ECLI:NL:TADRARL:2015:132 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15/15

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:132
Datum uitspraak: 17-04-2015
Datum publicatie: 10-09-2015
Zaaknummer(s): 15/15
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Schrapping
Inhoudsindicatie: Een advocaat dient er voor te zorgen dat tijdig beroep wordt ingesteld tegen een voor de cliënt negatieve beslissing, indien de cliënt daaroe opdracht heeft gegeven. In casu waren er geen rechtens relevante redenen waarom verzuimd was tijdig beroep n te stellen. Klacht gegrond. Maatregel: schrapping in samnehang met andere klachtzaken. De raad spreekt uit dat de advocaat niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Beslissing van 17 april 2015

in de zaak 15/15

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [     ]

klager

gemachtigde: mevrouw [     ]

tegen

mr. [     ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 20 januari 2015 met kenmerk 51/14/63, door de raad ontvangen op 21 januari 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 maart 2015 in aanwezigheid van klager. Klager is ter zitting verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde mevrouw E. van der Leij. Verweerder heeft laten weten om gezondheidsredenen niet te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van verweerder aan de raad van 22 februari 2015.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    De gemachtigde van klager, zijn moeder, heeft zich op 1 oktober 2013, namens klager, tot verweerder gewend met het verzoek bezwaar te maken tegen een vordering van de Stichting. M Z. (hierna te noemen: M.Z.) ter zake van de  terugvordering van een bedrag van € 15.089,79 aan PGB-gelden. Verweerder heeft de opdracht aanvaard.

2.3    Bij brief van 19 juli 2014 met bijlagen heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder niet tijdig bezwaar heeft aangetekend tegen de beslissing van genoemde stichting tot terugbetaling van een bedrag van € 15.089,79 ter zake van PGB-gelden. Klager heeft daardoor schade geleden.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft erkend te hebben nagelaten tijdig bezwaar te maken tegen de beslissing van M.Z.

4.2    Verweerder heeft diverse malen contact gelegd met M.Z. om hen te bewegen een heroverweging te maken. Het bleek bijzonder lastig om M.Z. hiertoe te bewegen. De zaak van klager is overgedragen aan een andere advocaat. Aan deze advocaat zou door M.Z. zijn toegezegd de zaak te heroverwegen.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Nu verweerder heeft erkend dat hij heeft verzuimd tijdig bezwaar te maken tegen de vordering van M. Z. ter zake van terugvordering van een bedrag aan PGB-gelden van € 15.089,79 staat het in de klacht gestelde vast. De klacht is dan ook gegrond.

5.3    Verweerder is ernstig te kort geschoten in de rechtshulpverlening jegens een kwetsbare  cliënt door een beroepstermijn te laten verlopen zonder beroep in te stellen, waartoe hij wel opdracht had, hetgeen tot grote schade heeft geleid voor de cliënt. Bovendien heeft verweerder geen rechtens relevante redenen genoemd die zijn handelwijze verklaren. Op grond van het bovenstaande spreekt de raad uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

6    MAATREGEL

6.1    Uit het voorgaande volgt dat de klacht geheel gegrond is. Vast is komen te staan dat verweerder volstrekt onvoldoende de belangen heeft behartigd van een kwetsbare cliënt en daarbij de cliënt, c.q. dienst gemachtigde,  niet op de hoogte heeft gehouden van de aanpak van de zaak en de voorgang van de werkzaamheden. Dat gevoegd bij de ernst van het bezwaar rechtvaardigt op zich al een zware maatregel. Bovendien staat dit bezwaar niet alleen. Er zijn ook klachten van klagers in de zaken 26/14, 61/14 en 98/14.

6.2    Het beeld dat uit al deze klachten oprijst, laat zien dat de gedragingen van verweerder geen incidenten zijn maar passen in een structureel patroon van volstrekt onvoldoende besef van verantwoordelijkheid in de wijze waarop hij zijn kantoor organiseert met betrekking tot de belangen van cliënten. Zo laat verweerder na de door hem aangenomen opdrachten van zijn cliënten uit te voeren en correspondeert of communiceert niet of nauwelijks met zijn cliënten.

6.3    Dat patroon schept tevens een beeld van een advocaat die zich niet bewust is van de verplichtingen die passen bij de kernwaarden van de advocatuur. Doordat hij de kernwaarden wezenlijk veronachtzaamt, tast hij het aanzien van de advocatuur aan.

6.4    De raad constateert dat verweerder stelselmatig artikel 46 van de Advocatenwet heeft geschonden, in het bijzonder de normen omtrent de zorg voor de cliënt en wat een behoorlijk advocaat betaamt, zoals die zijn uitgewerkt in de Gedragsregels. De raad rekent verweerder dit alles zwaar aan, juist omdat van een advocaat mag worden verwacht dat de belangen van zijn cliënt bij hem in goede handen zijn en dat hij zich aan de voor hem geldende regels houdt. Dit alles raakt de kern van het beroep van advocaat. Verweerder heeft het vertrouwen van cliënten ernstig beschaamd en is ernstig tekort geschoten in de zorg die hij hun verschuldigd was. Daarmee hebben zijn gedragingen het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen schade toegebracht.

6.5    Verweerder heeft onvoldoende inzicht getoond in het laakbare van zijn handelwijze. Hij heeft weliswaar erkend dat hij onjuist heeft gehandeld maar heeft geen blijk gegeven van inzicht in de ernst en de schade die hij teweeg heeft gebracht en heeft evenmin getracht daar een oplossing voor te vinden. Bovendien was verweerder gewaarschuwd door de eerdere tuchtrechtelijke veroordeling uit 2013 waarbij hem een berisping was opgelegd in een soortgelijk geval als het onderhavige. De raad komt dan ook tot de conclusie dat verweerder niet in de advocatuur thuis hoort.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt de klacht gegrond;

-    legt verweerder de maatregel op van schrapping van het tableau, ingaande onmiddellijk na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

-    spreekt uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, J.A. Holsbrink, M.L.C.M. van Kalmthout, P.H.F. Yspeert, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 april 2015.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl