ECLI:NL:TADRARL:2015:200 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-86

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:200
Datum uitspraak: 19-10-2015
Datum publicatie: 24-03-2016
Zaaknummer(s): 15-86
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Verzet tegen voorzittersbeslissing, waarbij klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond werd verklaard, is ongegrond.

Beslissing van 19 oktober 2015

in de zaak 15-86

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 9 juli 2015 op de klacht van:

de heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 13 augustus 2014 heeft  klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 17 juni 2015 met kenmerk RvT 14-0228, door de raad ontvangen op 18 juni 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 9 juli 2015 heeft de voorzitter van de raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 13 juli 2015 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief zonder datum door de raad ontvangen op 15 juli 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 oktober 2015. Verweerster heeft de raad bij brief d.d. 28 juli 2015 laten weten niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn. Klager heeft op 12 oktober 2015 ’s ochtends telefonisch contact opgenomen met de griffie van de raad en meegedeeld dat hij niet ter zitting aanwezig zou zijn. Hij heeft telefonisch om aanhouding van de zitting verzocht. Klager gaf daarbij aan dat hij last had van stressklachten omdat  hij die middag een andere zitting had in Den Haag die plotseling vervroegd was. De raad heeft in raadkamer beslist het verzoek tot aanhouding van klager niet te honoreren. Klager is bij brief van 23 juli 2015 door de griffie van de raad in kennis gesteld van de zittingsdatum van 12 oktober 2015. Daarbij is aangegeven dat hij in geval van verhindering op 12 oktober 2015 dat binnen een week kon laten weten onder opgave van zijn verhinderdata. Tevens is klager toen meegedeeld dat bij gebreke van een dergelijk bericht de raad ervan uit zou gaan dat de datum hem zou schikken en dat de raad geen rekening zou houden met nadien opgekomen verhinderingen, behoudens in zeer bijzondere door de raad als zodanig aan te merken omstandigheden. Van dergelijke zeer bijzondere omstandigheden is de raad thans niet gebleken. Daarbij neemt de raad in aanmerking dat de stressklachten die bij klager zijn ontstaan door het feit dat hij die middag een andere zitting in Den Haag had door hem vermeden hadden kunnen worden door niet akkoord te gaan met vervroeging van die zitting. Voor zover sprake is van algemene stressklachten veroorzaakt door andere omstandigheden dan heeft klager niet onderbouwd dat deze zodanig waren dat deze zouden moeten leiden tot het aanhouden van de zitting.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager.

2    FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen de weergave van de feiten komt klager in verzet niet op. Wel geeft klager in zijn verzetschrift aan dat hij van oordeel is dat de klacht te vaag is beschreven door de voorzitter. De raad deelt dit standpunt niet. De door de voorzitter gegeven klachtomschrijving is een volledige en duidelijke samenvatting van de klacht zoals die in klagers brief d.d. 13 augustus 2014 is omschreven.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2    Zoals onder punt 2 aangegeven is klager van oordeel dat de klacht te vaag beschreven is. Voorts herhaalt klager in zijn verzetschrift de feiten waarover hij klaagt en stelt hij nogmaals dat hij van oordeel is dat verweerster niet consistent en ongeloofwaardig heeft gehandeld door de ontruiming op te schorten tot 13 maart 2012.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk  ongegrond bevonden.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, J.H. Brouwer, K.F. Leenhouts en P.P. Verdoorn, leden en bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 oktober 2015.

griffier                            voorzitter