ECLI:NL:TADRARL:2015:14 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-07

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:14
Datum uitspraak: 18-02-2015
Datum publicatie: 26-02-2015
Zaaknummer(s): 15-07
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van wederpartij tegen advocaat die in loondienst is bij haar cliënt. Niet gehandeld in strijd met toetsingsmaatstaf die geldt voor het optreden van de advocaat van de wederpartij. Klacht is kennelijk ongegrond.

Beslissing van 18 februari 2015

in de zaak 15-07

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [naam]

klaagster

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

gemachtigde: mr. A.J. Ensing

Postbus 4000

3800 EA  Amersfoort

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 20 januari 2015 met kenmerk RvT 14-0212 door de raad ontvangen op 21 januari 2015, en van de stukken die zijn vermeld op de zich bij deze brief bevindende inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 10. De voorzitter heeft tevens kennis genomen van de brief d.d. 23 januari 2015 van klaagster aan de raad waarin klaagster aangeeft dat zij een correctie wenst aan te brengen op de samenvatting die is gegeven in de brief d.d. 20 januari 2015 van de deken. Nu aan deze brief geen gevolgtrekkingen zijn verbonden die in het nadeel van verweerster zijn, is verweerster niet in staat gesteld om op deze brief te reageren.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klaagster is specialist in bestuursrechtelijke en bestuurskundige aangelegenheden en heeft in 2011 haar voormalig overbuurman in [plaats] betaalde rechtsbijstand verleend.

1.3    Vanaf april 2012 wordt klaagster belaagd, belasterd en gestalkt door deze overbuurman. In eerste instantie heeft klaagster de acties van de politie afgewacht. Omdat de politie geen adequate actie tegen het gedrag van de overbuurman nam heeft klaagster in september 2012 een handhavingsverzoek ingediend bij de burgermeester van [plaats] om tegen de overbuurman bestuursrechtelijke maatregelen te treffen. De gemeente heeft dit verzoek op 12 oktober 2012 afgewezen. Klaagster heeft in de hierop volgende periode bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van haar verzoek tot handhaving en daarnaast heeft zij nog tal van andere procedures in verband met deze kwestie aanhangig gemaakt.

1.4    Verweerster is advocaat in loondienst van de gemeente [plaats] (hierna: de gemeente). Als zodanig vervult verweerster een coördinerende rol in de procedures tussen klaagster en de gemeente.

1.5    In februari 2013 heeft de gemeente een externe advocaat ingeschakeld. Klaagster is met deze advocaat in overleg getreden over de mogelijkheid een schikking te treffen. Ook verweerster was betrokken bij deze schikkingsonderhandelingen.

1.6    Op 26 maart 2013 heeft klaagster een vaststellingsovereenkomst met de gemeente gesloten. Overeengekomen werd dat klaagster alle lopende bestuursrechtelijke en civiele procedures en verzoeken om schadevergoeding zou intrekken en dat zij geen nieuwe procedures aanhangig zou maken en/of aangifte meer zou doen. De gemeente verklaarde in deze overeenkomst nooit te hebben gesteld of willen stellen dat sprake was van wederzijdse pesterijen, oplichting, belaging en dergelijke tussen klaagster en haar overbuurman. Tevens werd geheimhouding overeengekomen en werd afgesproken dat klaagster en de gemeente zich niet langer negatief over elkaar zouden uitlaten.

1.7    In mei 2013 heeft klaagster opnieuw een handhavingsverzoek bij de gemeente ingediend nadat zich volgens klaagster nieuwe verwikkelingen hadden voorgedaan die daartoe aanleiding gaven. Het handhavingsverzoek is door de gemeente bij brief van 1 juli 2013 afgewezen. Klaagster is daartegen in beroep gegaan. Voorts heeft klaagster de door haar ingetrokken procedures weer heropend en is zij een groot aantal andere procedures gestart. Klaagster meende en meent dat er sprake is van vernietigbaarheid of nietigheid van de op 26 maart 2013 gesloten vaststellingsovereenkomst.

1.8    De gemeente, bij monde van verweerster en de externe advocaat, stelde zich op het standpunt dat klaagster in strijd met de vaststellingsovereenkomst van 26 maart 2013 handelt, dat zij misbruik maakt van haar recht om bezwaar en beroep aan te tekenen en dat haar handelwijze belastend is voor de gemeente. Gelet hierop is de gemeente eind augustus 2013 een civiele bodemprocedure tegen klaagster gestart waarin nakoming van de vaststellingsovereenkomst op verbeurte van een dwangsom en het betalen van schadevergoeding is gevorderd.

