ECLI:NL:TADRARL:2015:225 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-97

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:225
Datum uitspraak: 09-11-2015
Datum publicatie: 28-04-2016
Zaaknummer(s): 15-97
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar vanwege de weigering om financiële gegevens aan de deken te verstrekken gegrond. Het staat verweerder niet vrij te weigeren mee te werken aan risico gestuurd toezicht vanuit de deken. Toetsing van beleid van de deken aan normen gelijke behandeling en transparantie. Vanwege principiële karakter van de zaak geen maatregel.

Beslissing van 9 november 2015

in de zaak 15-97

naar aanleiding van het bezwaar van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 23 juni 2015  heeft de deken zijn bezwaar over verweerder ingediend bij de raad van discipline.

1.2    Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 14 september 2015 in aanwezigheid van klager, verweerder en zijn kantoorgenoot mr. X, vanwege de gezamenlijke behandeling van dit bezwaar met dat tegen mr. X in de zaak 15-95. Van de behandeling van de bezwaren is een gezamenlijk proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    de in 1.1 genoemde brief van de deken van 23 juni 2015 en de op de inventarisatielijst van die brief genoemde stukken 1 t/m 6;

-    de brief van de deken van 2 september 2015 met bijlagen;

-    de fax van verweerder van 10 september 2015 met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In het voorjaar van 2015 is op initiatief van de financiële unit van de Landelijke Orde van Advocaten op landelijk niveau met de dekens afgesproken om op basis van risico gestuurd toezicht onderzoek te doen naar de financiële situatie van advocaten c.q. advocatenkantoren die financieel in de problemen zouden kunnen komen door de bezuinigingen op de gefinancierde rechtshulp. In het onderzoek werden advocaten en advocatenkantoren betrokken die in de referte periode van 2012 en 2013 meer dan 51 toevoegingen hebben aangevraagd én over wie aspecifieke signalen zijn afgegeven door de Raad voor Rechtsbijstand. Eén van de advocatenkantoren die binnen deze criteria viel was het kantoor van verweerder en dientengevolge heeft de deken hem bij brief van 20 april 2015 gevraagd om de jaarcijfers over 2012, 2013 en de concept cijfers over 2014 toe te zenden.

2.3    Bij brief van 7 mei 2015 heeft verweerder de deken in het algemeen geïnformeerd over de financiële situatie van het kantoor stellende: “Het kantoor heeft altijd zwarte cijfers geschreven en heeft nimmer verlies gedraaid. Bovendien is er sprake van een uiterst positief eigen vermogen. Dit zal ook voor 2014 het geval zijn.”  De deken vond dit niet afdoende en heeft een herhaald verzoek gedaan om de eerder gevraagde jaarcijfers toe te zenden. Verweerder heeft de deken daarop bij brief van 16 juni 2015 gevraagd een nadere toelichting te geven op het beleid rondom het risico gestuurde toezicht. Bij brief van 23 juni 2015 heeft de deken zijn bezwaar ter kennis gebracht van de raad van discipline.

3    DEKENBEZWAAR

3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij weigert de door de deken gevraagde financiële gegevens te verstrekken als gevolg waarvan de deken in zijn toezichthoudende taak wordt belemmerd en het toezicht niet goed kan uitoefenen.

4    VERWEER

4.1    Primair stelt verweerder zich op het standpunt dat de Raad zich niet bevoegd moet achten, omdat op zijn gemotiveerde bezwaar tegen het door de deken aan hem gedane verzoek door de deken niet (inhoudelijk) is gereageerd. Subsidiair is het handelen van de deken onzorgvuldig, omdat er in het kader van het onderhavige dekenverzoek geen procedurele waarborgen zijn waardoor verweerder in zijn belang en rechtspositie is geschaad. Er is sprake van rechtsongelijkheid omdat er geen algemeen beleid in de vorm van een behoorlijke procedure bestaat.

4.2    Verweerder is daarnaast van mening dat het aanleveren van de stukken zoals door de deken gevraagd niet wenselijk is uit concurrentie overwegingen.

