ECLI:NL:TADRARL:2015:131 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 41/14

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:131
Datum uitspraak: 17-04-2015
Datum publicatie: 10-09-2015
Zaaknummer(s): 41/14
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De advocaat dient vragen van belanghebbende op gelden van derdengeldrekening van zijn kantoor adequaat te beantwoorden. In casu heeft de advocaat aannemelijk gemaakt dat hij door persoonlijke omstandigheden niet tijdig de gevraagde informatie heeft verstrekt. Klacht ongegrond.

Beslissing van 17 april 2015

in de zaak 41/14

naar aanleiding van de klacht van:

de besloten vennootschap [     ] B.V.

klaagster

gemachtigde : mr. [     ]

tegen:

mr. [     ]

verweerder

gemachigde: mr. [     ]

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 9 september 2014 heeft de advocaat van klaagster aan de raad laten weten de klacht tegen verweerder in te trekken. De raad heeft bij tussenbeslissing van 7 oktober 2014 de voortzetting van de behandeling van de klacht gelast op grond van het bepaalde in artikel 47a Advocatenwet.. De klacht is verder behandeld ter zitting van de raad van 19 februari 2015 in aanwezigheid van verweerder en zijn gemachtigde

mr. B. De gemachtigde van verweerder heeft aan de raad een brief doen toekomen d.d.2 december 2014 met bijlagen, die aan het dossier is toegevoegd.

2    BEOORDELING

2.1    Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder onder meer aangevoerd dat in de tussenbeslissing in 2.5 wordt gemeld dat een bedrag van € 8.000,00 zou zijn doorbetaald aan de directeur van klaagster. Dit berust op een onjuiste lezing van (onder andere) het e-mailbericht van 24 februari 2012 van verweerder aan zijn voormalige cliënt W.L. Daarin staat dat tot een bedrag van € 8.000,00 op de derdenrekening van het kantoor van verweerder zal blijven staan en, na opdracht daartoe, zal worden overgemaakt aan ene P., zijnde de wederpartij van W.L. Daaruit is derhalve niet af te leiden dat reeds een bedrag van € 8.000,00 op de derdenrekening van verweerder was gestort en dat dit bedrag zou zijn doorbetaald aan de directeur van klaagster. Bovenstaande betekent echter niet dat de inhoud van de klacht is veranderd. Deze blijft hetzelfde.

2.2    De essentie van de klacht is namelijk de wijze waarop verweerder klaagster heeft geantwoord op de brief van haar gemachtigde van 14 januari 2014 en daarbij geen openheid van zaken heeft gegeven op vragen over gelden op de derdenrekening van verweerder ten behoeve van klaagster. Verweerder heeft daarop eerst op 9 april 2014, na een tussentijds rappel, gereageerd. Hij beantwoordt dan de vraag niet maar vraagt wat de relatie is tussen  P, die hij kent als wederpartij van zijn cliënt, en B.B. B.V., zijnde klaagster, alvorens informatie te verstrekken over de gelden op zijn derdenrekening. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat hij vanwege persoonlijke omstandigheden de brief niet tijdig heeft beantwoord. Eerst in de klachtbrief van 2 mei 2014 heeft de gemachtigde van klaagster uitgelegd dat P. de directeur is van B.B. B.V.

2.3    Hoewel het beter zou zijn geweest als verweerder eerder had gereageerd op de brief van de gemachtigde van klaagster heeft hij, naar het oordeel van de raad, niet klachtwaardig gehandeld. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat persoonlijke omstandigheden hem ertoe hebben gebracht om niet onmiddellijk te reageren, terwijl voorts niet is gebleken dat verweerder ten onrechte, heimelijk, informatie heeft achter gehouden over gelden die op zijn derdenrekening waren gestort, mede ten behoeve van P.. De raad acht het begrijpelijk dat verweerder duidelijkheid wilde hebben over de relatie tussen P. en B.B. B.V. alvorens financiële informatie te verstrekken. De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.M. Lorist, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, J.A. Holsbrink, H.J. Meijer, E.H. de Vries, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 april 2015.

griffier    voorzitter                           

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl