ECLI:NL:TADRARL:2015:25 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-178

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:25
Datum uitspraak: 02-03-2015
Datum publicatie: 12-03-2015
Zaaknummer(s): 14-178
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over bijstand in klachtprocedure aan kantoorgenoot–notaris die testament had gewijzigd van klaagsters partner waarbij klaagster is onterfd ten faveure van de neef van erflater. Volgens klaagster was sprake van belangenverstrengeling nu andere oud-kantoorgenoot-notaris in het verleden voor haar en erflater partnerschapsvoorwaarden had opgesteld, en was daardoor vrijheid en onafhankelijkheid verweerster in het geding. Klachten ongegrond. Het enkel zijn van kantoorgenote van de notaris is naar het oordeel van de raad geen beletsel om als haar advocaat op te treden. Regel 2 van de Gedragsregels 1992, die zegt dat de advocaat dient te vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar komen, ziet op een verplichting jegens de cliënt teneinde te voorkomen dat een eigen belang van de advocaat door financiële of persoonlijke relaties met de cliënt een onafhankelijke behartiging van de belangen van de cliënt in gevaar zou kunnen brengen. Deze regel is dus niet geformuleerd ter bescherming van de belangen van de wederpartij.

Beslissing van 2 maart 2015

in de zaak 14-178

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 4 november 2014 met kenmerk [K], door de raad ontvangen op 5 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 januari 2015 in aanwezigheid van verweerster, bijgestaan door haar kantoorgenote mr. [S]. Klaagster en haar gemachtigde, die de klacht voor haar heeft ingediend, zijn niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 genoemde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster had een relatie met de heer [v], hierna te noemen ´[V]´. Zij hebben in december 2003 een akte geregistreerd partnerschap laten opmaken door [M] die tot 2006 als notaris aan het kantoor van verweerster, [A], was verbonden. [M] heeft toen tevens voor klaagster een testament opgesteld. [M] bleef na 2006 als adviseur aan verweersters kantoor verbonden.

2.3    Op 25 november 2013 heeft [V] samen met zijn neef […], hierna te noemen ´[P]´, een bezoek gebracht aan [M] ten kantore van [A] en aan [M] kenbaar gemaakt dat hij klaagster wilde onterven. [V] verbleef toen ter verpleging en verzorging in het ZZG Herstelhotel van [D].

2.4    Kandidaat-notaris mr. [K] heeft na het gesprek tussen [V] en [M] nog diezelfde dag een concept-testament opgesteld en dat in [D] met [V] besproken. Op 2 december 2013 heeft de notaris mr. [N], hierna te noemen ´de Notaris´, het testament bij haar op kantoor in aanwezigheid van [K] met [V] besproken, en is het testament gepasseerd. [V] is op 27 februari 2014 overleden.

2.5    De Notaris heeft klaagster op 11 maart 2014 ervan op de hoogte gebracht dat zij door [V] was onterfd. Dat gebeurde in een bespreking op kantoor waar ook klaagsters broer en [K] bij aanwezig waren.

2.6    Bij brief d.d. 20 maart 2014 heeft de Notaris klaagster geïnformeerd over haar wettelijke rechten als geregistreerd partner na het overlijden van [V], te weten mogelijke rechten op voortgezet gebruik van de woning van [V], vruchtgebruik van de woning en daarin aanwezige inboedelgoederen, en vruchtgebruik op bepaalde goederen van de nalatenschap. [P] heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster deze rechten niet toekwamen. Hij heeft haar de toegang tot de woning van [V] ontzegd. Daarover wordt/is tussen klaagster en [P] bij de rechtbank Gelderland, kamer voor kantonzaken geprocedeerd. Klaagster heeft buiten rechte de nietigheid van het testament ingeroepen.

2.7    Klaagster heeft bij brief d.d. 14 april 2014 een klacht ingediend tegen de Notaris die er kort samen gevat op neer komt dat de Notaris op 2 december 2013 voor [V] een testament heeft gepasseerd terwijl hij niet langer wilsbekwaam zou zijn geweest, heeft nagelaten het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening te volgen om er zeker van te zijn dat [V] wilsbekwaam was ten tijde van het opmaken en passeren van de akte, klaagster op 11 maart 2014, na het overlijden van Vever onvoldoende heeft ingelicht over de gevolgen van het testament, en in haar brief van 20 maart 2014 een foutief standpunt heeft ingenomen omtrent de woonsituatie van [V] en klaagster, waarna zij heeft nagelaten op vragen van klaagster te reageren. Die klacht is op 16 december 2014 door de Kamer voor het Notariaat behandeld. Een beslissing op de klacht wordt in februari 2015 verwacht. De Notaris is in deze klachtprocedure bijgestaan door haar kantoorgenote verweerster.

2.8    Bij brief van 10 augustus 2014 van de hand van haar gemachtigde mr. [E] heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    Onvoldoende vrij en onafhankelijk is opgetreden bij de verdediging van haar kantoorgenote en zodoende heeft gehandeld in strijd met Gedragsregel 2;

b)    Samen heeft gespannen met enig erfgenaam [P] waardoor sprake is van ongeoorloofde belangenverstrengeling. Ook hier is de vrijheid en onafhankelijkheid van de advocaat in het geding. Verweerster heeft in de klachtprocedure tegen de Notaris gebruik gemaakt van stukken uit de civiele procedure tussen klaagster en [P];

c)    Optreedt voor haar kantoorgenote terwijl klaagster in 2003 cliënt was van het kantoor [A] waar verweerster en de Notaris aan verbonden zijn. In 2003 is een akte geregistreerd partnerschap opgemaakt en zijn ook wederzijdse testamenten opgemaakt;

d)    Geen oog heeft gehad voor de emotionele en juridische aspecten die spelen in de klachtzaak tegen de Notaris;

e)    Optreedt voor haar kantoorgenote waarmee afbreuk wordt gedaan aan de stand van de advocatuur.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De raad zal hieronder de klachten in onderlinge samenhang behandelen en beoordelen.

4.3    Niet valt in te zien waarom verweerster haar kantoorgenote de Notaris niet zou mogen bijstaan in de door klaagster tegen haar kantoorgenote aanhangig gemaakte klachtprocedure. Regel 2 van de Gedragsregels 1992, die zegt dat de advocaat dient te vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar komen, ziet op een verplichting jegens de cliënt teneinde te voorkomen dat een eigen belang van de advocaat door financiële of persoonlijke relaties met de cliënt een onafhankelijke behartiging van de belangen van de cliënt in gevaar zou kunnen brengen. Deze regel is dus niet geformuleerd ter bescherming van de belangen van de wederpartij.

4.4    Ook overigens is de raad niet gebleken van feiten of omstandigheden die aan verweerster reden zouden hebben moeten geven zich van de zaak van de Notaris te distantiëren. Het enkel zijn van kantoorgenote van de Notaris is naar het oordeel van de raad geen beletsel om als haar advocaat op te treden. Dat daaraan voor klaagster emotioneel gezien bezwaren kleven maakt dat niet anders.

4.5    Van enige samenspanning door verweerster met [P] is de raad evenmin gebleken. Dat verwijt is ook in het geheel niet onderbouwd. Met name is niet gebleken dat verweerster contact met [P] dan wel diens advocaat heeft gehad. Het stond verweerster vrij om in de klachtprocedure tegen de Notaris gebruik te maken van stukken die door [P] aan de Notaris ter hand waren gesteld.

4.6    Dat in het verleden [M] voor klaagster en [V] een akte geregistreerd partnerschap heeft opgesteld alsmede een testament voor klaagster stond er op zichzelf niet aan in de weg dat de latere kantoorgenoot c.q. opvolger van [M], de Notaris, zich door [V] liet inschakelen om diens testament te wijzigen, ook al zou dat bij vooroverlijden van [V] een benadeling van klaagster met zich meebrengen. De testeervrijheid en het ambt van notaris brengen dat nu eenmaal met zich mee.

4.7    De raad is dan ook van oordeel dat de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht van klaagster tegen verweerster ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders, P.J.F.M. de Kerf, F.A.M. Knüppe, L.A.M.J. Pütz, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2015.

Griffier    Voorzitter