ECLI:NL:TADRARL:2014:68 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-94

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:68
Datum uitspraak: 10-03-2014
Datum publicatie: 27-04-2014
Zaaknummer(s): 13-94
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetszaak. Niet ontvankelijkheid vanwege lang tijdsverloop. Geen omstandigheden op grond waarvan klagen in 2012 over handelen van de advocaat tussen 2003 en 2007 gerechtvaardigd zou zijn.

Beslissing van 10 maart 2014

in de zaak 13-94

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 30 april 2013 op de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 5 april 2013 met kenmerk K 13/08, door de raad ontvangen op 9 april 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 30 april 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 november is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 30 november 2013 door de raad ontvangen op 4 december 2013, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 januari 2014 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 30 november 2013.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen, althans zij bestrijden niet de juistheid van de door de voorzitter weergegeven feiten. 

2.2    Met betrekking tot de omschrijving van de klacht wordt voor de onderdelen c) en d) eveneens verwezen naar de beslissing van de voorzitter. Ter zitting hebben klagers verklaard dat de klachtonderdelen a) en b) betrekking hebben op hun eerste advocaat en dat deze jegens verweerder dus komen te vervallen.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2    Klagers menen dat het niet klopt dat zij zes jaar zouden hebben gewacht met het indienen van de klachten. Zij voeren daarbij aan dat de bank niet meewerkt noch verdere openheid van zaken wil geven.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.2    Bij de beoordeling van de tijd die is verstreken sinds de feiten waarover wordt geklaagd, dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen, te weten: enerzijds het ten gunste van klagers wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. De raad is met de voorzitter van mening dat de klachten van klagers, die zien op handelen van verweerder in de periode 2003 tot 2007, te laat zijn ingediend. Klagers hebben noch in hun verzetschrift, noch ter zitting omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het lange wachten door klagers met het indienen van een klacht zou moeten worden gerechtvaardigd. Evenmin zijn zij ingegaan op de, nu naar het oordeel van de raad, terechte overweging van de voorzitter dat zij nadat zij in 2011 de formulieren voor de Geschillencommissie Bankzaken uit 2006 hadden gevonden, niet nog eens ruim anderhalf jaar hadden moeten wachten met het doen van hun beklag over verweerder.

4.3    Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. E. Bige, P.J.F.M. de Kerf, C.W.J. Okkerse, L.A.M.J. Pütz, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.