ECLI:NL:TADRARL:2015:263 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 78/14

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:263
Datum uitspraak: 13-03-2015
Datum publicatie: 15-06-2016
Zaaknummer(s): 78/14
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over optreden eigen advocaat. Er is geen sprake van tekortschieten bij de behartiging van de belangen van klager. Klacht ongegrond.

Beslissing van 13 maart 2015

in de zaak 78/14

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [    ]

klager

tegen

mr. [    ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 27 oktober 2014 met kenmerk 2014 KNN105, door de raad ontvangen op 29 oktobder 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 januari 2015 in aanwezigheid van verweerder. Klager heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft rechtsbijstand verleend aan klager. Verweerder heeft klager bijgestaan in een geschil met woningbouwvereniging F.

2.3    Bij brief van 13 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder klager niet op de hoogte heeft gehouden van de ontwikkelingen in zijn zaak tegen de woningbouwvereniging F. Bovendien heeft verweerder ten onrechte geweigerd  een gerechtelijke procedure tegen genoemde woningbouwvereniging aanhangig te maken bij de rechtbank, ondanks verzoeken van klager daartoe. De weigering berust op onjuiste gronden, zoals de gestelde verjaring van klagers vordering en de complicaties bij de vaststelling van de schade.

4    VERWEER

4.1    Het is verweerder niet duidelijk in welke zaak klager zich over hem beklaagt. Verweerder heeft een zaak tegen de stichting N. behandeld ten behoeve van klager maar uit een telefonische reactie van klager van eind mei 2014 heeft verweerder begrepen dat klager die zaak wilde laten rusten. Verweerder gaat ervan uit dat de onderhavige klacht betrekking heeft op zijn werkzaamheden voor klager in de zaak tegen woningbouwvereniging F.

4.2    In die zaak heeft verweerder in 2013 contact opgenomen met genoemde woningbouwvereniging. Deze heeft hem meegedeeld dat de woning van klager in 2000/2001 inderdaad is ontruimd en dat de inboedel na drie maanden opslag is vernietigd. Verweerder heeft klager hiervan op de hoogte gesteld door middel van zijn brief van 3 september 2013.

4.3    Verweerder heeft lang met klager meegedacht over de mogelijkheden in de zaak tegen de woningbouwvereniging en heeft klager uiteindelijk een negatief procesadvies gegeven omdat

-    de zaak van klager volgens verweerder verjaard was op grond van artikel 3:310 BW. Verweerder heeft klager hierover bij brief van 29 oktober 2013 bericht;

-    klager aan verweerder geen nadere informatie heeft verstrekt nadat verweerder klager had gewezen op de noodzaak om de gepretendeerde schade nader te concretiseren en klager daarom had verzocht.

Daarmee was het starten van een gerechtelijke procedure kansloos.

4.4    Vervolgens heeft verweerder klager op 27 juni 2014 bericht dat hij de samenwerking met klager beëindigde in verband met een gebrek aan vertrouwen. Verweerder heeft klager bericht dat het hem vrij stond zijn zaak aan een andere advocaat voor te leggen.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    De raad gaat er van uit dat de klacht betrekking heeft op het geschil met de woningbouwvereniging F. Verweerder heeft in 2013 over deze kwestie contact  opgenomen met genoemde woningbouwvereniging. Naar aanleiding van dit contact heeft verweerder klager bij brief van 3 september 2013 daarvan op de hoogte gesteld. Op 21 augustus 2013 heeft verweerder de woningbouwvereniging geschreven en op 5 september 2013 heeft verweerder klager hieromtrent ingelicht. Bij brief van 29 oktober 2013 heeft verweerder klager aangegeven dat hij klagers zaak weinig kansrijk achtte omdat klager hem de benodigde informatie niet verstrekte. Verweerder heeft aangegeven dat hij nadien nog enkele keren telefonisch contact met klager heeft gehad maar dat klager hem weinig substantiële nadere informatie kon verstrekken. Verweerder zag dan ook geen heil in een procedure. Uiteindelijk heeft hij op 27 juni 2014 klager bericht gestuurd dat hij niet verder voor hem kon optreden wegens een gebrek aan vertrouwen.

5.3    De raad constateert dat door klager niet is gesteld dat hij na 29 oktober 2013 verweerder van de nodige relevante informatie heeft voorzien waaruit zou kunnen blijken dat de kansen van een procedure wellicht gunstiger waren. Onder die omstandigheden en gelet op hetgeen onder 5.2 is vastgesteld over de contacten tussen klager en verweerder, kan niet gesteld worden dat verweerder klager niet op de hoogte heeft gehouden van de stand van zaken en dat verweerder gehouden was een procedure aanhangig te maken. De raad acht het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder geen heil heeft gezien in het starten van een procedure en het stond verweerder dan ook vrij zijn opdracht neer te leggen wegens een gebrek aan vertrouwen. De klacht is ongegrond. 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, H.J. Meijer, E. de Vries, P.H.F. Yspeert, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 maart 2015.

griffier                                         voorzitter