ECLI:NL:TADRARL:2015:134 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-22

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:134
Datum uitspraak: 01-06-2015
Datum publicatie: 11-09-2015
Zaaknummer(s): 15-22
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft een eenmanskantoor maar  zijn website heeft een meervoudige naam te weten “www.[naam verweerder]advocaten.nl.” Ook het e-mailadres van verweerder heeft als extensie “………..advocaten.nl”. Ondanks diverse verzoeken en sommaties van de deken weigert verweerder de naam van zijn website en de extensie van zijn e-mail adres te wijzigen. De deken heeft om die reden een dekenbezwaar ingediend en stelt dat verweerder in strijd met artikel 7.4 lid 1 van de Verordening op de Advocatuur handelt door een meervoudige naam voor de aanduiding van zijn website en e-mailadres te gebruiken, waarmee hij een samenwerking suggereert die feitelijk niet bestaat. De raad oordeelt het bezwaar gegrond en legt aan verweerder een enkele waarschuwing op.

Beslissing van 1 juni 2015

in de zaak 15-22

naar aanleiding van het bezwaar van:

mr. T.J. Roest Crollius

in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten

in het arrondissement Midden-Nederland

deken

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 11 februari 2015 met kenmerk RvT 14-44 door de raad ontvangen op 12 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 30 maart 2015 in aanwezigheid van zowel de deken als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    de onder 1.1 genoemde brief van de deken en van de stukken die zijn vermeld op de zich bij die brief bevindende inventarislijst en die zijn genummerd van 1 tot en met 8.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van het dekenbezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder is advocaat sinds 1978. Sinds 2009 voert hij een eenmanspraktijk in [plaats].

2.3    Hoewel verweerder een eenmanspraktijk voert draagt zijn website een meervoudige naam, te weten:

“www.[naam verweerder]advocaten.nl.” Ook het e-mailadres van verweerder heeft als extensie “[naam verweerder].advocaten.nl”.

2.4    Bij brief van 1 maart 2011 is verweerder namens de Amsterdamse Orde van Advocaten er op gewezen dat hij handelt in strijd met art. 7 van de Samenwerkingsverordening 1993 doordat in de naam van zijn website en zijn e-mail adres het meervoud “advocaten” wordt gebruikt terwijl hij een eenmanspraktijk voert.

2.5    Bij brief van 11 maart 2011 heeft verweerder geantwoord dat hij voornemens is een kantoorgenoot (m/v) te zoeken. Hij heeft in die brief aangegeven dat hij in 2009 tijdens zijn kennismaking met de deken zijn situatie met de deken heeft besproken en dat hij de deken bij die gelegenheid heeft verzocht om in afwachting van het vinden van een kantoorgenoot de meervoudsvorm “advocaten” te mogen blijven gebruiken. De deken zou deze toestemming hebben verleend.

2.6    Sinds 1 januari 2013 valt de plaats waar het kantoor van verweerder is gevestigd, als gevolg van de wijzigingen op grond van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart, onder het arrondissement Midden-Nederland.

2.7    Bij e-mail van 17 maart 2014 heeft de stafmedewerker van het bureau van de Orde van Advocaten Midden-Nederland verweerder (opnieuw) gewezen op art. 7 van de Samenwerkingsverordening 1993. In die e-mail is verweerder verzocht de externe presentatie van zijn kantoor aan te passen aan de werkelijke situatie.

2.8    Bij brief d.d. 3 april 2014 heeft verweerder aangegeven dat hij nog steeds naarstig op zoek is naar een kantoorgenoot. Verweerder gaf aan dat hij de naam van zijn website ‘met hand en tand verdedigt’ omdat het een zeer gewilde naam is. Nu zijn overige uitingen naar buiten zoals zijn briefpapier, het bord naast de deur van zijn kantoor, zijn visitekaartjes etc. duidelijk aangeven dat hij een éénmanskantoor heeft vindt verweerder dat de naam van zijn website en zijn e-mailadres gedoogd zouden moeten worden.

2.9    Op 15 mei 2014 heeft (een delegatie van) de Raad van Toezicht naar aanleiding van de (onjuiste) CCV opgave 2013 een kantoorbezoek aan verweerder gebracht. Tijdens dat bezoek is opnieuw overleg gevoerd over de kantoornaam van verweerder. Aan het eind van dat bezoek is afgesproken dat overlegd zou worden met de deken.

