ECLI:NL:TADRARL:2014:80 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-209

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:80
Datum uitspraak: 24-03-2014
Datum publicatie: 27-04-2014
Zaaknummer(s): 13-209
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing betreffende klacht met betrekking tot ongeoorloofde belangenverstrengeling. Kantoor van verweerder heeft in het verleden de NMT geadviseerd, doch dat betrof niet de individuele belangenbehartiging van één van de medewerkers van de NMT, terwijl de kwestie waarin verweerder klager bijstond wel individuele belangenbehartiging betrof. Verzet ongegrond.

Beslissing van 24 maart 2014

in de zaak 13-209

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 3 oktober 2013 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 13 september 2013 met kenmerk RvT 1213-9645/LB/sd, door de raad ontvangen op 16 september 2013, heeft de toenmalige deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 3 oktober 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht afgewezen, welke beslissing op 4 oktober 2013 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 7 oktober 2013, door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 3 februari 2014 in aanwezigheid van mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. H. Dulack, F.A.M. Knüppe, K.F. Leenhouts en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken, die de deken bij zijn brief van 13 september 2013 heeft gevoegd alsmede van het verzetschrift van klager van 7 oktober 2013 en de brief van klager van 18 oktober 2013 bevattende een aanvulling op het verzetschrift.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.2    De voorzitter is voorbij gegaan aan de vraag of verweerder aan hem had moeten melden dat zijn kantoor voor de NMT is opgetreden en dat misschien nog steeds doet. Als dat aan hem gemeld was zou hij een andere advocaat hebben ingeschakeld.

3.3    Dat verweerder zelf geen zaken voor de NMT heeft gedaan is voor hem niet te controleren.

3.4    Ingevolge gedragsregel 7 dient een advocaat in geval van twijfel niet op te treden voor de betreffende cliënt.

3.5    Voor hem als cliënt was het belangrijk dat een onafhankelijk advies aan hem werd gegeven zonder dat sprake was van enige schijn van belangenverstrengeling. Hij blijft erbij dat er sprake is van een schijn van belangenverstrengeling.

3.6    Verweerder heeft geen actie willen nemen tegen de NMT ondanks dat hij daar herhaaldelijk op heeft aangedrongen. Verweerder heeft hem meegedeeld dat hij dat pas zou doen na de ontbinding van de maatschap. Klager heeft daarop besloten een notaris in te schakelen, die hem op het financiële vlak zou begeleiden. Daarop heeft verweerder gereageerd met het verzoek aan klager een andere advocaat in te schakelen.

3.7    Ingevolge artikel 7A: 1684 BW kan de rechter op vordering van ieder der vennoten de maatschap wegens gewichtige redenen ontbinden. Verweerder heeft hem destijds niet op deze mogelijkheid gewezen en dat neemt klager hem kwalijk. Klager zou zijn praktijk niet hebben verkocht als deze mogelijkheid hem bekend was geweest. Klager is de gang naar de rechter ontnomen.

3.8    Klager verzoekt de raad overeenkomstig artikel 48 lid 7 uit te spreken of verweerder jegens hem de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast door te oordelen dat het belang in de kwestie waarin het kantoor van verweerder eerder is opgetreden voor de NMT een ander belang is dan waarmee klager zich tot verweerder heeft gewend en dat er dus geen sprake was van een tegenstrijdig belang en dat ook niet aannemelijk was dat de zaak van klager zich zodanig zou ontwikkelen dat op enig moment een tegenstrijdig belang zou kunnen ontstaan. De raad komt tot dit oordeel omdat klager zich primair in verband met de beëindiging van de door hem per 1 januari 2009 aangegane maatschapsovereenkomst tot verweerder had gewend en verweerder pas in tweede instantie bij wijze van zijspoor aan klager heeft voorgesteld een brief aan de NMT te sturen, welke brief hij op 22 juni 2010 heeft verstuurd en waarna verweerder geen verdere stappen voor klager jegens de NMT heeft ondernomen.

4.2    Bij de beoordeling heeft de voorzitter acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde overige bezwaren zoals omschreven in punt 3.6 en 3.7 van deze beslissing, die nieuwe klachten bevatten, niet slagen omdat bij verzetschrift niet voor het eerst nieuwe klachten kunnen worden aangevoerd.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

4.4    Omdat het verzet ongegrond is komt de raad niet toe aan het verzoek van klager uit te spreken dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. H. Dulack, F.A.M. Knüppe, K.F. Leenhouts en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 maart 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.