ECLI:NL:TADRARL:2015:235 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-281

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:235
Datum uitspraak: 10-09-2015
Datum publicatie: 05-05-2016
Zaaknummer(s): 15-281
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht tegen eigen faillissementscurator wordt door de voorzitter als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing van 10 september 2015

in de zaak 15-281

naar aanleiding van de klacht van:

[naam]

[adres]

klagers

tegen

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement [naam] van 18 augustus 2015 met kenmerk [X], door de raad ontvangen op 19 augustus 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken (bijlagen 1 tot en met 13).

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Bij vonnis van 9 april 2013 zijn klagers in staat van faillissement verklaard. Verweerder is tot curator in deze faillissementen benoemd en mr. [naam] tot rechter-commissaris.

1.3    In verschillende brieven van klagers in de periode december 2013 tot en met april 2015 hebben klagers zich bij de rechter-commissaris beklaagd  over de handelwijze van verweerder.

1.4    Bij brief van 22 januari 2014 heeft de rechter-commissaris klagers erop gewezen dat zij, in strijd met hun wettelijke verplichting, tot dat moment in gebreke waren gebleven om verweerder van alle relevante informatie te voorzien en aan hem alle medewerking te geven. De rechter-commissaris heeft klagers voorts dringend geadviseerd om in te gaan op het voorstel van verweerder om met hem een afspraak te maken voor een bespreking van alle nog openstaande punten.

1.5    Op 24 juli 2014 heeft op initiatief van de rechter-commissaris een verhoor plaatsgehad omdat klagers nog altijd hadden geweigerd om aan verweerder de relevante informatie te verstrekken die benodigd was om de faillissementen snel en doeltreffend af te wikkelen. 

1.6    Bij brief van 10 april 2015, aangevuld bij brief van 21 april 2015, hebben klagers de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

1.7    Op 28 april 2015 zijn door de rechtbank [plaats], locatie [Y], de faillissementen van klagers bij gebrek aan baten opgeheven.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    In zijn hoedanigheid van curator strafbare feiten jegens klager(s) te verrichten. Volgens klagers heeft verweerder zich schuldig gemaakt aan laster jegens klager door hem als onbetrouwbaar en als oplichter neer te zetten en aangifte van faillissementsfraude te doen. Verweerder heeft voorts valsheid in geschrifte jegens klagers gepleegd door - ten onrechte - te beweren dat klagers vermogen hadden. Ook heeft verweerder een bedrag van € 906,36 van klagers ontvreemd en aan de boedel toegevoegd, terwijl dat geld van de dochter van klagers was.

b)    klachten van klagers over de handelwijze van verweerder, die ook bij de rechter-commissaris zijn ingediend, te negeren.

3    VERWEER

3.1    Het gemotiveerde verweer komt, voor zover relevant, bij de bespreking van de klachten aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    De voorzitter stelt vast dat het gaat om het handelen van de advocaat in de hoedanigheid van faillissementscurator van klagers. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline blijft het advocatentuchtrecht gelden ook voor een advocaat die in een andere hoedanigheid optreedt. Indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (dan wel misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Naar die maatstaf dient het optreden van verweerder te worden beoordeeld.

4.3    Naar het oordeel van de voorzitter is van misdragingen van verweerder in zijn functie als curator geen sprake geweest. Blijkens de processtukken zijn de onderhavige klachten ook bij de rechter-commissaris gemeld. De rechter-commissaris heeft daarin kennelijk geen aanleiding gezien om verweerder in zijn beslissingen en gedragingen die klagers thans aan hun klachten ten grondslag leggen, te corrigeren. Verweerder was als curator ook wettelijk gehouden om aangifte te doen bij vermoeden van strafbare feiten door klager(s) in het kader van de afwikkeling van het faillissement. Verweerder stelt dat klagers zelf hebben verklaard dat zij vermogen hadden. Voorts stelt verweerder dat van ontvreemding van gelden van klagers door hem geen sprake is geweest. Het op de rekening van klager betaalde bedrag van € 906,36 behoorde immers op grond van artikel 20 van de Faillissementswet tot het actief van de boedel. Met toestemming van de rechtbank heeft verweerder het volledige actief in de boedel inmiddels mogen aanwenden als salaris voor zijn werkzaamheden. Met verweerder is de voorzitter van oordeel dat het niet de taak van de tuchtrechter is om een oordeel te geven over de vermeende strafrechtelijke verwijtbaarheid van de handelwijze van verweerder. Dit zou alleen anders zijn indien evident is dat verweerder de hierboven onder 4.2 weergegeven maatstaf heeft overtreden. Daarvan is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake. Van misdragingen door verweerder in zijn functie van curator is geen sprake geweest. Alle handelingen van verweerder passen binnen de uitvoering van zijn taak als curator. Dat klagers het met die handelingen niet eens zijn, is geen relevante onderbouwing van hun stelling dat van misdragingen sprake is geweest.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

Wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 10 september 2015.

griffier    voorzitter