1.9    Nadien zijn door of namens klaagster nog een aantal Wob verzoeken ingediend bij de gemeente.

1.10    Bij brief van 21 juli 2014 (abusievelijk gedateerd op 18 augustus 2013) heeft de klaagster de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    klaagster op apert oneigenlijke gronden in rechte te betrekken;

b)    schikkingsvoorstellen van klaagster zonder argumentatie af te wijzen;

c)    de haar opgedragen zaak niet zorgvuldig te behandelen;

d)    bewust en opzettelijk feitelijke onwaarheden te verkondigen;

e)    onnodig grievende uitlatingen te doen.

2.2    Ter toelichting op de diverse klachtonderdelen stelt klaagster dat zij van oordeel is dat alle handelingen van/namens de gemeente [plaats] en haar bestuursorganen aan verweerster zijn toe te rekenen. Voorts stelt zij dat de dagvaarding van 1 september 2013 tal van aperte onwaarheden en valse beschuldigingen bevat.

2.3    Klaagster is van oordeel dat de middelen waarvan verweerster zich bedient niet in verhouding staan tot het doel dat zij beoogt hetgeen met zich meebrengt dat verweerster niet handelt zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

2.4    Klaagster stelt vele schikkingsvoorstellen en mediationverzoeken te hebben gedaan, welke door verweerster steeds zonder argumentatie zijn afgewezen en zelfs als misbruik zijn bestempeld.

2.5    Klaagster stelt dat verweerster haar neerzet als iemand die zich dingen inbeeldt en dat zij klaagster bestempelt als chanteur. Voorts zou verweerster opzettelijk belangrijke documenten hebben weggegooid.

3    VERWEER

3.1    Het verweer komt bij de bespreking van de diverse klachtonderdelen aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De klacht betreft het optreden van de advocaat van de wederpartij. Deze advocaat heeft een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn of haar cliënte te behartigen op de wijze die hem of haar goeddunkt. Hij of zij dient de belangen van de cliënt(e) en de stellingen die dienen ter ondersteuning daarvan in vrijheid voor het voetlicht te kunnen brengen en bepleiten. Aan die vrijheid zijn evenwel grenzen. Het is een advocaat niet toegestaan om zich te bedienen van onnodig grievende stellingen. Hij of zij mag voorts geen stellingen poneren waarvan hij of zij weet of in redelijkheid moet weten dat deze feitelijk onjuist zijn. Hij of zij moet, met inachtneming van het voorgaande, de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij respecteren. Dit toetsingskader is in deze zaak van belang.

ad klachtonderdeel a)

4.3    Klaagster en de gemeente hebben op 26 maart 2013 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder meer is overeengekomen dat klaagster alle lopende bestuursrechtelijke en civiele procedures en verzoeken om schadevergoeding zou intrekken en dat zij geen nieuwe procedures aanhangig zou maken en/of aangifte meer zou doen. Klaagster heeft aangegeven dat zij van oordeel is dat er goede gronden zijn op grond waarvan zij niet aan de vaststellingsovereenkomst gehouden kan worden en heeft vervolgens toch weer procedures aanhangig gemaakt.

4.4    Verweerster heeft in overleg met haar cliënte, de gemeente, besloten om deze handelwijze van klaagster door de civiele rechter te laten toetsen. Niet valt in te zien waarom verweerster, mede gelet op het hierboven vermelde toetsingskader, hiervan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel b)

4.5    De gemachtigde van verweerster heeft in zijn brief van 29 augustus 2014 uitgelegd dat en waarom de gemeente niet meer bereid is een poging te doen om de zaak in der minne op te lossen. Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerster door namens haar cliënte dit standpunt in te nemen in strijd met de in r.o. 4.2 beschreven toetsingsnorm die geldt voor het optreden van de advocaat van de wederpartij heeft gehandeld. Ook dit klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel  c), d) en e)

4.6    De overige klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Niet feitelijk is komen vast te staan dat verweerster opzettelijk belangrijke documenten heeft weggegooid. Ook overigens is niet gebleken, voor zover klaagster daardoor overigens in haar belang getroffen zou kunnen zijn, dat verweerster de zaak niet zorgvuldig behandeld heeft.

4.7    Hoewel klaagster een veelheid aan feiten heeft gesteld in haar brieven aan de deken heeft zij de verwijten die in de klachtonderdelen d) en e) worden beschreven niet concreet gemaakt. Dat verweerster in strijd met gedragsregels 30 en 31 heeft gehandeld en dat haar daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt komt, mede gezien het hierboven beschreven toetsingskader, niet uit de verf. Ook de klachtonderdelen c), d) en e) zijn kennelijk ongegrond.

4.8    Het is niet aannemelijk dat een behandeling ter zitting een ander licht op de zaak zal werpen. Op de klacht kan daarom door de voorzitter met toepassing van artikel 46g Advocatenwet worden beslist.

BESLISSING

Wijst de klacht af in alle onderdelen.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 18 februari 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 februari 2015 per aangetekende post, per gewone post en per e-mail verzonden aan:

•    klaagster

en per gewone post aan:

•    verweerster

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten