ECLI:NL:TADRARL:2015:23 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-174

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:23
Datum uitspraak: 02-03-2015
Datum publicatie: 12-03-2015
Zaaknummer(s): 14-174
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft zich tegenover een congresbureau waar klager een lezing zou geven zonder enige terughoudendheid bediend van beledigende verwijten en beschuldigingen aan het adres van klager, zonder fundament daarvoor aan te dragen en zonder enige distantie in acht te nemen. Ter zitting heeft verweerder ook erkend dat hij zich bewust denigrerend heeft uitgelaten over klager die optrad als medisch deskundige. Dat is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Enkele waarschuwing.

Beslissing van 2 maart 2015

in de zaak 14-174

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 27 oktober 2014 met kenmerk […], door de raad ontvangen op 28 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 december 2014 in aanwezigheid van zowel klager als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 vermelde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen, alsmede van

-    de brief van klager van 30 oktober 2014 aan de raad met bijlagen;

-    de brief van verweerder van 14 november 2014 aan de raad met bijlagen waaronder een stuk ‘kanttekeningen bij het optreden van [klager] als keuringsarts’ van 74 pagina’s met 21 producties;

-    de brief van verweerder met bijlagen van 24 november 2014 en de brief van de griffier van 26 november 2014.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is hoogleraar psychiatrie. Hij heeft zijn werkzaamheden aan het UMC [Z] in 2012 wegens emeritaat beëindigd. Sindsdien verricht klager vanuit een eigen onderneming diverse werkzaamheden zoals psychiatrische expertises, organiseren van symposia, geven van cursussen en houden van lezingen.

2.3    Tegen klager lopen / liepen twee medische tuchtklachten, waarin verweerder als advocaat optreedt van de klagers. Een van die klachten is door het Regionaal Medisch Tuchtcollege Amsterdam afgewezen. In die zaak heeft de klager hoger beroep ingesteld bij het Centraal Medisch Tuchtcollege.

In de tweede klachtzaak heeft een vooronderzoek plaats gevonden. Tijdens dat onderzoek heeft verweerder namens zijn cliënt het voorstel gedaan dat klager diens voor de cliënt ongunstige rapport zou intrekken, waartegenover de cliënt diens klacht tegen klager zou intrekken. Klager heeft dat voorstel op of omstreeks 16 mei 2014 afgewezen.

2.4    Op 27 mei 2014 heeft klager in opdracht van het congresbureau [P] een cursus gegeven aan verzekerings- en bedrijfsartsen, rechters en hun juridische ondersteuning, advocaten en officieren van justitie over het onderwerp ‘malignering’. Met dat begrip wordt bedoeld simulatie, het opzettelijk voorwenden van ziekte om daarmee financieel voordeel te behalen of ontslagen te worden van verplichtingen. De titel van de cursus luidde [….] “Malignering – Is de kwaal echt? Wat is waarheid?”.

2.5    Een dag voor de cursus op 27 mei 2014 heeft verweerder op briefpapier van zijn kantoor een brief gestuurd aan het [P], met daarbij onder meer een notitie van 20 mei 2014 van zijn eigen hand met als titel: ‘[Klager] timmert aardig aan de weg’. In die notitie schrijft verweerder onder andere:

•    Nu wil het geval dat [klager], ook wel genoemd [voornaam] [achternaam], die zich aanduidt als emeritus hoogleraar Psychiatrie, bekend staat als een arts, die zijn eigen belang heel goed kent, te weten het verkrijgen van opdrachten van verzekeraars en rechtbanken. [……..] . Alom is bekend, dat hier ook het spreekwoord geldt: “Wiens woord men eet, diens woord men spreekt.”

•    Problematisch is voorts, dat cliënten, die door hem agressief worden bejegend en daar melding van maken, te horen krijgen, dat hij, [klager], zich van geen kwaad bewust is, en dat hij keurig beleefd is gebleven.

2.6    In zijn begeleidende brief bij deze notitie heeft verweerder verzocht dit stuk te verspreiden onder de cursisten. Het [P] heeft aan dat verzoek geen gehoor gegeven.

2.7    Bij brief van 5 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder onbewezen beschuldigingen over klager heeft verspreid waardoor klager in zijn eer en goede naam is aangetast;

b)    verweerder de rechtsgang in een door hem namens cliënten tegen klager aangespannen medische tuchtzaak op ontoelaatbare wijze heeft trachten te beïnvloeden.

3.2    Met zijn eerste klacht doelt klager met name op de gebruikte zinsneden ‘die zich aanduidt als hoogleraar Psychiatrie’, waarmee volgens klager wordt gesuggereerd dat klager die titel ten onrechte zou voeren, ‘iemand die zijn eigen belang heel goed kent, te weten het verkrijgen van opdrachten van verzekeraars en rechtbanken’, ‘wiens woord (sic) men eet diens woord men spreekt’ , waarmee verweerder volgens klager suggereert dat klager uit eigenbelang in zijn werk als deskundige bevooroordeeld zou zijn, en ‘cliënten, die door hem (klager) agressief worden bejegend en daarvan melding maken’.

3.3    De suggestie dat klager lippendienst aan verzekeraars zou verlenen is verwerpelijk en onjuist. De overgrote meerderheid van de laatste 500 door hem uitgebrachte rapportages is verricht in opdracht van advocaten en belanghebbenden.

3.4    Met zijn tweede klacht doelt klager op de druk die verweerder met toezending van zijn pamflet van 20 mei 2014 aan het [P] op hem heeft uitgeoefend om te bereiken dat klager, die dat 10 dagen tevoren had geweigerd, zijn rapportage alsnog zou intrekken. Klager moest vrezen dat verweerder anders ook andere relaties van hem op dezelfde manier zou benaderen. Zelfs wanneer dat niet verweerders bedoeling was, had verweerder als behoorlijk advocaat moeten bedenken dat zijn actie dat effect op klager zou hebben.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft vanuit zijn achtergrond als bioloog oog ontwikkeld voor methodologische vraagstukken. In zijn praktijk op het gebied van arbeidsongeschiktheid- en letselschaderecht heeft hij zich verdiept in de onderzoeksmethoden van beoordelaars. Hij meent dat klager geen inzichtelijke en transparante methode hanteert, met als gevolg dat mensen die door klager worden onderzocht - in de ogen van verweerder - groot gevaar lopen te worden onderworpen aan willekeur en verlies van rechten.

4.2    Met zijn brief aan het [P] heeft verweerder willen bereiken dat de daarbij gevoegde bijlagen onder de cursisten zouden worden verspreid en dat aan klager de vraag zou worden gesteld hoe hij zichzelf als onderzoeker controleert, en hoe hij weet dat wat hij zegt klopt.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Verweerder stond kennelijk voor ogen dat klager eens publiekelijk zou reflecteren over de door hem gehanteerde onderzoeksmethoden. Die wens op zichzelf kan verweerder niet worden ontzegd. De weg waarlangs hij die wens in vervulling heeft willen laten gaan, kan de toets der kritiek echter niet doorstaan.

5.3    In zijn aan het [P] toegezonden notitie van 20 mei 2014 heeft verweerder aan het adres van klager ernstige beschuldigingen geuit en daarmee bij het [P] diens integriteit als onderzoeker en wetenschapper aan de kaak gesteld. Wanneer verweerder een misstand in klagers werkwijze aan de orde wilde stellen, mocht van verweerder gelet ook op zijn hoedanigheid van advocaat worden verwacht dat hij zich daarbij zou hebben bediend van zakelijke, niet tendentieuze bewoordingen. Dat heeft verweerder niet gedaan. Hij heeft zich zonder enige terughoudendheid bediend van beledigende verwijten en beschuldigingen, zonder fundament daarvoor aan te dragen en zonder enige distantie in acht te nemen. Ter zitting heeft verweerder ook erkend dat hij zich bewust denigrerend heeft uitgelaten over klager. Dat is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

5.4    Zo heeft verweerder zich met de zin ‘Nu wil het geval dat [klager], ook wel genoemd [voornaam] [achternaam], die zich aanduidt als emeritus hoogleraar psychiatrie’ neerbuigend over klager uitgelaten en smadelijk opgemerkt dat [klager] ‘bekend staat als een arts die zijn eigen belang heel goed kent, te weten het verkrijgen van opdrachten van verzekeraars en rechtbanken. [Klager] behoort tot een populatie van enige psychiaters/artsen in dezelfde rij als […..]. Alom is bekend dat hier ook het spreekwoord geldt: “Wiens woord ment eet, diens woord men spreekt.” ’, daarmee zonder enige onderbouwing suggererend dat klager zich bij het houden van lezingen en verrichten van expertises overwegend laat leiden door overwegingen van financieel gewin. Het overvloedige door verweerder in deze klachtzaak overgelegde materiaal biedt voor dat laatste ook geen enkel aanknopingspunt, terwijl klager onbetwist heeft gesteld dat de overgrote meerderheid van de laatste 500 door hem uitgebrachte rapportages zijn verricht in opdracht van advocaten en belanghebbenden.

5.5    Voorts heeft verweerder met de zin ‘Problematisch is voorts, dat cliënten, die door hem agressief worden bejegend etc. …. ’ onvoldoende distantie betracht door niet namens die cliënten te spreken maar als eigen mening met stelligheid te poneren dat sprake is van een agressieve bejegening door klager.

5.6    Klachtonderdeel 1 is dan ook naar het oordeel van de raad gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.7    Blijkens zijn toelichting op dit klachtonderdeel doelt klager hiermee op de druk die verweerder met toezending van zijn pamflet van 20 mei 2014 aan het [P] op hem heeft uitgeoefend om te bereiken dat klager, die dat 10 dagen tevoren had geweigerd, zijn rapportage alsnog zou intrekken. Klager moest vrezen dat verweerder anders ook andere relaties van hem op dezelfde manier zou benaderen. Zelfs wanneer dat niet verweerders bedoeling was, had verweerder als behoorlijk advocaat moeten bedenken dat zijn actie dat effect op klager zou hebben.

5.8    Voor de raad is niet aannemelijk geworden dat verweerder de bedoeling had met voormeld pamflet druk op klager uit te oefenen.. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd weersproken die intentie te hebben gehad. De onderhandeling tussen klager en verweerder over al dan niet handhaving van de medische tuchtklacht en de in dat verband geopperde mogelijkheid van intrekking door klager van zijn rapportage over verweerders cliënt enerzijds en de brief van verweerder aan het [P] van 26 mei 2014 anderzijds vonden in tijd weliswaar dicht bij elkaar plaats, daarmee kan nog niet worden geoordeeld dat verweerder had moeten bedenken dat klager zich door die gang van zaken wellicht onder druk gezet zou voelen. 

5.9    De raad is dan ook van oordeel dat dit onderdeel van de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.

6    MAATREGEL

6.1    De raad is van oordeel dat aan verweerder ter zake het gegrond bevonden klachtonderdeel de hierna te noemen maatregel dient te worden opgelegd.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en klachtonderdeel 2 ongegrond.

Legt aan verweerder ter zake de gegrond bevonden klacht de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, H. Dulack, I.P.A. van Heijst en L.A.M.J. Pütz, leden van de raad, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2015.

Griffier    Voorzitter