ECLI:NL:TADRARL:2015:138 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 64/14

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:138
Datum uitspraak: 11-05-2015
Datum publicatie: 11-09-2015
Zaaknummer(s): 64/14
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Klager klaagt over het feit dat verweerder niet heeft gereageerd op zijn brieven, te snel een gerechtelijke procedure is gestart en nodeloze procedures heeft gevoerd. Ook zou verweerder niet hebben gereageerd op terugbelverzoeken. De klachten komen niet vast te staan en zijn derhalve ongegrond.

Beslissing van 11 mei 2015

in de zaak 64/14

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

gemachtigde: mr. P. Buikes

advocaat te Apeldoorn

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 9 september 2014 met kenmerk 51/14/22, door de raad ontvangen op 10 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 januari 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder, vergezeld door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    de onder 1.1 genoemde brief van de deken en van de stukken die zijn vermeld op de in die brief beschreven inventarislijst en die zijn genummerd van 1 tot en met 21;

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is op 26 september 2007 gescheiden. Klager en zijn ex-echtgenote hebben samen een minderjarige zoon die is geboren op  2 augustus 2002. De hoofdverblijfplaats van de zoon van klager is bij zijn ex-echtgenote. Klager en zijn ex-echtgenote hebben in juli 2007 een echtscheidingsconvenant getekend. Ten tijde van de ondertekening van het echtscheidingsconvenant had klager onvoldoende draagkracht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige zoon te betalen aan zijn ex-echtgenote.

2.3    Verweerder behartigt de belangen van de ex-echtgenote van klager.

2.4    Bij brief van 15 maart 2010 heeft verweerder zich tot klager gewend inzake de tussen klager en [naam minderjarige] geldende omgangsregeling en heeft verweerder klager verzocht hem zijn financiële gegevens te doen toekomen zodat verweerder zou kunnen beoordelen of de draagkracht van klager gewijzigd was ten opzichte van de situatie ten tijde van de echtscheiding.

2.5    Klager heeft verweerder vervolgens enige financiële gegevens toegestuurd. Bij brief van 13 april 2010 heeft verweerder klager meegedeeld dat de door hem verstrekte financiële gegevens onvoldoende waren om een goed beeld te krijgen van klagers draagkracht, dat hij inmiddels namens klagers ex-echtgenote een verzoekschrift tot vaststelling kinderalimentatie had ingediend bij de rechtbank en dat klager maar verweer moest voeren tegen dat verzoek.

2.6    Klager heeft vervolgens een advocaat ingeschakeld die verweerder nadere financiële gegevens heeft toegestuurd en die verweerder heeft laten weten dat de draagkracht van klager nog steeds negatief was. Verweerder heeft uiteindelijk laten weten deze conclusie te onderschrijven en heeft het verzoekschrift tot vaststelling kinderalimentatie ingetrokken.

2.7    Bij brief van 6 december 2013 heeft verweerder zich opnieuw tot klager gewend inzake de kinderalimentatie. Verweerder heeft klager meegedeeld dat zijn cliënte ervan uitgaat dat klager inmiddels wel in staat zou zijn een bijdrage te leveren in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam minderjarige] en heeft klager verzocht om binnen 14 dagen bepaalde financiële gegevens te verstrekken ter beoordeling van zijn draagkracht.

2.8    De laatste twee alinea’s van de brief van verweerder aan klager d.d. 6 december 2013 luiden als volgt: “Cliënt heeft mij gevraagd met de onmiddellijke ingang tot indiening van een verzoekschrift vaststelling kinderalimentatie over te gaan. Cliënte ontvangt een bijstandsuitkering en de gemeente noopt cliënte hiertoe. Cliënte wenst dat de alimentatieverplichting in een beschikking wordt vastgelegd.

Tot slot geef ik u in overweging zich tot een collega-advocaat te wenden opdat deze u van rechtsbijstand kan voorzien en namens u in inhoudelijk kan reageren op dit schrijven.”

2.9    Op 10 en 16 december 2013 heeft verweerder klager zonder begeleidend schrijven een kopie van door hem bij de rechtbank ingediende F9 formulieren, waarmee verweerder aanvullende stukken in het geding bracht, toegestuurd.

