioneerde toestand heeft ingetrokken, maar dat heeft verweerder gemotiveerd bestreden en is daarmee niet komen vast te staan.

Voor zover het klachtonderdeel niet als ingetrokken zou worden beschouwd, is de raad van oordeel dat klager zijn klacht onvoldoende heeft onderbouwd. In zoverre verklaart de raad het klachtonderdeel dan ook ongegrond.

5.5    Uit het verhandelde ter zitting heeft de raad begrepen dat klager het verweerder met name verwijt dat hij contact heeft gelegd met de procespartijen waardoor hij informatie heeft verkregen, welke informatie hij heeft kunnen gebruiken in de incassoprocedure.

5.6    Door verweerder is erkend dat hij contact heeft gehad met de advocaat van de wederpartij van klager, met name over het beslag dat verweerder had gelegd op de boedelgelden welke gelden onderwerp waren van de erfrechtelijke procedure waarin klager verwikkeld was. Naar het oordeel van de raad stond het verweerder in beginsel vrij om hierover overleg te plegen. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder in zijn contacten met derden enige tuchtrechtelijke norm heeft overschreden.

5.7    Voor zover klager erover klaagt dat verweerder gepoogd zou hebben zich inhoudelijk met de erfrechtelijke kwestie te bemoeien, geldt dat klager dit niet voldoende heeft onderbouwd. Voor de raad is geenszins komen vast te staan dat verweerder op enigerlei wijze invloed heeft proberen uit te oefenen op de advocaten die betrokken zijn bij het geschil tussen de erfgenamen van de heer J.K.P. over de nalatenschap.

5.8    De raad verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, A.T. Bolt, K.F. Leenhouts en B.E.J.M. Tomlow leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari  2015.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.