ECLI:NL:TADRARL:2015:161 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19/14

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:161
Datum uitspraak: 13-03-2015
Datum publicatie: 09-11-2015
Zaaknummer(s): 19/14
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder mag als advocaat van de wederpartij van klager namens zijn cliënt "dreigen" met een forse schadeclaim , ook als de klager niet juridisch geschoold is. Hoewel dan wel enige voorzichtgheid geboden is in de gekozen bewoordingen, heeft verweerder in dit geval niet de grenzen van de hem toekomende vrijheid overschreden. Het belang van de cliënt kan meebrengen dat er een sommatiebrief wordt gestuurd en dat wordt "gedreigd" met een procedure. Zulks is niet zonder meer tuchtrechtelijk verwijtbaar. Gedragsregel 18 lid 1 (alleen contact via advocaten en niet rechtstreeks met de wederpartij) is alleen van toepassing op de relatie tussen advocaten. Klacht ongegrond.

Beslissing van 13 maart 2015

in de zaak 19/14

naar aanleiding van de klacht van:

1.  de heer [     ]

2.  de heer [     ]

klagers

tegen

mr. [    ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 24 maart 2014 met kenmerk 2013 KNN168, door de raad ontvangen op 25 maart 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 januari 2015 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Aanvankelijk was de klacht ook ingediend door de heer T., namens de Vereniging van Eigenaren H.S., doch deze heeft de klacht vóór de behandeling daarvan ingetrokken. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klagers hebben bij brief van 25 juni 2013 beroep ingesteld bij de sector bestuursrecht van de rechtbank N. tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente G. met betrekking tot een aan de besloten vennootschap V. Holding B.V. te V. verleende omgevingsvergunning betreffende een straat in de gemeente G.

2.3    Verweerder trad op als advocaat van genoemde besloten vennootschap V. B.V.

2.4    Op 29 augustus 2013 heeft verweerder namens zijn cliënte alle klagers een identieke brief gezonden waarin onder meer de volgende passage voorkomt:

“Hoewel uw bezwaren dus niet kunnen leiden tot vernietiging, leiden ze wel tot vertraging. Cliënte leidt daardoor schade. Cliënte acht het onrechtmatig dat u in het kader van de gebonden beschikking op basis van onjuiste lezing van akten en wetsartikelen een procedure voert en aan cliënte schade berokkent.

Namens cliënte stel ik u hierdoor privé-aansprakelijk voor alle schade (vertragingsschade en kosten) die een gevolg is van uw onrechtmatige procedure.

De schade kan – afhankelijk van de duur van de procedure – honderdduizenden euro’s bedragen. Cliënte heeft mij opdracht gegeven die schade op u in privé te verhalen. U kunt dat voorkomen door binnen veertien dagen na heden de procedure bij de rechtbank Noord-Nederland in te trekken.”

2.5    Bij brief van 23 september 2013 met bijlagen hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder zich in zijn brief van 29 augustus 2013 aan klagers ongepast en intimiderend uitlaat door onder meer

-    te dreigen met een schadeclaim met als doel om klagers er toe te bewegen niet naar de bestuursrechter te gaan hoewel het gaat om een wettelijk verankerd recht van klagers als belanghebbenden tot het indienen van bezwaar/beroep. Het is ongepast om op deze manier druk uit te oefenen op niet professionele partijen zoals klagers. Klagers verwijzen onder andere naar een uitspraak van het Hof van Discipline van 21 maar 2001;

-    door de aansprakelijkstelling van klager sub 1 in persoon aan hem te zenden en niet aan zijn gemachtigde mr. W. van DAS Rechtsbijstand, noch laatstgenoemde een afschrift daarvan te zenden. Klagers verwijzen naar een uitspraak van de raad van discipline ’s-Hertogenbosch van 13 januari 1992;

-    door te stellen en te dreigen met ‘honderdduizenden euro's’ schade en het ‘aanraden’ van klagers om een procedure bij de rechtbank N. in te trekken.

Verweerder overschrijdt met bovenstaande standpunten de grenzen van zijn vrijheid door feiten te poneren over vertragingsschade en kosten en over de onrechtmatigheid van de procedure, die feitelijk onjuist zijn, terwijl er uitgebreide jurisprudentie is die aangeeft dat iemand niet aansprakelijk kan worden gesteld als hij gebruik maakt van de wettelijk verankerde rechten om bezwaar te maken of beroep in te stellen. Voorts doet verweerder het in zijn brief van 28 augustus 2013 aan klagers voorkomen dat een procedure evident onrechtmatig is. Verweerder moet hebben geweten dat dit niet juist is. Hiermee probeerde verweerder klagers te intimideren teneinde hen er toe te bewegen de beroepsprocedure tegen de omgevingsvergunning in te trekken.