2.10    Bij brief van 17 december 2013 heeft klager verweerder bepaalde financiële bescheiden toegestuurd. In zijn brief aan verweerder is onder meer het volgende vermeld: “Ik wil u vragen nogmaals naar het gehele proces wat zich nu weer herhaald van 2010 te kijken.

Ik verdien op dit moment zelfs nog minder loon dan toen.

Ook staan er onwaarheden in het geheel vermeld, waaronder dat ik een 2.500,- euro zou verdienen per maand en dat ik me niet zou houden aan het convenant gezien de omgangsregeling. (….  …  ….)

Dit is nu al de derde keer dat mevr. Een zaak hieromtrent tegen mij aanspant en ik hierdoor weer op kosten gejaagd wordt, waardoor ik vervolgens weer in de problemen kom en mevr. laat het vervolgens op het laatste moment weer afweten omdat zij geen zaak heeft. Gezien mijn inkomen van toen en nu vraag ik u mevr. te adviseren om van deze zaak wederom af te zien.

(……) Bijgevoegd de verschillende gegevens waar om gevraagd is.

Mocht u nog vragen hebben kunt u mij bereiken via telefoonnummer [telefoonnummer] of via de mail [e-mailadres].”

2.11    Klager heeft geen verweer gevoerd in de procedure die bij de rechtbank aanhangig was gemaakt. Bij beschikking van 29 januari 2014 heeft de rechtbank Overijssel bepaald dat klager aan zijn ex-echtgenote met ingang van 9 december 2013 een bedrag van

€ 365,00 per maand aan kinderalimentatie dient te betalen.

2.12    Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank d.d. 29 januari 2013.

2.13    Voorts heeft klager een kort geding aanhangig gemaakt tegen zijn ex-echtgenote waarin klager –kort gezegd- schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking van 29 januari 2014 heeft gevorderd totdat in hoger beroep zal zijn beslist met veroordeling van zijn ex-echtgenote in de kosten van de procedure.

2.14    Bij vonnis van 19 maart 2014 heeft de voorzieningenrechter de executie van de beschikking van 29 januari 2013 geschorst waarbij is bepaald dat klager aan zijn ex-echtgenote met ingang van 9 december 2013 een bedrag van € 25,00 per maand aan kinderalimentatie dient te voldoen totdat in hoger beroep is beslist, met veroordeling van de cliënte van verweerder in de kosten van het kort geding.

2.15    Ter motivering van zijn oordeel dat de cliënte van verweerder in de proceskosten van het kort geding is veroordeeld overwoog de voorzieningenrechter dat het op de weg van verweerder had gelegen om telefonisch dan wel per e-mail contact met klager op te nemen teneinde klager nogmaals in de gelegenheid te stellen de door hem verzochte financiële stukken aan te leveren. De voorzieningenrechter overwoog in r.o. 2.8: “De man heeft er terecht op mogen vertrouwen dat mr. [naam verweerder] de procedure ten aanzien van het alimentatieverzoek zou intrekken. Door het overhaast handelen van mr. [naam verweerder] is de man rauwelijks in een zinloze procedure verzeild geraakt. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het redelijk om in dit bijzondere geval af te wijken van het uitgangspunt dat proceskosten in familiezaken in beginsel dienen te worden gecompenseerd.”

2.16    Bij beschikking van 19 augustus 2014 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de beschikking van de rechtbank Overijssel d.d. 29 januari 2014 vernietigd en bepaald dat klager aan zijn ex-echtgenote met ingang van 9 december 2013 een bedrag van

€ 25,00 per maand aan kinderalimentatie dient te betalen met veroordeling van klager in de kosten van het hoger beroep. Het gerechtshof achtte de proceskostenveroordeling aangewezen omdat  klager pas ter gelegenheid van het kort geding zijn meest recente inkomensgegevens had overgelegd ter bepaling van zijn draagkracht. Het hof stelde vast dat het inkomen van klager nadat klager zijn gegevens had overgelegd niet meer in geschil was tussen partijen.

2.17    Bij brief met bijlagen van 19 februari 2014 heeft de klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    niet te reageren op klagers brief aan hem van 17 december 2013 en in plaats daarvan direct de procedure bij de rechtbank Overijssel in gang te zetten zonder te termijn van veertien dagen, die hij klager in zijn brief van 6 december had gesteld,  af te wachten;

b)    nodeloze procedures te voeren namelijk door terwijl hij wist dat klager geen draagkracht had toch een procedure aanhangig te maken als gevolg waarvan een procedure in hoger beroep alsmede een kort geding ter opschorting van de executie nodig waren;

c)    niet te reageren op diverse telefoontjes en terugbelverzoeken van klager.

