ECLI:NL:TADRARL:2015:112 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-73

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2015:112
Datum uitspraak: 17-06-2015
Datum publicatie: 06-08-2015
Zaaknummer(s): 15-73
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing: Klager is verwezen naar een kantoorgenoot van verweerder wetende dat klager – na een nog te voeren beroepsprocedure – cassatie zou willen instellen tegen het vonnis van de voorzieningenrechter. Door deze doorverwijzing is klager de mogelijkheid om cassatie in te stellen ontnomen omdat verweerder een onjuiste termijn voor het instellen van cassatie heeft genoemd. Voorzitter wijst de klacht af als kennelijk ongegrond.

Beslissing van 17 juni 2015

in de zaak 15-73

naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 13 mei 2015 met kenmerk RvT 14-0327 door de raad ontvangen op 18 mei 2015, en van de stukken die zijn vermeld op de zich bij deze brief bevindende inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 4.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.2    Klager is verwikkeld in een geschil met de verhuurder van zijn woning, een woningcorporatie.

1.3    De woningcorporatie heeft een ontruimingsprocedure tegen klager aangespannen wegens overlast. De voorzieningenrechter heeft de ontruimingsvordering toegewezen.

1.4    Klager heeft telefonisch contact opgenomen met verweerder met de vraag of verweerder hem bij wilde staan bij het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de voorzieningenrechter.

1.5    Verweerder heeft klager meegedeeld dat hij daartoe niet in staat was omdat hij kort daarna met vakantie zou gaan. Verweerder heeft klager vervolgens aangeboden om voor hem contact te leggen met zijn kantoorgenote mr. S. welk aanbod klager heeft aanvaard.

1.6    Mr. S. heeft op verzoek van klager bij het gerechtshof hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter waarbij klager was veroordeeld om zijn woning te ontruimen.

1.7    Het gerechtshof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Kort daarna heeft mr. S. de samenwerking met klager beëindigd en heeft zij klager gemeld dat de termijn om cassatie in te stellen tegen het arrest van het gerechtshof 4 weken vanaf de datum waarop het arrest gewezen is bedroeg.

1.8    Klager heeft zich bij de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch beklaagd over mr. S. Eén van de onderdelen van zijn klacht was dat mr. S. klager verkeerd had geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij cassatie kon instellen. Dit onderdeel is door de raad van discipline in het ressort

’s-Hertogenbosch gegrond verklaard en aan mr. S. is de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

1.9    Bij brief van 27 november 2014 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en zoals de voorzitter die verstaat, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    in het telefoongesprek dat hij met klager heeft gevoerd klager te verwijzen naar zijn kantoorgenoot mr. S., die kantoor houdt in Eindhoven, wetende dat klager – na een nog te voeren hoger beroepsprocedure - cassatie zou willen  instellen tegen het vonnis van de voorzieningenrechter;

b)    klager de mogelijkheid om cassatie in te stellen te ontnemen door deze doorverwijzing naar mr. S. nu deze een onjuiste termijn voor het instellen van cassatie heeft genoemd;

2.2    Klager stelt zich op het standpunt dat verweerder hem niet naar mr. S. had mogen doorverwijzen omdat mr. S. kantoor houdt in Eindhoven en derhalve niet bevoegd is om procedures in cassatie te voeren. Verweerder had in de visie van klager moeten anticiperen op het voeren van een cassatieprocedure en had hem derhalve moeten doorverwijzen naar een advocaat die wel bevoegd is tot het voeren van procedures in cassatie, hetgeen toentertijd alleen een Haagse advocaat kon zijn.

3    VERWEER

3.1    Het verweer komt aan de orde bij de bespreking van de klacht.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.3    De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.4    Tussen klager en verweerder heeft een telefoongesprek plaatsgevonden waarin klager verweerder heeft verzocht hem rechtsbijstand te verlenen en verweerder klager heeft meegedeeld dat hij hiertoe niet in staat was omdat hij kort daarna met vakantie zou gaan. Verweerder heeft klager vervolgens in contact gebracht met zijn kantoorgenoot mr. S., die kantoor hield in Eindhoven, maar bereid was klager in Woerden te ontvangen.

4.5    Uit deze gang van zaken kan geen enkel tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van verweerder gedestilleerd worden. Niet valt in te zien waarom verweerder klager niet in contact had mogen brengen met mr. S. Het feit dat mr. S. klager uiteindelijk verkeerd heeft voorgelicht over de cassatietermijn kan verweerder tuchtrechtelijk niet aangerekend worden.

4.6    Uit de uitspraken van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch en in hoger beroep van het hof van discipline in de zaak tussen klager en mr. S. blijkt overigens – anders dan klager betoogt - van geen ander tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van mr. S. dan het niet juist informeren van klager over de termijn waarbinnen hij cassatie kon instellen.

4.7    Evenmin valt in te zien waarom verweerder klager niet naar mr. S. had mogen verwijzen nu zij niet bevoegd is tot het voeren van procedures in cassatie.

4.8    Zeker voor de nog te voeren procedure in hoger beroep was dit een adequaat advies. Dat niet uitgesloten was dat klager daarna nog in cassatie zou willen komen en dat hij dán (voor het indienen van een schriftuur) enige bijstand van een Haagse advocaat zou behoeven maakt dit niet anders.

4.9    De klacht is derhalve kennelijk ongegrond in beide onderdelen.

BESLISSING

Wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 17 juni 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 juni 2015 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klager

en per gewone post aan:

•    verweerder

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten