ECLI:NL:TADRARL:2015:280 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 143-12

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:280
Datum uitspraak: 11-12-2015
Datum publicatie: 27-06-2016
Zaaknummer(s): 143-12
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat over een bespreking van zijn advocaat met derden zonder klager daarover vooraf te informeren en tijdens die bespreking afspraken te maken. De raad is van oordeel dat klager vooraf en na de bespreking schriftelijk voldoende is ingelicht en dat geen klager bindende afspraken zijn gemaakt. Voorts heeft verweerder klager tijdig en schriftelijk geïnformeerd over zijn tekort aan deskundigheid op een specifiek rechtsgebied, waardoor klager daarna zelf initiatief had dienen te nemen. Verweerder heeft zich na hun vertrouwensbreuk op zorgvuldige wijze onttrokken.

Beslissing van 11 december 2015

in de zaak 143-12

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 22 augustus 2012 met kenmerk 011/012 KG070 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 november 2015 in aanwezigheid van verweerder. Klager heeft vooraf bericht niet aanwezig te zullen zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 22 augustus 2012 en de in de brief genoemde bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klager bijgestaan in afwikkeling van zijn echtscheiding. De voormalige echtgenote van klager werd daarin bijgestaan door mr. J.

2.3    Bij beschikking van 15 februari 2011 (hersteld bij beschikking van 15 maart 2011) heeft de rechtbank Groningen de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld en voorts een deskundige benoemd, makelaar M., en die deskundige belast met de opdracht om de bestemmingen  van twee gezamenlijke percelen te laten wijzigingen en na het realiseren daarvan die percelen vervolgens te verkopen.

2.4    Door de weigering van gemeente T. om mee te werken aan wijziging van het bestemmingsplan van één van de percelen, ontstond een impasse in de afwikkeling van de huwelijksgemeenschap van klager en zijn ex-echtgenote. Om dat te doorbreken heeft makelaar M. eind juli 2011 voorgesteld om een en ander te bespreken, bij voorkeur alleen met de advocaten.

2.5    Per e-mail van 17 augustus 2011 heeft verweerder daarna aan klager bericht:

“Ik heb over het gezamenlijke gesprek nog even contact gehad met mr. J. Het blijkt dat hij dat graag even beperkt wil houden tot de advocaten en de makelaar. Het zal daardoor denk ik een vrij kort overleg worden, waarin hooguit kan worden afgesproken wat we u en mevrouw S. gaan voorstellen. Beslissingen kunnen daar niet worden genomen, want daar is uw instemming voor nodig. Ik heb u eerder al gezegd dat het naar mijn idee het meest praktisch is om zo snel mogelijk het losse stuk grond te verkopen en uit de opbrengst de kosten te financieren voor de bestemmingsplanwijziging van het andere perceel. Wilt u mij nog eens laten weten wat u hier van vindt? Het gesprek met mr. J. is overigens gepland op 22 augustus. (…)”.(afkortingen-raad)

2.6    Verweerder heeft vervolgens per e-mail van 24 augustus 2011 aan klager bericht:

“ Zoals u weet heeft gisteren een bespreking plaats gevonden tussen mr. J, de makelaar en ondergetekende. We hebben daar gesproken over hoe het verder moet met het onroerend goed. (…)

Het lijkt dan ook voor de hand te liggen om de grond in E. zo spoedig mogelijk te verkopen. De opbrengst daarvan kan dan gebruikt worden om de bestemmingsplanwijziging voor de Meerweg tot stand te brengen. Zowel de makelaar, mr. J. als ondergetekende zien dit als de meest voor de hand liggende route. (…)

Gelet hierop verzoek ik u mij te laten weten of u ermee instemt dat we deze weg gaan. (…)

Overigens krijg ik uit uw brief van 21 augustus 2011 de indruk dat u nu van mij verwacht dat ik de beslissing van de gemeente om de bestemmingsplanwijziging voor E. af te wijzen, aan ga vechten. Dat ga ik niet doen. Ten eerste omdat dit een heel specifiek juridisch terrein is, waarop ik niet deskundig ben. Ten tweede omdat de makelaar mij gisteren duidelijk heeft gemaakt dat zo’n procedure kansloos is. (…)”.(afkortingen-raad)

2.7    Per e-mail van 5 september 2011 heeft verweerder aan klager laten weten:

“(…) Wanneer u opmerkingen wilt maken over de bestemmingsplanwijziging, dan kan dat nog steeds. Het moet dan wel gaan over die wijzigingsprocedure zelf, en niet over de vraag of er wel een wijziging moet komen. Daar heeft de rechter immers al over beslist, en op dat punt heeft de makelaar dus geen vrijheid. Opmerkingen kunt u het beste via mij aan de makelaar doorgeven. (…)

Ik heb u al eerder geschreven dat ik niet deskundig ben in het voeren van procedures over wijzigingen van bestemmingsplannen. Daarom heb ik u geadviseerd om voor de wijziging van de bestemming van het perceel in E., zonodig, anderen te raadplegen, zoals makelaars of daarin gespecialiseerde bureaux. Uiteraard kunt u eerst ook nog contact met M. opnemen en hen een toelichting vragen op hun negatieve oordeel. (…)”.(afkortingen-raad)

2.8    In de pleitnotitie van mr. J. ten behoeve van het kort geding d.d. 23 mei 2012, waarbij klager door zijn opvolgend advocaat zou worden bijgestaan, heeft mr. J. onder meer betoogd:

“(…) De advocaat van de man geeft nog een advies aan de makelaar om de advocaat van de vrouw te vragen een procedure te starten bij de rechtbank om toestemming te verkrijgen dat de vrouw de grond alleen kan verkopen. (…).”