2.10    Bij brief van 15 juli 2014 heeft de deken verweerder het volgende bericht: “U heeft inmiddels voldoende tijd gehad om een nieuwe kantoorgenoot te vinden zodat u met uw huidige naam wel voldoet aan de vigerende wetgeving. Het moment is nu gekomen om uw naam te wijzigen in een naam die geen strijd oplevert met de Samenwerkingsverordening 1993. Ik verzoek u de wijziging uiterlijk 1 september 2014 doorgevoerd te hebben.”

2.11    Op 17 september 2014 heeft een medewerker van het bureau van de Orde van Advocaten Midden-Nederland telefonisch contact opgenomen met verweerder. Tijdens dit telefoongesprek herhaalde verweerder zijn standpunt zoals onder 2.8 weergegeven. Tevens gaf hij aan dat de kosten die gepaard gaan met een wijziging voor hem een bezwaar vormen.

2.12    Bij brief d.d. 29 september 2014 heeft de deken verweerder een concept dekenbezwaar gezonden. Ook hierop heeft verweerder bij brief van 7 oktober 2014 in dezelfde bewoordingen als weergegeven in r.o. 2.8 gereageerd.

2.13    De deken heeft vervolgens zijn bezwaar bij brief d.d. 11 februari 2015 ter kennis van de raad gebracht.

3    HET BEZWAAR

3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

in strijd met artikel 7.4 lid 1 van de Verordening op de Advocatuur een meervoudige naam voor de aanduiding van zijn website en e-mailadres gebruikt, waarmee hij een samenwerking suggereert die feitelijk niet bestaat.

3.2    Verweerder is, zo geeft de deken aan, meerdere malen in de gelegenheid gesteld dit bezwaar te voorkomen door binnen een redelijke termijn de kantoornaam op zijn website en e-mail in overeenstemming te brengen met de omvang van het kantoor of door daadwerkelijk een samenwerking aan te gaan met andere advocaten.

4    VERWEER

4.1    Verweerder voert aan dat hij nog steeds naarstig op zoek is naar een kantoorgenoot. Hij heeft er moeite mee om de naam van zijn website op te geven, enerzijds vanwege de daaraan verbonden kosten en anderzijds omdat het een zeer gewilde naam is. Nu zijn overige uitingen naar buiten zoals zijn briefpapier, het bord naast de deur van zijn kantoor, zijn visitekaartjes etc. duidelijk aangeven dat hij een éénmanskantoor heeft vindt verweerder dat de naam van zijn website en zijn e-mailadres gedoogd zouden moeten worden.

5    BEOORDELING

5.1    Dat verweerder een meervoudsvorm “advocaten” in de naam van zijn website en zijn e-mailadres voert staat vast.

5.2    Het uitgangspunt van art. 7.4 lid 1 van de Verordening op de Advocatuur, die op 1 januari 2015 in werking is getreden, en van artikel 7 lid 2 van de Samenwerkingsverordening 1993, die tot 1 januari 2015 gold, is dat de advocaat die zijn praktijkrelaties met derden naar buiten wil uitdragen, dit conform de werkelijkheid moet doen. Blijkens de toelichting op art. 7.4 van de Verordening op de Advocatuur valt ook de informatie op een website onder de bepaling van art. 7.4 van de Verordening op de Advocatuur.

5.3    Door de naam van zijn website “www.[naam verweerder]advocaten.nl.” en de extensie van zijn e-mailadres “[naam verweerder].advocaten.nl” suggereert verweerder dat hij een kantoor heeft met meerdere advocaten terwijl hij een eenmanspraktijk voert. Hiermee geeft verweerder een misleidende en onjuiste voorstelling van zaken omtrent de wijze waarop hij zijn praktijk uitoefent.

5.4    De raad is dan ook van oordeel dat het dekenbezwaar gegrond is.

6    MAATREGEL

De raad is van oordeel dat oplegging van de hierna te noemen maatregel passend is.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart het bezwaar van de deken tegen verweerder gegrond en  legt aan verweerder ter zake de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door: mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, E. Bige, H. Dulack en E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juni 2015.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 1 juni 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland 

-    verweerder

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.