3.2    Ter toelichting op de stelt klager dat hij de brief d.d. 17 december 2013 hoogstpersoonlijk heeft afgegeven op het kantoor van verweerder met het verzoek of verweerder contact met hem wilde opnemen.

3.3    Klager heeft daarna, toen hij niets van verweerder vernam, nog twee keer gebeld met het kantoor van verweerder en terugbelverzoeken achtergelaten. Verweerder heeft daarop in het geheel niet gereageerd.

4    VERWEER

4.1    Verweerder stelt dat hij bij zijn brief d.d. 6 december 2013 aan klager gedetailleerd heeft aangegeven welke financiële gegevens hij van klager wenste te ontvangen. Klager heeft niet alle verzochte financiële gegevens bij zijn brief gevoegd als gevolg waarvan hij geen berekening kon maken van de draagkracht van klager.

4.2    Omdat het huidige beleid van de rechtbank is dat de datum van indiening van het verzoekschrift als ingangsdatum voor de alimentatieverplichting wordt gehanteerd heeft hij, in het belang van zijn cliënte niet willen wachten met indiening van het verzoekschrift.

4.3    Verweerder betwist dat klager tot vier keer toe telefonisch contact met zijn kantoor heeft opgenomen. Uit de telefoonlijsten die worden bijgehouden van de inkomende telefoontjes blijkt dat de man één keer gebeld heeft.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    De klacht betreft het optreden van de advocaat van de wederpartij. Aan deze komt een grote vrijheid toe bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Hij of zij mag, moet zelfs, het standpunt van die cliënt of cliënten vertolken. Die advocaat behoort daarbij de belangen van de wederpartij ook, met de nadruk op "ook" in het oog te houden maar de belangen van zijn cliënt zijn leidend. Dit bepaalt het toetsingskader in deze tuchtzaak.

ad klachtonderdeel a)

5.3    De raad stelt vast dat verweerder in zijn brief d.d. 6 december 2013 aan klager er geen misverstand over heeft laten bestaan dat hij een procedure aanhangig zou maken. Verweerder klager verzocht hem binnen 14 dagen financiële bescheiden te doen toekomen waarmee verweerder klagers draagkracht zou kunnen beoordelen maar hij heeft niet geschreven dat hij pas na ontvangst en bestudering van de financiële gegevens de procedure aanhangig zou maken.

5.4    Verweerder heeft onweersproken gesteld dat klager niet alle door hem verzochte financiële gegevens heeft toegestuurd bij zijn brief d.d. 17 december 2013. Ook uit de beschikking van het gerechtshof d.d. 19 augustus 2014 blijkt dat het hof heeft vastgesteld dat klager pas ter gelegenheid van zijn vordering in kort geding zijn meest recente inkomensgegevens ter bepaling van zijn draagkracht heeft overgelegd.

5.5    Klager moet naast de brieven van verweerder d.d. 6 december 2013, en 10 en 16 december 2013, ook nog een brief van de rechtbank ontvangen hebben waarin hem werd meegedeeld dat hij verweer kon voeren tegen de inhoud van het verzoekschrift. Het verwijt dat klager verweerder maakt is derhalve ongegrond. Klachtonderdeel a) is ongegrond.

ad klachtonderdeel b)

5.6    Nu klachtonderdeel a) ongegrond is, is de grond aan klachtonderdeel b) komen te ontvallen. Dit betekent dat klachtonderdeel b) het lot van klachtonderdeel a) deelt.

ad klachtonderdeel c)

5.7    Verweerder heeft aangegeven dat hij vernomen heeft dat klager hem één keer heeft gebeld en dat hij klager inderdaad niet heeft teruggebeld. Dat verweerder vaker dan één keer niet heeft gereageerd op telefoontjes en terugbelverzoeken wordt door verweerder betwist en is feitelijk niet komen vast te staan. Ook klachtonderdeel c) is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond in alle onderdelen.

Aldus gewezen door: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, R.J.A. Dil, H. Dulack en J.R.O. Dantuma, leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2015.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.