ECLI:NL:TADRARL:2015:302 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-491

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:302
Datum uitspraak: 06-11-2015
Datum publicatie: 03-08-2016
Zaaknummer(s): 15-491
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van 6 november 2015

in de zaak 15-491

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 7 oktober 2015 met kenmerk 2015 KNN059, door de raad ontvangen op 8 oktober 2015], en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Bij brief van 1 april 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.3    Klager woont in het kader van Langdurige Rehabilitatie in een woonvorm van [naam], locatie [    ], in [plaats]. Verweerder heeft klager in 2013 bijgestaan in hoger beroep tegen de beschikking van de Rechtbank [plaats]  d.d. 2 april 2013, waarin een bewind is ingesteld over alle goederen van klager. Het  Gerechtshof [naam] heeft bij beschikking van 24 oktober 2013 de beschikking van de rechtbank per die datum vernietigd,

1.4    Klager heeft zich vervolgens bij brief van 27 mei 2014 tot verweerder gewend en stelt daarin dat sprake is van omkoping en zelfverrijking door verweerder. Verweerder heeft bij brief van 3 juni 2014 gereageerd en voorgesteld om te overleggen. Dat overleg heeft plaatsgevonden op 25 juni 2014.

1.5    Klager heeft zich op 2 september 2014 wederom schriftelijk tot verweerder gewend. In zijn brief heeft klager aangekondigd eerst het antwoord van verweerder af te wachten alvorens de bijgesloten klachtbrief naar de deken te verzenden (Blz.26, 27). In de klachtbrief heeft klager vermeld dat verweerder zich onheus over klager heeft uitgelaten:

“Na afloop van mijn gesprek – consult – d.d. wo 25-06-2014, met de heer A. [afkorting; bedoeld wordt verweerder: toev. vz.] heb ik geconstateerd dat hij een leugen vertelde. Hij had – volgens zijn zeggen – tegen de rechter van het gerechtshof te Leeuwarden gezegd dat ik een “studentenleven” had en mij “lam” zoop. En dat mijn persoonlijk begeleider – die mij vergezelde – dit beaambt had. Dit is niet waar, integendeel de rechter vroeg aan mij persoonlijk wat ik zoal de hele dag deed.

Ik antwoorde dat ik – vanwege de telepathische berichtgevingen – naar de radio luisterde”.

1.6    Verweerder heeft bij brief van 24 september 2014 meegedeeld dat hij, met betrekking tot de klachten van klager jegens het medisch personeel, hierover meermaals met klager heeft gesproken en dat hij thans geen aanleiding ziet om verder te corresponderen. Vervolgens heeft klager een klachtbrief ingediend bij de deken maar uiteindelijk heeft aangegeven “Het is wel goed zo”, waarna het klachtdossier is gesloten.

1.7    Vervolgens heeft klager zich tot de deken gewend met het verzoek te bemiddelen om van verweerder een kopie van de laatste briefwisseling tussen klager en verweerder te ontvangen. Verweerder heeft aan dat verzoek voldaan.

1.8    Vervolgens heeft klager zich bij brief van 7 maart 2015 tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan bij zijn klachten ver het afbouwschema van zijn medicatie, zijn problemen met het medisch en verplegend personeel van [naam] en een klacht over een gerechtsdeurwaarder. Verweerder heeft bij brief van 8 april 2015 meegedeeld dat hij klager niet zal bijstaan  bij nieuwe zaken en geeft klager in overweging contact op te nemen met de PVP of het Juridisch Loket.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder niet heeft gereageerd op de brief van klager van 7 maart 2015, waarin hij verweerder heeft gevraagd hem bij te staan in een aantal zaken. Klager stelt dat verweerder na afloop van het overleg op 25 juni 2014 heeft aangeboden dat klager hem kon bellen als er wat was.

b)    verweerder klager onheus heeft bejegend met zijn opmerking dat klager “leeft als een student en zich lam zuipt.”

3    VERWEER

Voor zover relevant zal het gemotiveerde verweer van verweerder bij de bespreking van de klacht aan de orde komen.

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1    De voorzitter stelt vast dat verweerder bij brief van 8 april 2015 aan klager heeft meegedeeld dat hij klager niet zal bijstaan in nieuwe zaken, waar klager bij brief van 7 maart 2015 om heeft gevraagd. Verweerder heeft aangevoerd dat hij klager niet meer wilde bijstaan vanwege de grote hoeveelheid brieven van klager en de door klager ingediende klachten en dat hij klager onder meer naar het Juridisch Loket heeft verwezen.

4.2    De voorzitter is van oordeel dat niet gebleken is dat verweerder heeft toegezegd dat hij klager zal bijstaan in nieuwe zaken. Ongeacht de reden daarvoor, behoort het tot de vrijheid van een advocaat om te beslissen of hij een opdracht al dan niet aanvaardt. Klager heeft aangevoerd dat verweerder hem op 25 juni 2014 heeft gezegd dat klager “hem wel kon bellen als er iets was”, maar zulks is niet komen vast te staan en betekent bovendien geen onvoorwaardelijke toezegging om klager in alle gevallen bij te staan. Het stond verweerder dan ook vrij om klager niet meer bij te staan. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Niet is komen vast te staan dat verweerder klager onheus heeft bejegend of beledigende opmerkingen, zoals door klager gesteld en verwoord,  heeft gemaakt, zodat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr.  C. van den Noort, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 6 november 2015..

griffier                         voorzitter