Bovendien mag verweerder bij het behartigen van de belangen van zijn cliënt de belangen van klagers niet onnodig of onevenredig schaden zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Dat heeft verweerder wel gedaan door de brief met de aansprakelijkstelling aan klager sub 1 persoonlijk te richting en niet aan diens gemachtigde van de DAS Rechtsbijstand.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft aangevoerd dat hij als advocaat een ruime vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt op een juiste wijze te kunnen behartigen. Als zijn cliënt schade leidt en daarvoor anderen aansprakelijk wil stellen dan kan en moet verweerder aan dat verzoek voldoen, tenzij het verzoek van zijn cliënt evident onredelijk en apert kansloos zou zijn.

4.2    Verweerder betwist dat zijn brief van 29 augustus 2013 grievend, intimiderend of kwetsend is geweest. Dat was niet het oogmerk van de brief. De door klagers genoemde tuchtrechtspraak van het Hof van Discipline van 21 maart 2001 ziet op een andere situatie dan de onderhavige.

4.3    Bovendien betwist verweerder dat hij in zijn brief van 29 augustus 2013 feiten naar voren heeft gebracht die onjuist zijn. Klagers geven echter niet aan om welke feiten het gaat. Zij proberen via de tuchtrechter te discussiëren over de vraag of hun beroep al dan dien kansloos zou zijn. Daarover oordeelt echter niet de tuchtrechter. Het staat verweerder en zijn cliënt vrij om een inschatting te maken van de kansen in een procedure en die inschatting te verwoorden. Dat is iets anders dan het presenteren van onjuiste feiten.

4.4    De gedragsregels noch enige andere bepaling uit het tuchtrecht verplichten verweerder om een dergelijke aansprakelijkstelling niet aan de schadeveroorzakers zelf te zenden maar aan hun gemachtigde (zijnde geen advocaat). Het stond verweerder derhalve vrij de brief van 29 augustus 2013 rechtstreeks aan klagers te zenden.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    De raad stelt vast dat verweerder in de litigieuze brief van 29 augustus 2013 klagers verwijt dat het door hun ingediende bezwaar onrechtmatig is en dat zijn cliënte schade wordt berokkend waarvoor klagers (voor zover anders dan voor zichtzelf optredend) eveneens privé aansprakelijk zijn. Voorts stelt verweerder dat de schade ‘honderdduizenden euro’s’ kan bedragen en dat de schade op klagers privé zal worden verhaald, tenzij de procedure binnen 14 dagen wordt ingetrokken.

5.3    Bij de beoordeling van de klacht hanteert de raad het navolgende uitgangspunt.

5.4    Het gaat in dezen om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager, waarbij volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn/haar cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn/haar cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat

1.    zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij;

2.    feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn;

3.    (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn/haar cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

5.5    Met betrekking tot de onder 2 genoemde beperking dient voorts in het oog te worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn/haar cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat deze cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

5.6    Hoewel verweerder zeker met het oog op het feit dat klagers niet juridisch geschoold zijn zich wellicht wat genuanceerder had kunnen uitdrukken, is de raad van oordeel dat verweerder, als advocaat van de wederpartij, met de gewraakte passages niet de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid heeft, heeft overschreden. Verweerder heeft het standpunt van zijn cliënte verwoord. Dat verweerder daarbij met een schadeclaim “dreigt” past in het werk van een advocaat, ook als de wederpartij van de cliënt van verweerder van een haar toekomend recht om bezwaar te maken gebruik maakt, is zulks niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het is de taak van een advocaat om de belangen van zijn cliënt te behartigen en dat omvat tevens het doen van aanzeggingen en het “dreigen” met  een procedure. Het is daarbij aan de civiele c.q. bestuursrechter om een inhoudelijk oordeel te vellen ten aanzien van de over en weer aangevoerde standpunten. Niet gesteld kan worden dat verweerder bij de behartigen van de belangen van zijn cliënte de belangen van klagers onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder enig redelijk doel, hoewel de raad wel begrijpt dat klagers onaangenaam getroffen waren door de stellige bewoordingen uit de brief van verweerder; echter, tuchtrechtelijk verwijtbaar is het niet.

5.7    Ten aanzien van het feit dat verweerder de meergenoemde brief aan klager sub 1 heeft gestuurd en niet aan diens gemachtigde van DAS Rechtsbijstand, is de raad van oordeel dat zulks niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is Deze regel is slechts van toepassing op advocaten onderling. In dit geval werd klager sub 1 niet bijgestaan door een advocaat maar door een jurist van DAS rechtsbijstand. Er bestond derhalve geen verplichting om de brief toe te zenden aan die gemachtigde van klager sub 1 dan wel een afschrift. De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, H.J. Meijer, E. de Vries, P.H.F. Yspeert, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 maart 2015.

griffier                             voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager sub 1 en sub 2

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager sub 1 en sub 2

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl