ECLI:NL:TADRARL:2015:240 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-635

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:240
Datum uitspraak: 28-12-2015
Datum publicatie: 11-05-2016
Zaaknummer(s): 15-635
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht tegen advocaat die enerzijds ziet op haar optreden als advocaat van de wederpartij – een voegbedrijf -  en anderzijds ziet op het optreden van verweerster voor zichzelf – in haar hoedanigheid van eigenaar of gebruiker van het pand naast de woning van klagers – wordt bij voorzittersbeslissing als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing van 28 december 2015

in de zaak 15-635

naar aanleiding van de klacht van:

sub 1, sub 2, sub 3, tezamen

klagers

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 4 december 2015 met kenmerk RvT 15-0288/TRC/ml, door de raad ontvangen op 7 december 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken (bijlagen 1 tot en met 4).

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1    Verweerster is één van de advocaten van een kantoor dat is gevestigd aan [adres] te [plaats]. Als gevolg van een ongeval is een auto in september 2014 op dat kantoorpand ingereden, waardoor herstelwerkzaamheden nodig waren. Verweerster en/of haar kantoorgenoten hebben opdracht gegeven voor meer werk aan de gevel (reinigen en herstel van de hele gevel) dan enkel het herstel van het beschadigde voegwerk aan de voorkant van het kantoorpand.

1.2    Klagers wonen naast het advocatenkantoor van verweerster. Zij hebben via ARAG Rechtsbijstand de (verzekeraar van de) aannemer/ voeger die genoemd gevelwerk uitvoerde aansprakelijk gesteld voor schade die was ontstaan aan hun zonnescherm en hun tuin.

1.3    Verweerster heeft namens de aannemer/voeger bij brief d.d. 16 maart 2015 aan een jurist van ARAG elke aansprakelijkheid van haar cliënt, het voegbedrijf, alsook van de aannemer, van de hand gewezen. Verweerster besluit die brief met de mededeling dat klaagster sub 1 de afgelopen weken voor veel overlast heeft gezorgd door onder andere het de voegers/aannemer onmogelijk te maken hun werk uit te voeren en heeft klagers aansprakelijk gesteld voor de hieruit voortvloeiende kosten.

1.4    Het pand waar verweerster kantoor houdt is, evenals de woning van klagers, een rijksmonument. Verweerster had, toen de voeger met zijn werkzaamheden begon (gevelreiniging en voegen), geen vergunning aangevraagd voor werkzaamheden aan de voor- en achtergevel. Na overleg met de gemeente is voor 1 maart 2015 alsnog vergunning voor diverse werkzaamheden aan het kantoorpand aangevraagd.

1.5    Bij brief van 1 september 2015 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

onjuiste informatie te verstrekken aan de jurist van klagers bij ARAG Rechtsbijstand.

2.2    Volgens klagers bevat de brief d.d. 16 maart 2015 van verweerster onjuistheden waardoor die onrechtmatig is. Omdat het gaat om een rijksmonument had voor de werkzaamheden aan de gevel door verweerster en/of kantoorgenoten een vergunning moeten worden aangevraagd bij de gemeente. Een dergelijke vergunning was alléén verleend voor het kleine stukje voegwerk aan de voorgevel dat beschadigd was, niet voor de hele gevel die is uitgebikt en opnieuw gevoegd, noch voor de achtergevel. Door toedoen van verweerster en/of kantoorgenoten is een rijksmonument onherstelbaar vernield en wordt het onmogelijk alle gevels ernaast weer te matchen. Klagers hebben dan ook bezwaar aangetekend tegen de aangevraagde vergunning voor de werkzaamheden. Bovendien worden klagers door verweerster en/of kantoorgenoten gestoord in hun woongenot, zodat zij alle reden hebben om zich te beklagen bij verweerster. Ten onrechte wordt gedreigd met juridische stappen tegen klagers.

3    VERWEER

Het gemotiveerde verweer komt, voor zover nodig, in het navolgende aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter begrijpt dat de klacht enerzijds ziet op het optreden van verweerster als advocaat van het voegbedrijf. In zoverre geldt het volgende.

4.2    Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Het tuchtrecht dient niet ter beknotting van die vrijheid. Die vrijheid is echter niet absoluut, doch vindt onder meer beperking hierin, dat de advocaat zich in of buiten rechte niet, hetzij schriftelijk hetzij mondeling, onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt. Naar het oordeel is de brief d.d. 16 maart 2015 van verweerster waarover klagers klagen een normale afwijzing van aansprakelijkheid voor wat betreft schade aan het zonnescherm en aansprakelijkstelling wat betreft schade door vertraging. Niet valt in te zien dat verweerster hiermee in strijd met enige gedragsregel handelt.

4.3    Voor zover de klacht, anderzijds, ziet op het optreden van verweerster voor zichzelf, te weten op het niet (tijdig) aanvragen van een vergunning voor de werkzaamheden aan de voor-en achtergevel van het kantoorpand, oordeelt de voorzitter als volgt.

4.4    Voorop staat dat ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat het advocatentuchtrecht voor hem/haar blijft gelden. Indien deze advocaat zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem/haar een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.5    Wat betreft deze klacht heeft verweerster de hoedanigheid van eigenaar of gebruiker van het pand dat ligt naast de woning van klagers. Wat klagers stellen levert, mede gelet op de omstandigheden van dit geval, niet een misdraging op waardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd.

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr.M.J. Grapperhaus, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 28 december 2015.

griffier    voorzitter