2.9    Bij ongedateerde brief, door de deken ontvangen op 14 juni 2012, heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    klager niet vooraf te informeren dat een bespreking zou plaatsvinden tussen verweerder namens klager, mr. J. namens de wederpartij en makelaar M en tijdens die bespreking, zonder overleg met klager, te beslissen dat overleg tussen de makelaar M. en de partijen - klager en zijn voormalige echtgenote - via hun advocaten diende te geschieden;

b)    de belangen van klager niet behoorlijk te behartigen, zoals blijkt uit de diverse gevoerde  correspondentie tussen klager en verweerder, maar ook uit de pleitnota d.d. 23 mei 2012 van mr. J.

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.2    Hij heeft klager per e-mail van 17 augustus 2011 geïnformeerd over de bespreking die op initiatief van makelaar M. op 22 augustus 2011 zou plaatsvinden met de makelaar, met verweerder namens klager en met mr. J. namens de wederpartij. In diezelfde e-mail heeft verweerder benadrukt dat tijdens die bespreking zonder klager geen beslissingen door verweerder konden worden genomen.  Omdat klager daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, ging verweerder er vanuit dat klager instemde met deze gang van zaken. Daarna heeft verweerder klager per e-mail van 24 augustus 2011 gerapporteerd over de bespreking en klager voorstellen voorgelegd. Het stond klager vrij om contact op te nemen met makelaar M. zoals verweerder hem ook heeft laten weten in zijn e-mail van 5 september 2011.

4.3    Verweerder stelt voorts dat hij klager in de echtscheidingsprocedure deskundig heeft bijgestaan en daarbij altijd heeft gezocht naar praktische oplossingen. Dat leidde regelmatig tot hevige discussies met klager. Door het ontbreken van deskundigheid op het gebied van bestemmingsplanwijzigingen heeft hij klager meermalen geadviseerd op dat gebied een andere deskundige in te schakelen. Dat werd hem niet in dank afgenomen. Per e-mail van 15 september 2011 heeft hij klager laten weten dat hij de indruk had dat klager geen vertrouwen meer in hem had. Op het verzoek om dit samen uit te spreken, heeft klager niet gereageerd, waarna verweerder klager heeft verzocht een andere advocaat te zoeken. In de tussenliggende periode, tot klager eind maart 2012 een andere advocaat had gevonden, heeft verweerder de post van klager doorgestuurd.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

ad klachtonderdeel a)

5.2    De raad is wat betreft dit verwijt van oordeel dat verweerder heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder heeft klager per e-mail van 17 augustus 2011 op de hoogte gebracht van een bespreking op 22 augustus 2011 tussen makelaar M., mr. J. en verweerder. Het kan verweerder niet worden verweten dat hij  zonder expliciete toestemming  van klager naar die bespreking is gegaan. Het is immers niet ongebruikelijk dat advocaten van beide partijen de (on)mogelijkheden van een casus met elkaar bespreken, buiten aanwezigheid van die partijen. Verweerder heeft klager vervolgens per e-mail van 24 augustus 2011 van de inhoud van de bespreking op de hoogte gesteld. Dat verweerder tijdens die bespreking zonder instemming van klager namens hem bindende afspraken heeft gemaakt met mr. J. en makelaar M. wordt naar het oordeel van de raad weerlegd door de stukken, waaronder de e-mails van verweerder aan klager van 24 augustus 2011 en 5 september 2011. Dat makelaar M. niet of onvoldoende reageerde op rechtstreekse e-mails van klager kan verweerder niet worden verweten. De raad acht het handelen van verweerder dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

ad klachtonderdeel b)

5.3    Naar het oordeel van de raad heeft klager niet voldoende concreet gemaakt in welk opzicht verweerder zijn belangen niet behoorlijk heeft  behartigd. Verweerder heeft - en móest - klager informeren over zijn tekort aan deskundigheid op het gebied van bestemmingsplanwijzigingen, hetgeen verweerder ook tijdig en schriftelijk heeft gedaan. Het was daarna aan klager om daarin zelf het nodige initiatief te nemen.  Dat verweerder mr.J. in het nadeel van klager heeft geadviseerd is, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, niet komen vast te staan. Uit het dossier komt eerder naar voren dat verweerder, ondanks zijn inzet, het vertrouwen van klager niet heeft kunnen winnen. Verweerder was daardoor genoodzaakt zich te onttrekken als advocaat van klager. Dat heeft hij op een zorgvuldige wijze gedaan.

5.4    Nu de overige verwijten van klager feitelijke grondslag ontberen, dient ook dit klachtonderdeel ongegrond te worden geoordeeld.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.E.J. Kornet, M.J.J.M. van Roosmalen, E.H. de Vries, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 december 2015.

griffier                                                      voorzitter