ECLI:NL:TADRARL:2015:224 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-76

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:224
Datum uitspraak: 09-11-2015
Datum publicatie: 28-04-2016
Zaaknummer(s): 15-76
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht over het geven van onvoldoende voorlichting, niet reageren en het betalen van een vergoeding aan de stichting door verweerder. Klaagster is een stichting die werd geadviseerd door verweerder over juridische maatregelen tegen time sharebedrijven in Spanje. Verweerder is de discussie langdurig uit de weg gegaan door niet te reageren op voicemail berichten. Verweerder heeft daarnaast bewust of onbewust het risico aanvaard dat er zaken in zijn praktijk niet goed zouden gaan door geen adreswijziging te sturen en zijn website niet up-to-date te houden en een niet werkend e-mailadres te hebben. Klacht gegrond, maatregel waarschuwing.

Beslissing van 9 november 2015

in de zaak 15-76

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 13 mei 2015 met kenmerk RvT 14-0265/TRC/ml, door de raad ontvangen op 18 mei 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 september 2015 in aanwezigheid van de heren A en B namens klaagster en in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-     de in 1.1 genoemde brief van de deken van 13 mei 2015 en van de op de inventarisatielijst in die brief genoemde stukken 1 t/m 8.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster is een organisatie die zich belangeloos inzet voor gedupeerden van timesharing. Op 21 oktober 2008 heeft klaagster een alliantie overeenkomst afgesloten met verweerder teneinde de stichting te adviseren over de juridische mogelijkheden tegen timesharebedrijven in Spanje. Verweerder heeft namens groepen van eerst 40 en later 30 gedupeerden geprocedeerd tegen een drietal timesharebedrijven. De kosten van de procedures werden gedragen door de gedupeerden gezamenlijk. 

2.3    In de alliantieovereenkomst van 21 oktober 2008 is in artikel 5 bepaald dat verweerder een deel van zijn honorarium aan (de rechtsvoorgangster van) klaagster zal verstrekken vanwege administratieve kosten van het samenwerkingsverband. Klaagster heeft verweerder op 11 juli 2013 in dit kader facturen gestuurd voor een totaal bedrag van EUR 2.347,60.

2.4    Klaagster heeft verweerder  diverse malen telefonisch, per e-mail en per post proberen te bereiken, maar verweerder reageerde niet of nauwelijks op de berichten. Klaagster kreeg van verschillende gedupeerden klachten over de wijze waarop verweerder hun belangen heeft behartigd.

2.5    Het kantoor van verweerder is binnen H[…] verhuisd en verweerder heeft noch een adreswijziging rondgestuurd noch een gewijzigd e-mailadres verwerkt in het BAR-systeem. Verweerder maakte voor en na de verhuizing gebruik van eenzelfde postadres (postbus [..], […. ..] H[…]). Verweerder is gedurende een periode van twee à drie maanden niet bereikbaar geweest via zijn website en e-mailadres.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij in strijd met artikel 5 van de alliantieovereenkomst heeft nagelaten de kosten aan klaagster te vergoeden;

b)    hij niet reageerde op correspondentie en/of terugbelverzoeken van klaagster en klaagster ook onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de voortgang, de planning en over het al dan niet voortzetten van de alliantieovereenkomst.

4    VERWEER

4.1    Verweerder is van mening dat er na oktober 2009 over en weer geen verplichtingen meer waren, omdat de alliantieovereenkomst slechts voor de duur van één jaar was aangegaan. Met betrekking tot de kosten is verweerder verder van mening dat er een negatief saldo in het dossier staat en hij zou graag willen dat klaagster daarin bijdraagt. Ten slotte stelt verweerder dat de alliantieovereenkomst geen schoonheidsprijs verdient.

4.2    In het onderzoek bij de deken heeft verweerder niet op de klachten gereageerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verweerder gesteld dat hij nooit op de hoogte is geweest van de klacht van klaagster vanwege een verhuizing die hij niet heeft doorgegeven. Hij had een periode geen geldig e-mailadres, waardoor hij ook niet per e-mail bereikbaar was. Voor het niet bereikbaar zijn heeft verweerder excuses gemaakt.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Het eerste klachtonderdeel betreft de door klaagster gewenste vergoeding van kosten op grond van artikel 5 van de alliantieovereenkomst. Deze klacht betreft in eerste instantie de uitleg van de alliantieovereenkomst. De vraag of verweerder de declaraties wel of niet moet betalen is derhalve een civiele kwestie. Dat verweerder hier ook tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld, is niet of onvoldoende naar voren gebracht of uit het over en weer gestelde gebleken. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3    Met klachtonderdeel 2 stelt klaagster dat verweerder niet reageerde op berichten en correspondentie en dat hij haar onvoldoende voorlichting gaf over de voortgang en de planning, maar ook over het al dan niet voortzetten van de alliantieovereenkomst. Bij de beoordeling van deze klacht staat voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënten, en in dit geval de direct belanghebbende stichting, duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en welke gevolgen het wel of niet nemen van bepaalde stappen zullen hebben. Het ligt op de weg van de advocaat om voldoende te communiceren en uitleg te geven.

5.4    Uit de stukken blijkt dat verweerder niet of nauwelijks heeft gereageerd op de verschillende berichten die klaagster hem heeft gestuurd met betrekking tot verschillende aspecten van de kwestie. Verweerder is de discussie met klaagster langdurig uit de weg gegaan door niet te reageren op voicemailberichten. Daarnaast heeft hij bewust of onbewust het risico aanvaard dat er zaken in zijn praktijk niet goed zouden gaan door geen adreswijziging te sturen en een niet goed werkende website of e-mailadres te hebben. Aangezien van een advocaat verwacht mag worden dat hij bereikbaar is voor zijn cliënten en andere contactpersonen, kan hem dit worden aangerekend. Door het niet bereikbaar zijn heeft klaagster verweerder niet kunnen spreken over de voortzetting van de alliantieovereenkomst en over de voortgang van de procedures. Verweerder heeft daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld en dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft het vertrouwen in de advocatuur geschaad door niet bereikbaar te zijn, door onvoldoende te communiceren met klaagster en door haar onvoldoende op de hoogte te houden en voor te lichten over lopende zaken en afwikkeling daarvan. De raad acht het opleggen van een enkele waarschuwing daarom passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond;

-    verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;

-    legt aan verweerder op de maatregel van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, F.L.M. Broeders, R.J.A. Dil en H.H. Tan, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2015.

griffier    voorzitter