ECLI:NL:TADRARL:2015:166 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 99b/14

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:166
Datum uitspraak: 06-11-2015
Datum publicatie: 09-12-2015
Zaaknummer(s): 99b/14
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Naar het oordeel van de raad klaagt klager terecht over het feit dat verweerder zich niet aan de afspraken heeft gehouden die gemaakt waren over de betaling van de te maken kosten van de rechtsbijstand aan klager. Deze afspraken zijn door verweerder steeds nauwkeuriger en tot in detail vast gelegd vastgelegd in meerdere brieven. Het verweer dat onvoorziene omstandigheden rechtvaardigden dat van de gemaakte afspraken werd afgeweken houdt geen stand. Indien dergelijke prijsafspraken worden gemaakt is het aan verweerder om de omvang van de werkzaamheden tevoren in te schatten. In dit geval heeft verweerder zelfs uitdrukkelijk voorzien dat de werkzaamheden wel eens buiten het kostenmaximum zouden kunnen vallen. Indien die inschatting later fout blijkt te zijn, komt dat voor rekening en risico van verweerder. Door de stellingname van verweerder (en zijn collega’s) dat klager de facturen voor de werkzaamheden voor zover deze het kostenmaximum te boven gingen, wel degelijk diende te voldoen, heeft hij een onterechte inbreuk gemaakt op de duidelijk omschreven afspraken. Door in diverse brieven op de afspraken terug te komen en klager te dreigen dat bij uitblijven van betaling zijn belangen niet langer behartigd zouden worden, heeft verweerder klager op onbetamelijke wijze onder druk gezet. Door vervolgens daadwerkelijk de bemoeienis te staken en zelfs een kort geding tegen klager aan te spannen heeft verweerder gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Een voorwaardelijke schorsing is een gepaste maatregel gezien de leidende positie van verweerder in deze kwestie en de schade die klager heeft geleden.

Beslissing van 6 november 2015

in de zaak 99b/14

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [    ]

p/a mr. [    ]

klager

tegen

mr.  [    ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 24 november 2015 met kenmerk KNN108 B, door de raad ontvangen op 26 november 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 augustus 2015 in aanwezigheid van in aanwezigheid van klager, zijn advocaat mr. F., mr. S. en mr. B. namens verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-     het van de deken ontvangen dossier;

-     brief van klagers advocaat van 5 augustus 2015.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Op 18 juni 2013 is klager door zijn broer gedagvaard inzake onder meer de verdeling van een nalatenschap.

2.3    Klager heeft zich begin augustus 2013 tot het kantoor waar verweerster werkzaam was gewend met het verzoek hem in deze procedure bij te staan. Op 2 augustus 2013 vond ten kantore van verweerster een bespreking plaats waarbij ook zijn kantoorgenote mr. B. aanwezig was. Deze bevestigde bij brief van 5 augustus 2013 de inhoud van de bespreking en bevestigde de opdracht. Bij brieven van 7 en 8 augustus 2013 werd de opdracht door mr. L. nader geformuleerd.

2.4    Klager heeft zijn rechtsbijstandverzekeraar, de DAS, gevraagd de kosten van de rechtsbijstand te dekken. Bij brief van 3 september 2013 heeft de DAS aan verweersters kantoor verzocht de belangen van klager te behartigen. De DAS merkt in die brief onder meer op dat in het dossier een kostenmaximum van toepassing is van € 50.000,00.

2.5    Klager heeft bedongen dat dit bedrag maximaal door verweersters kantoor in rekening zou worden gebracht. In de brief van 7 augustus 2013 staat daarover:

“Verder zijn wij akkoord  dat wij u in deze zaak bijstaan met hetgeen hierbij hoort; zoals een eventuele hoger beroepsprocedure en eventueel een cassatieprocedure. Ook al zouden de werkzaamheden buiten het door de DAS gestelde kostenmaximum van € 50.000  vallen.” In de brief van 8 augustus 2013 staat: “wij zullen u niet aansprakelijk stellen voor de kosten, die niet binnen het kostenmaximum van € 50.000 vallen of buiten het kostenmaximum om, gemaakt zouden moeten worden.”

2.6    In de periode 5 september 2013 tot 1 mei 2014 zijn er door verweersters kantoor 9 facturen tot een totaalbedrag van € 48.821,03 aan de DAS gezonden.

2.7    Bij brief van 9 mei 2014 heeft verweerster, mede namens mr. L., aan klager bericht dat er nog € 1.178,97 van het kostenmaximum resteerde. Daaraan voegde zij toe:

“Dit betekent concreet dat zodra DAS onze werkzaamheden niet betaalt, wij de facturen u zullen sturen.”