5    BEOORDELING

5.1    De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Het onderhavige dekenbezwaar is bij de raad ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2    In artikel 45a van de Advocatenwet is aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plicht van de advocaat als zodanig. Bij het houden van toezicht moet uitgangspunt zijn dat de deken transparant is in zijn werkwijze, dat hij de onder zijn toezicht gestelde advocaten en kantoren rechtvaardig en op gelijke wijze behandelt en dat hij daarbij onafhankelijk functioneert.

5.3    Op grond van zijn toezichthoudende taak dient de deken het risico gestuurde toezicht dat aan alle dekens is opgedragen vanuit de financiële unit van de Landelijke Orde van Advocaten uit te oefenen. In zijn brief van 2 september 2015 heeft de deken naar het oordeel van de Raad transparant uitgelegd dat het toezicht werd uitgeoefend omdat landelijk onderzocht werd of een kantoor dan wel een advocaat in de nabije toekomst iets te vrezen zou hebben door een te grote afhankelijkheid van toevoegingen. De deken heeft daarbij uiteengezet op grond van welke criteria het toezicht werd uitgevoerd, te weten of advocaten die in de referte periode van 2012 en 2013 meer dan 51 toevoegingen hadden aangevraagd en of over hen a specifieke signalen door de Raad van Rechtsbijstand waren afgegeven. Uit die criteria blijkt volgens de raad dat alle advocaten op gelijke wijze worden behandeld. Bovendien is er geen sprake van willekeur omdat het toezicht geldt voor alle advocaten die binnen deze criteria vallen. Met zijn hiervoor weergegeven uitleg heeft de deken wel op het gemotiveerde bezwaar van verweerder gereageerd. Anders dan verweerder verdedigt, is de raad dan ook bevoegd om over de klacht te oordelen.

5.4    Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat verweerder in gebreke is gebleven met het aanleveren van de jaarstukken 2012, 2013 en de concept jaarstukken 2014. Op grond van de onder 5.2 genoemde regelgeving is verweerder gehouden om de gevraagde financiële bescheiden over te leggen om het toezicht van de deken niet te belemmeren. Door na te laten mee te werken aan het overleggen van de gevraagde financiële stukken heeft verweerder de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak. Het toezicht door de deken zou op onaanvaardbare wijze aan waarde inboeten indien het een advocaat vrij zou staan om naar eigen goeddunken te bepalen of hij al dan niet, en in hoeverre, medewerking zal verlenen aan toezicht van de deken. Het stond en staat verweerder derhalve in beginsel niet vrij te weigeren mee te werken aan risico gestuurd toezicht. De door verweerder aangevoerde bezwaren wijst de raad op grond van hetgeen in 5.3 is overwogen als onvoldoende zwaarwegend van de hand. Dat het aanleveren van de gevraagde stukken onwenselijk zou zijn in verband met concurrentieperikelen acht de raad gezien de professionaliteit en onafhankelijkheid van de deken niet aan de orde. Concrete omstandigheden waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de professionaliteit en onafhankelijkheid van de deken niet (langer) zijn gewaarborgd, zijn de raad niet gebleken.

5.5    Verweerder heeft gezien het voorgaande niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt en de raad zal het bezwaar van de deken dan ook gegrond verklaren.

6    MAATREGEL

6.1    De raad volgt verweerder niet in zijn standpunt dat het toezicht van de deken met onvoldoende waarborgen is omkleed en dat het beleid van de deken onvoldoende transparant  zou zijn. In verband met het principiële karakter van de vraagstelling ziet de raad af van het opleggen van een maatregel aan verweerder op grond van artikel 48 lid 3 Advocatenwet.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het bezwaar van de deken gegrond;

-        ziet af van het opleggen van een maatregel aan verweerder.

Aldus gewezen door mr. mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, F.L.M. Broeders, R.J.A. Dil en H.H. Tan, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2015.

Griffier    Voorzitter