ECLI:NL:TADRARL:2014:90 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-219
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2014:90 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-04-2014 |
Datum publicatie: | 30-04-2014 |
Zaaknummer(s): | 13-219 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | verzet ongegrond |
Beslissing van 7 april 2014
in de zaak 13-219
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 25 september 2013 op de klacht van:
de heer X
klager
tegen:
mr. Y
advocaat
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 11 september 2013 met kenmerk RvR 1213-0049/LB/sd, door de raad ontvangen op 12 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 25 september 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 27 september 2013 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 30 september 2013, door de raad ontvangen op 2 oktober 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 6 januari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.1.1 Klager herhaalt zijn bezwaren tegen de handelwijze van verweerder in zoverre het de klachtonderdelen a en b betreft. Ter zitting heeft klager klachtonderdeel c ingetrokken, zodat het verzet daarop geen betrekking heeft.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling van de klachtonderdelen a en b de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klachtonderdelen a en b terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. J.R.O Dantuma, R.P.F. van der Mark, H.H. Tan en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 9 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.