ECLI:NL:TADRARL:2015:19 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-140

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:19
Datum uitspraak: 12-01-2015
Datum publicatie: 26-02-2015
Zaaknummer(s): 14-140
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond.

Beslissing van 12 januari 2015

in de zaak 14-140

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 1 september 2014 op de klacht van:

de heer X

p/a A

klager

tegen:

mr. Y

advocaat te B 

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 13 augustus 2014 met kenmerk RvT 14-0215/TRC/fd, door de raad ontvangen op 14 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 1 september 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 september 2014 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 3 september 2014, door de raad ontvangen op 12 september 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 27 oktober 2014 in aanwezigheid van klager. Bij brief van 26 september 2014 heeft verweerster aangekondigd niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 3 september 2014.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3    VERZET

Klager brengt in het verzetschrift opnieuw naar voren dat geen sprake was van een spoedeisend belang van de cliënte van verweerster bij ontruiming van het gehuurde door klager nu verweerster telkens uitstel voor de ontruiming heeft verleend en klager uiteindelijk pas op 14 maart 2012 op straat is gezet. Het is – aldus klager – verweerster tuchtrechtelijk te verwijten dat zij tijdens het kort geding dergelijk spoedeisend belang namens haar cliënte heeft gesteld.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

De raad is als volgt samengesteld: mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. P.R.M. Noppen, H.H. Tan, B.E.J.M. Tomlow en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2015.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.