2.8    Bij brief van 18 mei 2014 heeft klager op deze brief gereageerd en onder meer geschreven:

“Ter afsluiting wil ik aangeven dat u zich aan de gemaakte afspraken dient te houden,…”

2.9    Hierop reageert verweerster mede namens mr. L. bij brief van 3 juni 2014. Daarin staat onder andere:

“deze gang van zaken is voor ons onaanvaardbaar. In onze ogen kan dat ook alleen maar leiden tot een vertrouwensbreuk.” 

2.10    In een brief van 11 juni 2014 schrijft verweerster mede namens mr. L.en mr. S. dat zij de belangen van klager niet langer kunnen behartigen omdat er sprake is van een vertrouwensbreuk indien klager niet aan een aantal voorwaarden voldoet waaronder betaling van facturen.

2.11    Op 21 juli 2014 heeft een kort geding tegen klager gediend, aangespannen door het kantoor van verweerster.

2.12    Bij brief van 17 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder zich niet aan de afspraken hield die gemaakt waren over de betaling van de door haar te maken kosten voor zover die een bedrag van € 50.000,00 te boven zouden gaan;

b)    verweerder weigerde de belangen van klager verder te behartigen omdat sprake zou zijn van een vertrouwensbreuk doordat klager weigerde de kosten voor zover die het bedrag van € 50.000,00 te boven gingen te betalen.

4    VERWEER

4.1    Omdat er sprake was van onvoorziene omstandigheden kon verweerder niet aan de gemaakte afspraken worden gehouden. Die omstandigheden waren gelegen in het feit dat klager ondanks rappellen niet of nauwelijks stukken deed toekomen en veel tijd vroeg voor overleg, uitleg en toelichting. Daardoor zijn de kosten van rechtsbijstand snel opgelopen tot € 50.000,00. Omdat dit aan klager te wijten is, mogen de kosten boven dit bedrag aan hem in rekening worden gebracht. Omdat klager de twee aan hem toegezonden facturen niet heeft voldaan was er sprake van een vertrouwensbreuk.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Naar het oordeel van de raad klaagt klager terecht over het feit dat verweerder zich niet aan de afspraken heeft gehouden die gemaakt waren over de betaling van de door haar te maken kosten voor haar rechtsbijstand aan klager. Deze afspraken zijn door verweerder  steeds nauwkeuriger en tot in detail vast gelegd vastgelegd in de brieven van 5, 7 en 8 augustus 2015. Het verweer dat onvoorziene omstandigheden rechtvaardigden dat van de gemaakte afspraken werd afgeweken houdt geen stand. Indien dergelijke prijsafspraken worden gemaakt is het aan verweerder om de omvang van de werkzaamheden tevoren in te schatten. In dit geval heeft verweerder zelfs uitdrukkelijk voorzien – in de onder 2.5 geciteerde zinsneden – dat de werkzaamheden wel eens buiten het kostenmaximum zouden kunnen vallen. Indien die inschatting later fout blijkt te zijn, komt dat voor rekening en risico van verweerster.

Dit onderdeel van de klacht is gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    De raad is van oordeel dat ook dit onderdeel van de klacht gegrond is. Door de stellingname van verweerder (en zijn collega’s) dat klager de facturen voor de werkzaamheden voor zover deze een bedrag van € 50.000,00 te boven gingen, wel degelijk diende te voldoen, heeft hij een onterechte inbreuk gemaakt op de duidelijk omschreven afspraken. Door in de brieven van 9 mei 2014, 3 juni 2014 en 11 juni 2014 op de afspraken terug te komen en klager te dreigen dat bij uitblijven van betaling zijn belangen niet langer behartigd zouden worden, heeft verweerder klager op onbetamelijke wijze onder druk gezet. Door vervolgens daadwerkelijk de bemoeienis te staken en zelfs een kort geding tegen klager aan te spannen heeft verweerder gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

6    MAATREGEL

6.1    De raad acht een voorwaardelijke schorsing een gepaste maatregel gezien de leidende positie van verweerder in deze kwestie en de schade die klager heeft geleden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk van één maand op;

-    stelt als algemene voorwaarde dat verweerder zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in art.46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-    stelt de proeftijd op een periode van één jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat.

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman, G.W. Brouwer, M.J.J.M. van Roosmalen, E.A.C. van de Wiel, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 november 2015.

griffier                               voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

en per e-mail verzonden aan:

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

De griffie van het Hof van Discipline verhuist per 1 juli 2015 naar Den Haag

De termijn waar binnen u uw beroep kunt indienen verstrijkt na 1 juli 2015. De griffie (het adres waar u uw beroep kunt indienen) verandert dus in deze periode. U dient dus goed te letten op het volgende.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 – 2053701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 – 2053777 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl